Akulaan 2, Ede

Omschrijving onderdeel 2: WESTVLEUGEL met POORTGEBOUW.

Inleiding

De grote L-vormige westvleugel van de KUNSTZIJDEFABRIEK (aangeduid onder nummer 2 op bijbehorende kaart) is in 1928 in één bouwfase gerealiseerd naar ontwerp van de voormalige genieofficier jhr. J.M. van den Bosch, werkzaam op de Centrale Bouwafdeling Enka. Van den Bosch was tevens verantwoordelijk voor het ontwerp van het oude carré, waarvan de noordwestelijke hoektoren uit 1919-1922 is opgenomen als onderdeel van het nieuwe poortgebouw. Alle ijzerconstructies werden geleverd door Henri Pélerin van de "Ateliers de Construction" uit het Belgische Courcelles (Wallonië), die als constructeur verantwoordelijk was voor de indertijd vernieuwende ijzerwerken van de achter de gevels gelegen shedbouw. De totale bouwkosten werden geraamd op 300.000,= gulden. De westvleugel is opgetrokken in een indertijd vrij gebruikelijke fabrieksarchitectuur, gekenmerkt door een rationele opzet met strak horizontaal en verticaal gelede gevels. Deze zijn over het algemeen vrij sober uitgevoerd, alhoewel met name in de detaillering enige invloeden zijn aan te wijzen vanuit het Expressionisme en de Art Déco. Aan een deel van de westelijke buitengevel is in 1941 in verband met de productie van melkwol een langgerekte aanbouw gerealiseerd, eveneens naar ontwerp van Van den Bosch. De westvleugel sluit in het zuiden aan op een oost-west georiënteerd magazijn uit 1925 (later bedrijfsbrandweer), dat buiten de bescherming valt.

De nieuwe vleugel bleek noodzakelijk daar de fabriek vrijwel onmiddellijk na de oplevering alweer als te klein werd beschouwd. Het aantal medewerkers kon door deze uitbreiding in 1929 stijgen tot maar liefst 5.200 mensen. De Nederlandse Kunstzijdefabriek begon hierdoor op wereldschaal behoorlijk mee te tellen. Deze vleugel werd oorspronkelijk vooral gebouwd ten behoeve van de strengenproductie, diende tijdens de oorlogsjaren voor de productie van melkwol, en van 1947 tot 1998 was hier de bekende Enka-sponzenafdeling ondergebracht. Aan de zuidzijde lag een kammerij, alwaar aanvankelijk de melkwol een verdere bewerking kreeg. Toen de productie van melkwol na de oorlog niet meer werd gecontinueerd, is de kammerij toch nog lang operationeel gebleven, vanwege een groot tekort aan wolkammerijen na de oorlog. In het poortgebouw werden o.a. de kantoren ondergebracht.

Omschrijving

De westvleugel is samengesteld uit twee haaks op elkaar staande bouwvolumes die een L-vormig grondplan beslaan. Tesamen met een derde, niet-beschermd bouwvolume wordt een groot, rechthoekig en groen binnenplantsoen omsloten. Daarmee wordt voortgeborduurd op de ruimtelijke karakteristiek van het aangrenzende carré, waar ook een binnenplaats aanwezig was.

Het binnenplantsoen wordt doorkruist met diverse fabrieksstraten, veelal verhard met klinkers en Stelcon-platen. Belangrijkste lijn is de noord-zuidas, die vanaf het poortgebouw naar het voormalige waterbassin leidt. Van oudsher werden westvleugel en plantsoen in oost-west richting ook doorkruist met diverse, van het centrale spoorwegemplacement afgetakte spoorlijnen. Hiervoor zijn in de westvleugel (evenals het carré) diverse, veelal overdekte doorgangen in de bouwmassa uitgespaard, zodat goederentreinen tot bij het ketelhuis konden naderen. Ook in het architectonisch concept van de westvleugel met poortgebouw wordt voortgeborduurd op het oude carré. Karakteristiek is het onderscheid dat bestaat tussen de representatieve en streng gelede bakstenen buitengevelwanden, die het grootse deel van deze westvleugel omkaderen, en de daarachter opgesloten bedrijfshallen onder zaagdaken.

