Apeldoornseweg 250, Hoenderloo

Inleiding
Het dienstgebouw en het wachthuisje kenmerken zich in tegenstelling tot de stijl van het jachthuis, door een op Frank Lloyd Wright geïnspireerde, sterk horizontaal gerichte hoofdvorm met platte daken en een verzorgde detaillering in metselwerk in combinatie met gepleisterde geveldelen. Thans is het gebouw in gebruik als kantoor van Het Nationale Park De Hoge Veluwe. In de loop der jaren zijn oorspronkelijke elementen verdwenen zoals een deel van de originele vensters en deuren.

Omschrijving
Het DIENSTGEBOUW heeft een ongeveer U-vormige plattegrond en telt één bouwlaag in het middengedeelte en twee bouwlagen in de beide zijvleugels. Alle bouwdelen zijn gedekt met een plat dak met een breed overstek. Op het dak van de garage bevinden zich glaskoepels. De gevels hebben een anderhalfsteens hoog trasraam in verticaal metselwerk, en zijn opgetrokken in meerkleurige baksteen, gemetseld in halfsteensverband. Op de gevelhoeken zijn gestapelde strekken toegepast. De verdiepingsscheiding is gemarkeerd door een rollaag. Het bovenste deel van de gevels is witgepleisterd, op de overgang hiernaar is de gevel met een uitkragende tandlijst tussen rollagen afgezet. In gevels zijn houten en stalen ramen toegepast en houten deuren. De ramen hebben aan de onderzijde lekdorpels in de vorm van betonnen tegels. Aan de bovenzijde worden de ramen met een rollaag afgesloten. De muuropeningen in het witgepleisterde gedeelte hebben rondom eenzelfde lijst van tandlijsten tussen rollagen. De voorgevel van het teruggelegen middenvolume heeft in het midden schuifdeuren (paneeldeuren) met elk een zeshoekig spleetvenster, tussen uitgemetselde pilonen. De deuropening is omgeven door getrapte dagkanten. Aan weerszijden bevinden zich in een iets terugliggend gevelvlak, liggende vensteropeningen met stalen valramen (3 maal vierruits). In beide gevelhoeken zijn entrees in een overhoeks gevelvlak geplaatst. De linker deur is nieuw. De rechter deur is oorspronkelijk, een paneeldeur met glasindeling onder tweeruits bovenlicht. De voorgevel van de rechter vleugel heeft in de eerste bouwlaag drie gekoppelde vierruits ramen evenals in de tweede bouwlaag. De voorgevel van de linkervleugel heeft in de eerste bouwlaag een modern raam en in de tweede bouwlaag een gekoppeld raam zoals rechts. De aan het binnenplein grenzende rechterzijgevel van de linker vleugel heeft hoog in de eerste bouwlaag vier liggende raamopeningen met zesruits stalen ramen. In de tweede bouwlaag bevindt zich een serie houten tweeruits ramen met siermetselwerk-omlijsting. In de derde as van links bevindt zich een laadluik. Boven en rechts van de aansluiting met het centrale volume bevinden zich ook ramen. De naar de binnenplaats gerichte linkerzijgevel van de rechter vleugel is in de eerste bouwlaag blind, en heeft in de tweede bouwlaag een serie vensters omgeven door siermetselwerk. Ook boven de aansluiting van het middenvolume bevinden zich vensters. De rechterzijgevel van de rechter vleugel heeft in de eerste bouwlaag van links naar rechts een vierruits venster, een terugliggende partij afgezet met een latei, een deur en twee vensters, een terugliggende partij, een deur en twee vensters en een terugliggende partij. In de terugliggende gedeelten bevinden zich de dienstwoningen, deze partijen hebben deuren en vensters, waarbij enkele vensters zijn vernieuwd. In de tweede bouwlaag bevinden zich omgeven door siermetselwerk een gekoppeld houten vierruits raam, een vierruits raam, twee maal gekoppelde vierruits ramen, een enkel vierruits raam en twee maal gekoppelde vierruits ramen. De linkerzijgevel van de linker vleugel heeft van links naar rechts in de eerste bouwlaag drie wat hoger in de bouwlaag geplaatste vensters, twee vensters, een klein venster en drie grotere vensters. In de tweede bouwlaag in de linker helft van de gevel bevinden zich vier vensters tussen aan elke zijde een smaller venster. Alle vensteropeningen zijn omgeven door siermetselwerk. De achtergevel heeft in het midden van het iets terugliggende middengedeelte een brede liggende vensteropening met valramen. Rechts bevinden zich twee vensteropeningen met achtruits en zesruits valramen en links een nieuw aangebracht venster. Geheel links bevindt zich nog een wat hoger in de bouwlaag geplaatst venster. Aan weerszijden hebben de hier aansluitende vleugels een rookkanaal dat door het overstek van het dak heen steekt. In de linker zijgevel bevindt zich een raam zoals beschreven. De achtergevel van de linker vleugel heeft in de eerste bouwlaag links een raam en rechts een deur. In de tweede bouwlaag bevinden zich twee ramen met siermetselwerk omgeven. De achtergevel rechts heeft in de eerste bouwlaag schuifdeuren zoals in de voorgevel, onder een 12-ruits bovenlicht. In de tweede bouwlaag bevinden zich drie gekoppelde houten ramen. Het interieur bezit nog oorspronkelijke elementen zoals de in geglazuurde baksteen uitgevoerde wanden, voorzien van een decoratieve bovenrand.

