Omschrijving

In het park 'De Hoge Veluwe' gelegen JACHTHUIS/ BUITENVERBLIJF/ LANDHUIS, onderdeel van de buitenplaats 'Sint Hubertus', naar ontwerp van H.P. Berlage (1914-1920) in opdracht van het echtpaar A.G. Kröller en H.E.L.J. Kröller-Müller. De bouw van het huis is uitgevoerd door de Haagse firma Nederlandsche Aannemings Maatschappij v/h H.F. Boersma. Architect H. van de Velde heeft, na het vertrek van Berlage in 1919, de werkzaamheden voltooid. Naast Berlage en Van de Velde hebben de kunstenaars B. van der Leck en professor A. Hennig uit Bunzlau een belangrijke bijdrage geleverd. B. van der Leck is verantwoordelijk voor de afwerking van de binnenruimten. A. Hennig ontwierp de glas-in-loodramen in de hal. Verschillende beeldhouwwerken zijn vervaardigd door J. Mendes da Costa en behoren tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum.

Het huis bestaat uit een rechthoekig hoofdblok met een toren en twee vleugels. De belangrijkste woonvertrekken bevinden zich in het hoofdblok aan de vijverzijde (zuidwestgevel). Aan de hofzijde bevindt zich de entree aan een achtzijdig binnenhof, omsloten door de noordoostgevel van het hoofdblok, de twee geknikte vleugels, de toegangshekken en het achtergebouw (hondenverblijf, fietsenstalling, berging). De vleugels bevatten de slaap-, logeer- en dienstvertrekken. De binnenhof van het jachthuis is achtzijdig en wordt gevormd door een ruitvormig plein met afgeschuinde hoeken. De hof is bereikbaar via twee hekken. De vloer bestaat uit bakstenen klinkers met langs de gevels, op de vluchtheuvel en de buitenkennel estriken. Centraal in de symmetrische gevel aan de hofzijde bevindt zich op de begane grond de ingang in een inpandig portiek onder een luifel. De gevel op de verdieping ligt terug. Aan weerszijden van de entreepartij bevindt zich een vleugel bestaande uit een bouwlaag, die met een knik de binnenhof omsluit. Centraal in de gevel bevindt zich een fors dakhuis. Aan de uiteinden van de gevels twee knikken die aansluiten op de muren en hekken die vervolgens weer aansluiten op het tegenover de ingang gelegen achtergebouw. In de muren zijn banken en reliëfs aangebracht. Het centrale deel van de symmetrische gevel aan de vijverzijde bestaat uit twee bouwlagen met op de begane grond zeven regelmatig verdeelde vensters met aan weerszijden een uitgebouwde veranda. Het terras tussen de veranda's wordt overkapt door een pergola. Op de verdieping bevinden zich eveneens zeven regelmatig verdeelde vensters met aan weerszijden een balkon, bereikbaar via een deur met zijramen. De gevel wordt afgesloten door een schilddak, waarachter de toren zich bevindt. Aan de kopse kanten van de vijverzijde is een halfronde kamer uitgebouwd, afgesloten door een halfrond dak dat door een lage dakkapelstrook wordt doorbroken. De linkerkamer heeft een hoog in de gevel geplaatste reeks vensters, de rechter heeft omlopende vensters met dezelfde hoogte als die van de huiskamer. De zuidoostgevel is het gedeelte waar zich de voormalige privé vertrekken van het echtpaar Kröller-Müller bevinden. De gevel is, zij het spiegelbeeldig, vrijwel identiek aan