De buitengevelwanden van de in kruisverband opgemetselde bedrijfshallen tonen een streng alternerend stelsel van muurdammen en spaarnissen, waarin per travee vier vensters (oorspronkelijk donkerkleurige negenruiters met valramen) omsloten worden. De gevels worden horizontaal geleed en verlevendigd met een decoratief gemetselde muizentandlijst en een betonnen daklijst die de gevels afsluit. Voor een verticale geleding zorgen verschillende (hoek-)lisenen, die door deze lijst heen schieten en bekroond worden met een betonnen piramidekop. Aan het binnenplantsoen ontbreekt deze façade en is zichtbaar dat de opbouw van de bedrijfshallen uit 21 aaneengeschakelde zaagdaken bestaat. Elk zaagdak is samengesteld uit een lang, op het zuiden georiënteerd dakvlak, gedekt met geoxideerde Tuile-du-Nord pannen, en een kort beglaasd dakvlak, gericht op het noorden voor een egale verlichting van het interieur. Zakgoten wateren af aan de binnenplaatszijde. Gevels wederom geleed middels muurdammen en spaarnissen en bekroond met de asymmetrische topgevels van de sheddaken, uitgevoerd met licht overstek, rustend op witte klossen en afgewerkt met windveren. De constructie van de bedrijfshallen bestaat uit een indertijd geavanceerd systeem van geklonken en met schroefbouten verbonden zwevende vakwerkspanten van elk 7,5 meter lang die ter plaatse van de top, en niet ter plaatse van de voetpunten, extra worden ondersteund door dwarsgeplaatste vollewand vakwerkliggers in combinatie met diverse gewalste onderslagbalken. Deze nieuwe constructie maakte zowel in de langs- als in de dwarsrichting de aanwezigheid van extra ondersteunende kolommen grotendeels overbodig. De hele vakwerkconstructie hoefde daardoor in de vrij brede hallen slechts op één punt met een extra rij ijzeren kolommen te worden ondersteund, waardoor de bedrijfsruimten optimaal konden worden ingedeeld. Saillant detail vormen de horizontale profielijzereinden van de constructie die aan de binnenplaatszijde als "extensions future" door de bakstenen gevel heen steken. Houten dakbeschot en gordingen aan de binnenzijde afgewerkt met steengaas voorzien van een witte pleisterlaag voor optimaal lichttransport. De constructie van de platgedekte en van een lichtstraat voorziene noordwestelijke aanbouw uit 1941 (melkwolproductie) bestaat echter uit een gewapend betonskelet, omdat de chemische dampen van de hier gehanteerde chemicaliën zich slecht zouden verdragen met een ijzeren vakwerkconstructie.