Het WACHTHUISJE is opgetrokken in eenzelfde stijl als het dienstgebouw, en is een klein gebouwtje op rechthoekige grondslag, gedekt door een plat dak met breed overstek. De daklijst en het overstek zijn witgepleisterd. De gevels zijn opgetrokken in meerkleurige baksteen gemetseld in halfsteens verband en hebben een laag trasraam in verticaal metselwerk. Een rollaag deelt de gevel iets boven de helft. Aan weerszijden sluiten dwarsmuurtjes aan. De rechterzijgevel is blind. In het verlengde van de voorgevel sluit hier een laag muurtje aan. De achtergevel heeft in het midden een liggende vensteropening met twintigruits stalen raam, met bakstenen afzaat aan de onderzijde. De bovendorpel sluit tegen de gepleisterde daklijst aan. Rechts van het raam bevinden zich enkele ventilatieopeningen. De linkerzijgevel is blind. In het verlengde van de voorgevel sluit het hekwerk van de dienstentree aan.

Het TOEGANGSHEKWERK is aan de zijde van het park, tussen dienstgebouw en wachthuisje nog oorspronkelijk aanwezig - aan de andere zijde is het gereconstrueerd - en bestaat uit twee grote bakstenen hekpijlers, waartussen zich draaihekken bevinden. Aan weerszijden van deze hekpijlers bevinden zich smeedijzeren vaste hekken tussen gemetselde pijlers. Deze hekwerken sluiten tegen de gevels van wachthuisje en van het dienstgebouw aan. De hekpijlers zijn in baksteen gemetseld, en verlevendigd met trapsgewijze verspringingen in het metselwerk. Op de pijlers liggen dunnen lagen hardsteen ter afsluiting. De twee vleugels zitten vast aan smeedijzeren kolommen, die via tussenhekken met de bakstenen pijlers verbonden zijn. De ijzeren kolommen worden afgesloten met een smalle in het smeedwerk opgenomen lantaarn. De draaihekken en de vaste hekken zijn gevuld met geometrisch smeedwerk. De hekpijlers van de vaste hekken zijn eenvoudiger uitgevoerd. De smeedijzeren hekwerken zijn groen geschilderd.

Waardering
DIENSTGEBOUW, met WACHTHUISJE en TOEGANGSHEK naar ontwerp van Berlage als onderdeel van de buitenplaats 'Sint Hubertus' van algemeen belang:
- van architectuurhistorische waarde als voorbeeld van een dienstwoning met wachthuisje en toegangshek, gebouwd naar ontwerp van Berlage in het begin van de twintigste eeuw. Het dienstgebouw vormt samen met het wachthuisje en het toegangshek één geheel rond een ommuurde binnenhof, en lijkt hierbij op het concept van het jachthuis. Het dienstgebouw en het wachthuis kenmerken zich door Wrightiaanse invloeden en voorts door het gebruik van baksteen in combinatie met pleisterwerk. In gedeelten van de ommuring en in het toegangshekwerk valt het expressieve baksteengebruik op (uitmetselingen) en het decoratieve smeedwerk, waarin lantaarns zijn verwerkt.
- Wegens zorgvuldig materiaalgebruik, constructie en detaillering
- Wegens de ouderdom
- Van stedenbouwkundige waarde als onlosmakelijk en structurerend onderdeel van de buitenplaats 'Sint Hubertus', waarbinnen het dienstgebouw met toegangshek en wachthuisje een belangrijk beeldbepalend element vormen en een van de hoofdtoegangen markeert naar het landgoed.
- Van cultuurhistorische waarde wegens de typologie van het gebouw als dienstgebouw met personeelswoning, koetshuis met paardenstallen, batterij voor het jachthuis en bedrijfsruimte en als zodanig functioneel onderdeel van de buitenplaats 'Sint Hubertus'.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
523555
Complexnaam
Sint Hubertus
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Omschrijving van het complex

