Typering, historie en ligging: Aan de rand van een es, te midden van beekdalgronden gelegen BOERDERIJ van het hallehuistype met langsdeel, een oude bouwplaats genaamd "De Olde Woerd", reeds genoemd in 1513. De huidige boerderij, waarvan delen van een vakwerkskelet in de voorgevel nog zichtbaar zijn, dateert vermoedelijk in hoofdzaak uit de 18de eeuw, met gedeeltelijke vernieuwingen, onder meer in 1850 (achtergevel) en 1924. Van de opstallen is alleen de boerderij zelf monumentwaardig. Plattegrond en opbouw: De boerderij, met de 18e eeuwse houten topgevel aan de voorhuiszijde en een wolfseind aan het achterhuis, bezit een aan beide zijden verhoogd voorhuis met vanuit de nok opgewipt dakvlak, waarbij de rechter zijgeve| het hoogst is opgetrokken en 20e eeuws van datering is (echter wel in kruisverband als de rest van de gevels opgemetseld). De boerderij is voorzien van een gepleisterde plint. Het dak is gedekt met rode oud hollandse pannen. Voorgevel: De voorgevel is voorzien van een uitkragende houten topgevel met windveren, ondersteund door de twee nog aanwezige versierde houten schoren, voortkomend uit het metselwerk. De bijbehorende stijlen zijn gezien de verstoringen van het metselwerk waarschijnlijk verwijderd. Het linker gedeelte van de topgevel is voorzien van oude brede eiken delen, het rechter gedeelte is bij de verhoging vervangen door smalle grenen delen. De gevelopeningen zijn aan de bovenzijde afgesloten met een rollaag, aan de onderzijde (indien toepasselijk) met een in het kozijnvlak liggende strekkenlaag op in het gevelvlak liggende rollaag. De aanwezige luiken zijn van spiegelklampen voorzien. De openingen zijn van links naar rechts als volgt: zes-ruits schuifraam in zwaar rondlopend kozijn met luikensponning en luiken: kloosterkozijn met geprofileerd kalf en luikensponningen boven en onder, vier-ruits boven- en onderraam op verschillende neggediepte, alleen benedenraam met luik: venster (kloosterkozijn) als hiervoor beschreven: ingang met klampdeur, geprofileerd kalf en meer-ruits bovenlicht (19e eeuws): in vanaf de ingang vernieuwd metselwerk een kloosterkozijn in moderne detaillering, verwijzend in maat en indeling naar de oude, zonder luik. Linker zijgevel: In het voorhuis is aanwezig een vier-ruits draairaam en een klein enkelruits draairaam, in het achterhuis een reeks betonnen twee-ruits segmentbogige stalramen. Achtergevel: De gezien de jaartalankers uit 1850 daterende achtergevel, met verschillende bouwsporen, onder meer in de vorm van verhoogde dakranden, bezit in de korfboogvormige deeldeuropening, voorzien van (gepleisterde?) aanzetstenen met de initialen HD en BDS en een sluitsteen met het jaartal 1924, de enige oorspronkelijke opening. De overige openingen zijn later ingebracht. Aan weerszijden bevindt zich een hoog geplaatst gietijzeren segmentbogig vier-ruits stalraam en een gelijkvormig beëindigde staldeur. Links zijn aan weerszijden van de staldeur betonnen stalramen als in zijgevel links geplaatst. Rechter zijgevel: De rechter zijgevel is ter plaatse van het mogelijk in 1924 vernieuwde voorhuis voorzien van een kloosterkozijn, ingang met twee-ruits bovenlicht, kruiskozijn en laag half melkmeisje, alles met viert-ruits raamindeling. Het achterhuis bezit van elk twee segmentboog staldeuren en -ramen. Interieur: Van het interieur kan vermeld worden dat de originele eiken sporenkap met gepende haanhouten nog aanwezig is, evenals de boven de voorhuiskamers doorlopende open kapruimte.