de noordwestgevel. Uiterst links bevindt zich een halfronde theekamer gevolgd door de rechte zijde van het hoofdblok met op de begane grond, de in 1918 toegevoegde erker aan de zitkamer van mevrouw. Op de verdieping bevindt zich het brede dakhuis van de voormalige linnenkamer met daarboven de dakkapel van de biljartkamer. Rechts van de rechte gevel van het hoofdblok een hoge bouwmassa met balkon waarna de gevel wand schuin naar voren buigt ter hoogte van de zitkamer van mijnheer. Op de verdieping wederom een breed dakhuis, ditmaal van de vroegere kinderspeelkamer. De gevel buigt weer af, bestaande uit twee bouwlagen met hoekbalkons. De gevel eindigt in een laag, ondiep gedeelte dat aansluit op de muur en het hek die de binnenhof omsluiten. De noordwestgevel is, zij het in spiegelbeeld, vrijwel identiek aan de zuidoostgevel met uiterst links de korte kant die aansluit op de muur en het hek die de binnenhof omsluiten, een korte gevel, de lange gevel met dakhuis schuin ten opzichte van het hoofdblok en het hoofdblok zelf met een dakhuis. Uiterst rechts een halfronde rookkamer. De rijzige toren met vierkante plattegrond wordt afgesloten door een zadeldak. De toren staat ten opzichte van de bouwmassa vrij vanaf niveau 3. Op dat niveau bevindt zich aan de vijverzijde een driezijdig uitgebouwd trappenhuis met aan de zijkanten een driehoekige loggia. Ter hoogte van de niveaus 4 tot en met 6 zijn de gevels ongeleed en blind, met uitzondering van de schoorsteen aan de hofzijde en een smal, doorlopend venster aan de vijverzijde. Ter hoogte van niveau 7 kraagt de toren op de hoeken iets uit en is daar van smalle vensters voorzien. Niveau 8 bevat de torenkamer, voorzien van kleine hoekbalkons en aan alle zijden van glas, behalve ter plaatse van de schoorsteen en de trap. In de topgevel aan de vijverzijde is een gestileerde voorstelling een hertengewei met kruis. De gevels, vooral de oostgevel, hebben te lijden gehad van een mitrailleurbeschieting in september 1944. Het achtergebouw bestaande uit een bouwlaag is voorzien van een rechthoekige plattegrond met twee korte, schuin geplaatste vleugels. Aan de voorzijde is een buitenkennel voor honden omsloten door een hek. Centraal bevinden zich de toegangen tot de binnenkennel met daarboven een klok. Aan weerszijden van het hondenverblijf bevindt zich een berging met aan de achterzijde een autostandplaats. Aan de korte zijden bevindt zich een opening. Aan de vijverzijde bevindt zich een lange bakstenen keermuur met leistenen afdekking, die zich aan weerszijden van het huis uitstrekt met aan de uiteinden daarvan een identiek paviljoen. De paviljoens bestaan uit een lage bakstenen voet en een omlopende vensterstrook die slechts wordt onderbroken door de schoorsteen en de glazen ingangspartij die is georiënteerd op het huis. De paviljoens worden afgesloten door een rond tentdak gedekt met leien. Het interieur vormt samen met het exterieur een totaalconcept, waarbij het ontwerp voor de afwerking van de wanden is vervaardigd door B. van der Leck, het glas-in-loodwerk door A. Hennig en het meubilair zowel door Berlage als Van de Velde.