Buitenplaats 'Sint Hubertus' bestaande uit JACHTHUIS (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), DIENSTGEBOUW met WACHTHUISJE en TOEGANGSHEK(3A, 3B en 3C), BRUG (4), POMPHUISJE (5A), TOEGANGSTRAP MET KEERMUUR (5B) en GRAFTEKEN (6) De buitenplaats is gelegen tussen Otterlo en Hoenderloo ten oosten van het Otterlose zand op een moerassig terrein 'De Veentjes' en maakt deel uit van het landgoed Hoenderlo, met uitbreidingen, tegenwoordig het Nationaal Park de Hoge Veluwe.

De buitenplaats 'Sint Hubertus' kwam tot stand in de periode 1916-1920 in opdracht van het echtpaar A.G. Kröller en H.E.L.J. Kröller-Müller als onderdeel van het landgoed de Hoge Veluwe naar ontwerp van H.P. Berlage, (1914-1916) , H. van der Velde (ca. 1920 en 1935) en Mien Ruys (ca 1942).

Het landgoed de Hoge Veluwe is ontstaan vanaf 1909 door het opkopen en samenvoegen van stuifzanden, heidevelden, bossen en schrale bouwgronden door het Rotterdamse fabrikantenechtpaar Hélène Müller (1869-1939) en Anthony G. Kröller (1862-1941). De gronden waren in de eerste plaats bestemd voor de jacht en de ontwikkeling van landbouwgronden. De oude openbare wegen die over de gronden liepen werden afgesloten en op kosten van de heer Kröller omgeleid. Om het nieuw ontstane, ruim 6800 ha grote landgoed kwam een afrastering Nadat de plannen voor een groot huis voor bewoning en huisvesting van de kunstcollectie in Wassenaar niet van de grond kwamen, besloot het echtpaar te kiezen voor een huis op de Veluwe dat alleen geschikt was voor bewoning. Voor de kunstcollectie was inmiddels de bouw van een afzonderlijk museum voorzien. Deze door het echtpaar gecreëerde nieuwe buitenplaats met bijbehorende tuinaanleg fungeerde in de eerste plaats als jachtgebied en buitenverblijf voor de familie en hun gasten. De begrenzing van de buitenplaats beperkt zich tot het huis en de bijbehorende tuinaanleg en de daarin gelegen onderdelen die een functioneel ruimtelijke relatie hebben met het jachthuis. De overige onderdelen van algemeen belang, gelegen op het landgoed de Hoge Veluwe, zijn als aparte objecten beschermd of behoren tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum.

Ten behoeve van de inrichting van het landgoed wist het echtpaar verschillende architecten, kunstenaars en kunstkenners aan zich te binden. Met betrekking tot de buitenplaats 'Sint Hubertus' heeft de architect H.P. Berlage een belangrijke rol gespeeld bij het ontwerp voor het jachthuis en de tuin en het dienstgebouw. Berlage was exclusief in dienst van de firma Müller & Co van 1913 totdat hij ontslag nam in 1919. Hierna werd de Belgische architect H. van de Velde aangetrokken, die het huis voltooide en het ontwerp voor het pomphuisje leverde. Aangezien de bouw van het huis in 1916-1920 grotendeels gereed was, is de invloed van Van de Velde met name merkbaar in de ontwerpen voor het meubilair. Naast Berlage en Van de Velde hebben de kunstschilder B. van der Leck (1876-1985) en A. Hennig en de beeldhouwer J. Mendes da Costa (1863-1939) een belangrijke bijdrage geleverd aan het interieur. B. van der Leck gaf kleuradviezen en verzorgde het schilderwerk. A. Hennig ontwierp de glas-in-loodramen in de hal die vervaardigd zijn door de glazenier G. Heinersdorff van de firma Puhl & Wagner uit Berlijn. Tenslotte heeft de beeldhouwer Mendes da Costa een bijdrage geleverd aan divers beeldhouwwerk, verwerkt in het gebouw en het park.