Het platgedekte poortgebouw wordt gevormd door de oude noordwestelijke hoektoren van het carré en een nieuw gebouwde pendant met middendeel. Het poortgebouw heeft een betonen casco en dito vloeren met in kruisverband opgemetselde bakstenen gevels. Middendeel enigszins verhoogd en licht risalerend, overigens geaccentueerd en verlevendigd middels de toepassing van diverse expressieve details in beton en metselwerk. De hoeklisenen steken boven de dakrand uit en zijn evenals de dakrand voorzien van betonnen dekplaten. Op de lisenen smalle, overhoeks uitgemetselde verticale banden, waarop zich oorspronkelijk vlaggenmasten bevonden. Centraal in het middendeel de rondboogvormige poort, omzoomd met een betonnen boog, met aan weerszijden portiersloges onder rondlopend betondak met licht overstek. Monumentale, smeedijzeren poorthekwerk verwijderd. Links en rechts van de entree zijn jubileumlantarens geplaatst, links met het jaar van oprichting "1922" en rechts "1947". Boven de poort zijn een brede betonnen waterlijst aangebracht en twee rijen rechtgesloten vensters waarboven zich een leeg casement bevindt. Hierin stonden oorspronkelijk de letters "ENKA". Huidige letters, op het dak, pas recentelijk aangebracht. Lagere vierlaagse zijtorens drie traveeën lang en diep, van elkaar gescheiden door gemetselde lisenen. Elke travee omsluit per verdieping twee rechtgesloten vensters (oorspronkelijk donkerkleurige tweedelige ramen met vierruitsbovenlicht). Overige detaillering overeenkomend, maar soberder. De indeling van het interieur in grote lijnen onveranderd. Vestibule met plaquette: "1922 - 20 JANUARI 1947 / TER GELEGENHEID VAN HET / 25 JARIG BESTAAN / VAN DE FABRIEK EDE / WERDEN DE DIRECTIE / TWEE BRONZEN LANTAARNS / AANGEBODEN / DOOR HET GEZAMENLIJKE PERSONEEL". De centrale hal op de begane grond heeft een zwart-wit geblokte marmeren tegelvloer en een met witgeaderd rood marmer omkaderde witmarmeren wandbekleding. Gang belegd met voor eind jaren twintig karakteristieke polychrome mozaïekvloer.

Waardering

De westvleugel met poortgebouw van de KUNSTZIJDEFABRIEK met achtergelegen plantsoen is van algemeen belang:

- het object heeft cultuurhistorische waarden als bijzondere uitdrukking van de sedert de jaren twintig van de twintigste eeuw explosief toegenomen vraag naar viscoseproducten, als vooraanstaande exponent van de tweede industriële revolutie, en omwille van het belang voor de typologische ontwikkeling van fabrieksgebouwen;

- het object heeft architectuur- en bouwhistorische waarden vanwege de toegepaste constructietechniek met geklonken zwevende vakwerkspanten, vanwege de grote schaal waarin zaagdaken zijn toegepast, en vanwege de esthetische kwaliteiten van met name het poortgebouw met de hierin toegepaste ornamentiek, detaillering en bewaard gebleven interieurelementen;

- het object heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarden vanwege de functionele situering op de grondwaterrijke en per spoor goed bereikbare voormalige Schraaljammerheide, vanwege de samenhang met de overige opstallen en de van oudsher (onder-)door het object lopende spoorwegen en fabrieksstraten, en als beeldbepalend onderdeel van de historische bebouwing aan de zuidzijde van de spoorlijn Arnhem-Utrecht;

- tenslotte heeft het object zeldzaamheidswaarde als het laatste grootschalige fabrieksgebouw dat er in Nederland van de historische kunstzijde-industrie resteert.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
527064
Complexnaam
ENKA-complex
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Complex0mschrijving

Inleiding

Ten zuiden van de spoorlijn Arnhem-Utrecht gelegen KUNSTZIJDEFABRIEK, opgericht als de "N.V. Nederlandsche Kunstzijdefabriek", in de volksmond kortweg "Enka" genoemd. De geschiedenis van de Nederlandse kunstzijdeproductie kreeg een formeel begin op 8 mei 1911, toen op initiatief van scheikundeleraar dr. J.C. Hartogs in Arnhem de eerste kunstzijdefabriek werd opgericht. Hij introduceerde een nieuw procédé, waarbij uit de chemische reactie tussen gezwavelde cellulose en loog een viscosestroop ontstond, die verhardde wanneer ze door een zuurbad werd geleid en een draad gesponnen kon worden met vergelijkbare eigenschappen als zijde. De kunstzijde bleek een gewild product met veel toepassingsmogelijkheden, waardoor elders alras nieuwe fabrieken werden gebouwd, zoals te Breda en Nijmegen. De Enka-Arnhem besloot uit concurrentieoverwegingen een vier keer zo grote fabriek in Ede te gaan bouwen, waar ruime hoeveelheden zacht water, een gunstig plaatselijk loonpeil en een goed bereikbare locatie aan de spoorlijn Utrecht-Arnhem op goedkope grond (vml. Schraaljammerheide) voorhanden waren.

