Inleiding

Stadhuis. Door Bartholomeus Drijffhout in 1650 gebouwd in classicistisch barokke vormen, bestaande uit souterrain en bel-etage. Voorgevel in baksteen met middenrisaliet, bekroond door driehoekig fronton, waarin beeldhouwwerk.

Pand, in oorsprong XVII (?), met aan de achterzijde een puntgevel met vlechtingen. Het op de hoek van de Kerksteeg gelegen huis heeft aan de voorzijde een dwars schilddak met hoekschoorstenen.

Een gevelsteen, overblijfsel van het in 1574 afgebrande Weeshuis, dat daarna elders herbouwd werd. Opschrift: "Den Aermen dat ick gaf is myn gheblewen. Dat ick hiele heeft myn beghewen".

Hoekpand Smalle Havenstraat. Dwarshuis van parterre en verdieping met zadeldak tussen puntgevels. Lijstgevels (XIX A) met in de verdieping negenruitsschuiframen. Vrij goed bewaarde onderpui. Belangrijk voor de omgeving van de Grote Kerk.

Een uit IJsselsteen opgetrokken pakhuis (XIX A) met schilddak, waarin hijsluik. Oude kozijnen met luiken. Muurlantaarn XIXd.

Waag. In oorsprong gotische kapel tegen de noordbeuk van de Grote Kerk, bekleed met tuf en voorzien van diagonaal geplaatste hoektoren. Poort, geflankeerd door bakstenen, gebosseerde pilasters en bekroond door een fries met triglyphen en metopen (XVIIa).

Grote Kerk (Ned. Herv.). Driebeukige, in oorsprong gotische hallenkerk, verwoest in 1574, nadien hersteld en driemaal vergroot, totdat het inwendige in 1865 geheel gewijzigd werd.

Toren. Zeer sober en strak bouwwerk, opgetrokken in 1744 door Daniel van Stolk, nadat de oude wegens bouwvalligheid werd afgebroken. Bakstenen romp van drie geledingen met kleine, overhoekse steunberen en rechthoekige nissen.