Het huis was eigendom van de in 1909 opgerichte N.V. Wm. H. Müller & Co's Algemene Exploitatie Maatschappij waardoor, na de economische crisis met als gevolg financiële moeilijkheden, het beheer van alle kunstwerken en de meubilering van het jachthuis in 1928 werd overgedragen aan de Kröller-Müller Stichting. In 1935 werd het gehele landgoed, inclusief jachthuis, verkocht aan de Stichting Het Nationale Park de Hoge Veluwe waarna de Kröller-Müller Stichting het huis ging huren. Het echtpaar heeft het huis bewoond tot hun overlijden, waarna het door de Staat werd gepacht.

Mevrouw Kröller gaf naar alle waarschijnlijkheid de legende van St. Hubertus mee als iconografisch programma voor de bouw van het huis met de bijbehorende symmetrische tuinaanleg. Sint Hubertus leidde voor zijn bekering een werelds leven en was fervent jager. Tijdens een van zijn jachtpartijen verscheen een hert met een kruis in zijn gewei. Hij kwam daardoor tot inkeer en koos een kerkelijke loopbaan. De kunstzinnige en levensbeschouwelijke aspiraties van de opdrachtgevers zijn van grote invloed geweest op de totstandkoming van de buitenplaats en het landgoed.

Het jachthuis naar ontwerp van H.P. Berlage, bevindt zich aan de noordzijde van het landgoed de Hoge Veluwe. Het bakstenen bouwwerk met een hoge middentoren en diagonaal vooruitspringende zijvleugels is gesitueerd aan een grote vijver en wordt geflankeerd door bij de architectuur behorende tuinen. Het interieur is in de oorspronkelijke staat bewaard en vertoont de voor Berlage kenmerkende toepassing van geglazuurde en gekleurde baksteen. Aan de noordoostzijde bevindt zich de entree aan een achtzijdig binnenhof, omsloten door de noordoostgevel van het hoofdblok, de twee geknikte vleugels, de toegangshekken en het achtergebouw (hondenverblijf, fietsenstalling, berging). Aan de waterzijde een lange keermuur met aan de uiteinden een identiek rond paviljoen.

Ten noorden van het huis bevindt zich aan de Apeldoornseweg het dienstgebouw met wachthuisje en hekwerk, gebouwd naar ontwerp van H.P. Berlage aan de meest noordelijke rand van het landgoed. Het bijna U-vormige dienstgebouw heeft een veelhoekig ommuurd voorplein, waarin een klein wachthuisje in dezelfde stijl is opgenomen, alsmede een monumentale dienstingang met toegangshek. Het terrein is afgescheiden van de omgeving door lage en hoge muren en hekwerken, die tevens de verschillende onderdelen met elkaar verbinden. In het dienstgebouw was naast een personeelswoning een koetshuis met paardenstallen, een batterij voor het jachthuis en een bedrijfsruimte ondergebracht. Ontworpen was ook een treinstation, dat haaks op het gebouw was geprojecteerd. Dit station is nooit gerealiseerd.

Het gebied tussen het dienstgebouw en het huis is dicht begroeid met dennenbomen. Aan de noordoostzijde van het dienstgebouw bevindt zich in dit bos, nabij de kruising van de Hertjesweg met het fietspad, het grafteken van het hondje 'Schufterl' (schurkje), de tekkel van mevrouw Kröller-Müller.

In tegenstelling tot het formele symmetrische karakter van de tuinaanleg aan weerszijden van het huis kenmerkt de tuinaanleg buiten de directe omgeving van het huis zich door een landschappelijke aanleg, bestaande uit een open vlakte aan de zuidzijde van het huis waarvan het aanzicht sterk wordt bepaald door de landschappelijk gegraven vijver. De vijver is langgerekt en strekt zich uit naar het zuiden en zuidwesten. De noordzijde van het huis kent een dichte begroeiing bestaande uit bomen waartussen de gebogen lanen. De rechte lanen die leiden naar de toegangshekken van het huis hadden voorheen (circa 1930) eveneens een slingerend verloop.