In 1919 liet dr. Hartogs de genieofficier Van den Bosch een eerste fabriek bouwen, destijds voor 2000 werknemers. Na diverse grote uitbreidingen, voornamelijk in 1925 en 1928, steeg het bebouwde oppervlak tot ruim 85.000 m² en groeide het aantal werknemers gestaag naar maar liefst 5.200 personen, waarmee de fabriek werd beschouwd als de grootste van Nederland. In enkele bouwfasen was een grootschalig complex neergezet dat gekenmerkt werd door een zeer planmatige opzet en efficiënte indeling. In januari 1922 startte de productie in Ede. De werkzaamheden bestonden uit een nat, chemisch proces en een aantal droge nabewerkingen zoals twijnen, conen en krimpen van de draden, waarna het product op spoelen, scheerbomen of cones naar de klant kon. Om minder afhankelijk te worden van de conjunctuurgevoelige textielbranche streefde men na de oorlog naar productdifferentiatie, getuige de productie van bijvoorbeeld viscosesponzen. Door fusies ging Enka op in de Algemene Kunstzijde Unie (AKU), en later AKZO en AKZO-NOBEL. O.a. wegens de toenemende concurrentie uit de lage-lonenlanden en de opkomst van goedkopere alternatieven voor viscose, moesten vele kunstzijdefabrieken hun deuren sluiten. De Enka staakte haar productie op 30 september 2002. Gedurende de 80 actieve jaren werden in Ede verschillende, later gepatenteerde uitvindingen gedaan (o.a. spinpomp), die van groot belang bleken voor de productie en verdere ontwikkeling van viscoseproducten. Door alle bedrijfssluitingen was Ede lange tijd de enige Nederlandse fabriek die nog viscosegaren maakte voor de textielindustrie. Thans is van de grote Nederlandse kunstzijdefabrieken alleen in Ede veel oorspronkelijke bebouwing bewaard gebleven.