Waardering

JACHTHUIS/ BUITENVERBLIJF/ LANDHUIS als onderdeel van de buitenplaats 'Sint Hubertus', naar ontwerp van H.P. Berlage in 1914-1916 van bijzonder architectuurhistorisch, cultuurhistorisch en stedenbouwkundig belang:

- wegens de gaafheid,

- wegens de belangrijke plaats die het jachthuis inneemt in de Nederlandse architectuurgeschiedenis,

- wegens de plaats in het oeuvre van de architect Berlage en Van de Velde en de kunstenaars B. van der Leck en A. Hennig

- wegens de kwaliteit van het ontwerp,

- wegens de kwaliteit van het materiaalgebruik,

- wegens de kwaliteit van het interieur en onderdelen,

- wegens de uiting van de verwezenlijking van de kunstzinnige en levensbeschouwelijke aspiraties van de opdrachtgevers.

- wegens de architectuurhistorische waarde van het jachthuis als totaalconcept waarbij het gebouw, de inrichting en de afwerking van het interieur compleet met stoffering, meubilering en accessoires wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur ineen hand is ontworpen en op elkaar is afgestemd.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
530190
Complexnaam
Sint Hubertus
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Omschrijving van het complex

Buitenplaats 'Sint Hubertus' bestaande uit JACHTHUIS (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), DIENSTGEBOUW met WACHTHUISJE en TOEGANGSHEK(3A, 3B en 3C), BRUG (4), POMPHUISJE (5A), TOEGANGSTRAP MET KEERMUUR (5B) en GRAFTEKEN (6) De buitenplaats is gelegen tussen Otterlo en Hoenderloo ten oosten van het Otterlose zand op een moerassig terrein 'De Veentjes' en maakt deel uit van het landgoed Hoenderlo, met uitbreidingen, tegenwoordig het Nationaal Park de Hoge Veluwe.

De buitenplaats 'Sint Hubertus' kwam tot stand in de periode 1916-1920 in opdracht van het echtpaar A.G. Kröller en H.E.L.J. Kröller-Müller als onderdeel van het landgoed de Hoge Veluwe naar ontwerp van H.P. Berlage, (1914-1916) , H. van der Velde (ca. 1920 en 1935) en Mien Ruys (ca 1942).

Het landgoed de Hoge Veluwe is ontstaan vanaf 1909 door het opkopen en samenvoegen van stuifzanden, heidevelden, bossen en schrale bouwgronden door het Rotterdamse fabrikantenechtpaar Hélène Müller (1869-1939) en Anthony G. Kröller (1862-1941). De gronden waren in de eerste plaats bestemd voor de jacht en de ontwikkeling van landbouwgronden. De oude openbare wegen die over de gronden liepen werden afgesloten en op kosten van de heer Kröller omgeleid. Om het nieuw ontstane, ruim 6800 ha grote landgoed kwam een afrastering Nadat de plannen voor een groot huis voor bewoning en huisvesting van de kunstcollectie in Wassenaar niet van de grond kwamen, besloot het echtpaar te kiezen voor een huis op de Veluwe dat alleen geschikt was voor bewoning. Voor de kunstcollectie was inmiddels de bouw van een afzonderlijk museum voorzien. Deze door het echtpaar gecreëerde nieuwe buitenplaats met bijbehorende tuinaanleg fungeerde in de eerste plaats als jachtgebied en buitenverblijf voor de familie en hun gasten. De begrenzing van de buitenplaats beperkt zich tot het huis en de bijbehorende tuinaanleg en de daarin gelegen onderdelen die een functioneel ruimtelijke relatie hebben met het jachthuis. De overige onderdelen van algemeen belang, gelegen op het landgoed de Hoge Veluwe, zijn als aparte objecten beschermd of behoren tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum.

Ten behoeve van de inrichting van het landgoed wist het echtpaar verschillende architecten, kunstenaars en kunstkenners aan zich te binden. Met betrekking tot de buitenplaats 'Sint Hubertus' heeft de architect H.P. Berlage een belangrijke rol gespeeld bij het ontwerp voor het jachthuis en de tuin en het dienstgebouw. Berlage was exclusief in dienst van de firma Müller & Co van 1913 totdat hij ontslag nam in 1919. Hierna werd de Belgische architect H. van de Velde aangetrokken, die het huis voltooide en het ontwerp voor het pomphuisje leverde. Aangezien de bouw van het huis in 1916-1920 grotendeels gereed was, is de invloed van Van de Velde met name merkbaar in de ontwerpen voor het meubilair. Naast Berlage en Van de Velde hebben de kunstschilder B. van der Leck (1876-1985) en A. Hennig en de beeldhouwer J. Mendes da Costa (1863-1939) een belangrijke bijdrage geleverd aan het interieur. B. van der Leck gaf kleuradviezen en verzorgde het schilderwerk. A. Hennig ontwierp de glas-in-loodramen in de hal die vervaardigd zijn door de glazenier G. Heinersdorff van de firma Puhl & Wagner uit Berlijn. Tenslotte heeft de beeldhouwer Mendes da Costa een bijdrage geleverd aan divers beeldhouwwerk, verwerkt in het gebouw en het park.