Aan de laan aan de oostzijde van het huis bevindt zich het 17de-eeuwse beeld Flora van Rombout Verhulst, dat na het overlijden van het echtpaar hier is gesitueerd en om die reden geen onderdeel uitmaakt van de door het echtpaar Kröller-Müller gevormde buitenplaats. Het beeld behoort tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum. Hetzelfde geldt voor de 'meditatietuin' aan de oostzijde van het huis met daarin gesitueerd de Raadsman (1920-1924), een beeld vervaardigd door J. Mendes da Costa in opdracht van mw. Kröller-Müller ter nagedachtenis aan president Steijn. De raadsman, ook wel de 'Filosoof' genoemd, bevond zich oorspronkelijk in de binnentuin van het oudste gedeelte van het Kröller-Müller Museum. Het beeldhouwwerk behoort als object tot de kunstcollectie van het Kröller-Müller Museum, waardoor het reeds beschermd is als kunstobject.

Rondom de vijver lopen gebogen paden en wegen. Aan de oostzijde van de vijver bevindt zich langs het pad drie banken (oorspronkelijk uit ca. 1920) georiënteerd op het water. De banken bestaan uit horizontale houten delen tussen bakstenen pijlers die tevens als armleuning fungeren. Omstreeks 2006 zijn de banken vervangen en naar oorspronkelijk model gereconstrueerd.

Aan de zuidzijde van de vijver, op enige afstand van de Kronkelweg bevindt zich het pomphuisje (1923) naar ontwerp van H. van de Velde, aan drie zijden omsloten door rododendrons. Het gebouwtje is georiënteerd op en toegankelijk vanaf de Kronkelweg (west) via een recht zandpad met aan de achterzijde (oost) van het gebouw een moerasgebied. Het begin van het zandpad wordt gemarkeerd door een gemetselde bakstenen trap. Het object staat bekend als de 'watertoren', maar is in feite een pomphuisje dat oorspronkelijk door windkracht werd aangedreven. De ijzeren windmolen was van een Amerikaans type. Het huisje had als functie het oppompen van water om het waterpeil van de vijver van het nabijgelegen jachtslot St. Hubertus te regelen. Toen de molen echter overbodig bleek, werd de ijzeren windmolen ontmanteld en bleef het huisje over.

Daar waar de Kronkelweg over de verbindingssloot heengaat bevindt zich de bakstenen brug (1919-1920) naar ontwerp van H.P. Berlage. Het vijvergedeelte aan de westzijde van de brug wordt omsloten door rododendrons. Aan de oostzijde van de brug bevindt zich de langgerekte vijver met aan het hoofdeinde het jachthuis. Berlage ontwierp de brug als een van zijn laatste werken in dienst van de firma Wm H. Müller & Co in Den Haag.

Omgrenzing van het complex

Aan de noordzijde wordt de buitenplaats begrensd door de Apeldoornseweg, aan de oostzijde gedeeltelijk door de Hertjesweg en aan de zuidwestzijde grotendeels door de Kronkelweg. De omgrenzing van de buitenplaats, alsmede de situering van de complexonderdelen staan op de bij de bescherming behorende kaart aangegeven.

Waardering van het complex

De buitenplaats 'Sint Hubertus' is van algemeen cultuur-, architectuur-, en tuinhistorisch belang:

- wegens de ouderdom

- wegens de cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van de kunstzinnige en levensbeschouwelijke aspiraties van de opdrachtgevers

- wegens innovatieve waarde als realisatie van een nieuwe buitenplaats in opdracht van een fabrikant

- wegens de architectuurhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor de geschiedenis van de architectuur

- wegens de architectuurhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor het oeuvre van H.P Berlage, H. van de Velde, B. van der Leck en A. Hennig

- wegens de architectuurhistorische waarde als belang wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp

- wegens de architectuurhistorische waarde als belang wegens het bijzondere materiaalgebruik en/of de ornamentiek

- wegens de tuinhistorische waarde als bijzonder belang van de buitenplaats voor de geschiedenis van de tuinarchitectuur

- wegens de functioneel-ruimtelijke samenhang tussen de diverse onderdelen van de buitenplaats

- als bijzondere betekenis van de buitenplaats voor het aanzien van een streek

- wegens de gaafheid van het ontwerp, van de samenstellende onderdelen in relatie tot de omgeving

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Dienstwoning(K4) Woningen en woningbouwcomplexen Dienstwoning(K) oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Apeldoornseweg 250 7351 TA Hoenderloo Ja
Apeldoornseweg 256 7351 TA Hoenderloo
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
I 54 Otterlo
I 155 Otterlo
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1917 1917 vervaardiging
Naar boven