Het bedrijf had vooral behoefte aan vrouwen en meisjes, die de voorkeur genoten voor het vele fijne werk. Zij konden niet ter plaatse worden geworven en moesten van ver weg worden aangevoerd. Er werd daarom een bedrijfsautobusdienst opgericht, de "N.V. tot de exploitatie van autobussen" (E.V.A.), die met in totaal 39 bussen en dagelijkse pendeldiensten op 120 bestemmingen uitgroeide tot de grootste busmaatschappij van Nederland. Omstreeks 1925 werden daarvoor garagefaciliteiten ten westen van de fabriek gebouwd, later uitgebreid met carrosserieafdeling, spuiterij, onderhoudswerkplaats en magazijn. Gelijktijdig kwamen er eind jaren twintig dagelijks ook nog 2000 meisjes naar Ede met speciale treinen uit Arnhem, Nijmegen, Utrecht en Amersfoort. Geschoolde, meest mannelijke werknemers werden in Ede gehuisvest. Gezinnen, bij voorkeur met veel dochters, werd huisvesting aangeboden. Enige tijd werden er in de omgeving diverse pensions speciaal voor meisjes ingericht. Voor de huisvesting van de vele nieuwkomers richtte de gemeente in 1919 de woningbouwvereniging "Vooruit" op, initiatiefnemer van het bekende, in de nabijheid gerealiseerde gelijknamige tuindorp, dat oorspronkelijk 300 woningen telde voor Enka-werknemers en hun gezinnen. Van meet af aan probeerde de Enka een sociaal vangnet te bieden, met redelijke beloningen en veel secundaire voorwaarden, zoals uitvoerige ondersteuning van het verenigingsleven, aandacht voor scholing en een eigen medische dienst. Ongevallen met dodelijke afloop in 1925 leidden het begin van de vrijwillige reddingsbrigade in, onder leiding van Dokter Heimans, een pionier in de bedrijfsartsenij. Hij werd een centrale figuur in het bedrijf en leverde een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden. De ENKA had reeds lang voor het tot stand komen van de Ziektewet in 1930 een eigen ziekengeldvoorziening. Ook het begrip pensioen bestond in een wat patriarchale vorm al sinds 1917 en kreeg in 1929 een definitieve vorm door oprichting van het Enka Pensioenfonds. Er waren fabriekscommissies om de wensen, ideeën en klachten van de medewerkers door te geven. Voor de medewerkers ontstond een grote reeks van Enka-verenigingen, waaronder een mandolineclub, toneelvereniging, inkoopverenging, biljartclub, wielerclub, kaatsclub, turnvereniging, speeltuinvereniging en het bekende Enka Mannenkoor. Al deze verenigingen zagen tussen 1925 en 1927 het licht en het bedrijf verleende in ruime mate faciliteiten. De verenigingen kregen het inmiddels overbodige pension de Reehorst als verenigingsgebouw toegewezen, later verbouwd tot veelzijdig recreatiecentrum. In 1955 werd voetbalvereniging de Rayontrappers opgericht, later herdoopt tot Blauw-Geel, de kleuren van de A.K.U.. Ook stichtte de Enka bijzondere lagere scholen en een middelbare school en werd het Enka-bad gebouwd, gevuld met warm water uit de fabriek.

De vroegste bebouwing van het fabrieksterrein bestond uit een carré van vier gesloten en naar binnen gekeerde vleugels rondom een open binnenplaats. Op de hoeken vier forse torens, de toegangspoort oorspronkelijk in het midden van de westgevel. De uitbreidingen omvatten o.a. een groot bouwblok ten westen van dit carré, samengesteld uit drie eveneens gesloten vleugels rondom een tweede binnenplaats. Door deze uitbreiding kwam de centrale toegang, in de vorm van een groot poortgebouw, aan de noordzijde bij het spoor te liggen, waar de fabriek zich door de torens en strak gelede gevelwanden als een moderne industriële vesting presenteerde. In 1928 werd het uit 1922 stammende en binnen het carré gelegen ketelhuis uitgebreid, waardoor de basis van de beeldbepalende schoorsteen ingebouwd raakte. In 1928 en 1941 werden in totaal drie transformatorhuisjes gebouwd waarvan de oudste drie schoorstenen heeft. Ten westen van het fabrieksterrein, aan de toegangsweg, verschenen in 1925 vier dubbele portierswoningen. Deze woningen sloten de garages in, die in 1925 waren gebouwd als onderkomen voor de bedrijfsbusonderneming.