Het huis was eigendom van de in 1909 opgerichte N.V. Wm. H. Müller & Co's Algemene Exploitatie Maatschappij waardoor, na de economische crisis met als gevolg financiële moeilijkheden, het beheer van alle kunstwerken en de meubilering van het jachthuis in 1928 werd overgedragen aan de Kröller-Müller Stichting. In 1935 werd het gehele landgoed, inclusief jachthuis, verkocht aan de Stichting Het Nationale Park de Hoge Veluwe waarna de Kröller-Müller Stichting het huis ging huren. Het echtpaar heeft het huis bewoond tot hun overlijden, waarna het door de Staat werd gepacht.

Mevrouw Kröller gaf naar alle waarschijnlijkheid de legende van St. Hubertus mee als iconografisch programma voor de bouw van het huis met de bijbehorende symmetrische tuinaanleg. Sint Hubertus leidde voor zijn bekering een werelds leven en was fervent jager. Tijdens een van zijn jachtpartijen verscheen een hert met een kruis in zijn gewei. Hij kwam daardoor tot inkeer en koos een kerkelijke loopbaan. De kunstzinnige en levensbeschouwelijke aspiraties van de opdrachtgevers zijn van grote invloed geweest op de totstandkoming van de buitenplaats en het landgoed.

Het jachthuis naar ontwerp van H.P. Berlage, bevindt zich aan de noordzijde van het landgoed de Hoge Veluwe. Het bakstenen bouwwerk met een hoge middentoren en diagonaal vooruitspringende zijvleugels is gesitueerd aan een grote vijver en wordt geflankeerd door bij de architectuur behorende tuinen. Het interieur is in de oorspronkelijke staat bewaard en vertoont de voor Berlage kenmerkende toepassing van geglazuurde en gekleurde baksteen. Aan de noordoostzijde bevindt zich de entree aan een achtzijdig binnenhof, omsloten door de noordoostgevel van het hoofdblok, de twee geknikte vleugels, de toegangshekken en het achtergebouw (hondenverblijf, fietsenstalling, berging). Aan de waterzijde een lange keermuur met aan de uiteinden een identiek rond paviljoen.

Ten noorden van het huis bevindt zich aan de Apeldoornseweg het dienstgebouw met wachthuisje en hekwerk, gebouwd naar ontwerp van H.P. Berlage aan de meest noordelijke rand van het landgoed. Het bijna U-vormige dienstgebouw heeft een veelhoekig ommuurd voorplein, waarin een klein wachthuisje in dezelfde stijl is opgenomen, alsmede een monumentale dienstingang met toegangshek. Het terrein is afgescheiden van de omgeving door lage en hoge muren en hekwerken, die tevens de verschillende onderdelen met elkaar verbinden. In het dienstgebouw was naast een personeelswoning een koetshuis met paardenstallen, een batterij voor het jachthuis en een bedrijfsruimte ondergebracht. Ontworpen was ook een treinstation, dat haaks op het gebouw was geprojecteerd. Dit station is nooit gerealiseerd.

Het gebied tussen het dienstgebouw en het huis is dicht begroeid met dennenbomen. Aan de noordoostzijde van het dienstgebouw bevindt zich in dit bos, nabij de kruising van de Hertjesweg met het fietspad, het grafteken van het hondje 'Schufterl' (schurkje), de tekkel van mevrouw Kröller-Müller.

In tegenstelling tot het formele symmetrische karakter van de tuinaanleg aan weerszijden van het huis kenmerkt de tuinaanleg buiten de directe omgeving van het huis zich door een landschappelijke aanleg, bestaande uit een open vlakte aan de zuidzijde van het huis waarvan het aanzicht sterk wordt bepaald door de landschappelijk gegraven vijver. De vijver is langgerekt en strekt zich uit naar het zuiden en zuidwesten. De noordzijde van het huis kent een dichte begroeiing bestaande uit bomen waartussen de gebogen lanen. De rechte lanen die leiden naar de toegangshekken van het huis hadden voorheen (circa 1930) eveneens een slingerend verloop.

Aan de laan aan de oostzijde van het huis bevindt zich het 17de-eeuwse beeld Flora van Rombout Verhulst, dat na het overlijden van het echtpaar hier is gesitueerd en om die reden geen onderdeel uitmaakt van de door het echtpaar Kröller-Müller gevormde buitenplaats. Het beeld behoort tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum. Hetzelfde geldt voor de 'meditatietuin' aan de oostzijde van het huis met daarin gesitueerd de Raadsman (1920-1924), een beeld vervaardigd door J. Mendes da Costa in opdracht van mw. Kröller-Müller ter nagedachtenis aan president Steijn. De raadsman, ook wel de 'Filosoof' genoemd, bevond zich oorspronkelijk in de binnentuin van het oudste gedeelte van het Kröller-Müller Museum. Het beeldhouwwerk behoort als object tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum, waardoor het reeds beschermd is als kunstobject.

Rondom de vijver lopen gebogen paden en wegen. Aan de oostzijde van de vijver bevindt zich langs het pad drie banken (oorspronkelijk uit ca. 1920) georiënteerd op het water. De banken bestaan uit horizontale houten delen tussen bakstenen pijlers die tevens als armleuning fungeren. Omstreeks 2006 zijn de banken vervangen en naar oorspronkelijk model gereconstrueerd.

Aan de zuidzijde van de vijver, op enige afstand van de Kronkelweg bevindt zich het pomphuisje (1923) naar ontwerp van H. van de Velde, aan drie zijden omsloten door rododendrons. Het gebouwtje is georiënteerd op en toegankelijk vanaf de Kronkelweg (west) via een recht zandpad met aan de achterzijde (oost) van het gebouw een moerasgebied. Het begin van het zandpad wordt gemarkeerd door een gemetselde bakstenen trap. Het object staat bekend als de 'watertoren', maar is in feite een pomphuisje dat oorspronkelijk door windkracht werd aangedreven. De ijzeren windmolen was van een Amerikaans type. Het huisje had als functie het oppompen van water om het waterpeil van de vijver van het nabijgelegen jachtslot St. Hubertus te regelen. Toen de molen echter overbodig bleek, werd de ijzeren windmolen ontmanteld en bleef het huisje over.

Daar waar de Kronkelweg over de verbindingssloot heengaat bevindt zich de bakstenen brug (1919-1920) naar ontwerp van H.P. Berlage. Het vijvergedeelte aan de westzijde van de brug wordt omsloten door rododendrons. Aan de oostzijde van de brug bevindt zich de langgerekte vijver met aan het hoofdeinde het jachthuis. Berlage ontwierp de brug als een van zijn laatste werken in dienst van de firma Wm H. Müller & Co in Den Haag.

Omgrenzing van het complex

Aan de noordzijde wordt de buitenplaats begrensd door de Apeldoornseweg, aan de oostzijde gedeeltelijk door de Hertjesweg en aan de zuidwestzijde grotendeels door de Kronkelweg. De omgrenzing van de buitenplaats, alsmede de situering van de complexonderdelen staan op de bij de bescherming behorende kaart aangegeven.

Waardering van het complex

De buitenplaats 'Sint Hubertus' is van algemeen cultuur-, architectuur-, en tuinhistorisch belang:

- wegens de ouderdom

- wegens de cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de kunstzinnige en levensbeschouwelijke aspiraties van de opdrachtgevers

- wegens innovatieve waarde als realisatie van een nieuwe buitenplaats in opdracht van een fabrikant

- wegens de architectuurhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor de geschiedenis van de architectuur

- wegens de architectuurhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor het oeuvre van H.P Berlage, H. van de Velde, B. van der Leck en A. Hennig

- wegens de architectuurhistorische waarde als belang wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp

- wegens de architectuurhistorische waarde als belang wegens het bijzondere materiaalgebruik en/of de ornamentiek

- wegens de tuinhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor de geschiedenis van de tuinarchitectuur

- wegens de functioneel-ruimtelijke samenhang tussen de diverse onderdelen van de buitenplaats

- als bijzondere betekenis van de buitenplaats voor het aanzien van een streek

- wegens de gaafheid van het ontwerp, van de samenstellende onderdelen in relatie tot de omgeving

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Landhuis Kastelen, landhuizen en parken Kasteel, buitenplaats oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Apeldoornseweg 258 7351 TA Hoenderloo Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Kastelen, landhuizen en parken Kasteel, buitenplaats Jachthuis/Buitenverblijf/Landhuis
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
I 26 Otterlo
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1914 1916 vervaardiging
Naar boven