Omschrijving

Het beschermde deel van de KUNSTZIJDEFABRIEK op het circa 40 hectare grote fabrieksterrein bestaat uit acht onderdelen: 1. Een op de binnenplaats van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN uit 1922, aangeduid onder nummer 1 op bijbehorende kaart; 2. Een grote L-vormige westvleugel van de KUNSTZIJDEFABRIEK, die in 1928 in één bouwfase werd gerealiseerd. Van het oude fabriekscarré werd de noordwestelijke hoektoren uit 1919-1922 opgenomen als onderdeel van het nieuwe poortgebouw. De westvleugel omsloot een groot, rechthoekig en groen binnenplantsoen, waarmee werd voortgeborduurd op de ruimtelijke karakteristiek van het oude fabriekscarré, waar ook een binnenplaats aanwezig was. Aangeduid onder nummer 2 op bijbehorende kaart; 3. Een aan de zuidzijde van het oude fabriekscarré gelegen FABRIEKSSCHOORSTEEN, opgetrokken in 1927, aangeduid onder nummer 3 op bijbehorende kaart; 4. Een ten zuiden van de westvleugel gelegen bitterzoutmagazijn (MAGAZIJN) uit 1926, aangeduid onder nummer 4 op bijbehorende kaart, met aftakkend spoortracee; 5. Een vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1938, in de vorm van een ZITBANK, aangeduid onder nummer 5 op bijbehorende kaart; 6. Een eveneens vóór de westvleugel aan het spoor gelegen GEDENKTEKEN uit 1947, in de vorm van een FONTEIN met waterbak en omringende aanleg, aangeduid onder nummer 6 op bijbehorende kaart; 7. Een op het binnenplantsoen van de westvleugel gesitueerd gebouw van de geneeskundige dienst (EERSTE-HULPPOST) uit 1948. Aan de oostgevel is een GEDENKTEKEN bevestigd ter nagedachtenis aan in de oorlog omgekomen medewerkers, aangeduid onder nummer 7 op bijbehorende kaart; 8. Een voormalig was-, kleed- en schaftlokaal (WASINRICHTING, KLEEDGELEGENHEID, KANTINE), uit 1951. Het gebouw is gelegen op de binnenplaats van het oude fabriekscarré en via loopbruggen verbonden met de voormalige productiegebouwen en is aangeduid onder nummer 8 op bijbehorende kaart.

Van groot belang op het fabrieksterrein waren alle aan- en afvoerlijnen voor het transport van brandstoffen, grondstoffen en eindproducten. Daartoe dienden verscheidene fabrieksstraten, later belegd met Stelcon-platen, die de vestingachtige opstallen met elkaar verbonden en de open binnenplaatsen doorsneden. Verder waren vanaf het nabijgelegen stationsemplacement diverse spoorlijnen afgetakt opdat goederenwagons tot in het hart van de aanleg konden doordringen. Omdat het bij latere uit- of inbreidingen belangrijk was deze infrastructurele lijnen open te houden werden ze vaak in de vorm van straat- of spooroverbouwingen gerealiseerd. Daarnaast bepaalden verscheidene, tussen gebouwen opgezette transportsystemen en buizenstelsels (luchtafzuiging e.d.) voor een groot deel het karakter van de openbare ruimte op het fabrieksterrein.

Waardering

De voormalige "ENKA" KUNSTZIJDEFABRIEK is van algemeen belang. Het complex heeft cultuurhistorische waarden:

- als vroege exponent van de tweede industriële revolutie, gekenmerkt door een overgang naar chemisch bereide grondstoffen, een verwetenschappelijking van de productieprocessen, een rationalisatie van de arbeidsorganisatie en aandacht voor zaken als veiligheid, gezondheid en hygiëne. Dit kwam tot uitdrukking in de grote omvang, planmatige opzet, bouwwijze, architectuur en inrichting van de diverse fabrieksgebouwen, die tesamen een nieuwe fase in de Nederlandse economische ontwikkeling markeren, waarvan maar weinig andere voorbeelden bewaard zijn gebleven;

- als prominente vertegenwoordiger van de Nederlandse kunstzijde-industrie, die internationaal een belangrijke rol speelde en voor de nationale economie van groot belang was;

- vanwege het pionierskarakter van het bedrijf in economisch, maar ook sociaal, medisch en cultureel opzicht, waarbij ten behoeve van het welbevinden van bedrijf en personeel steeds meer voorzieningen werden getroffen op en buiten het fabrieksterrein.

Het complex heeft architectuur- en bouwhistorische waarden:

- vanwege de in de diverse onderdelen toegepaste, en indertijd vaak vernieuwende, bouwtechnische constructies, architectonische concepten, gehanteerde stijlvormen en bijzondere materialen;

- vanwege het belang van de gebouwen voor het oeuvre van met name de architecten J.M. van den Bosch en D. Masselink, beide verbonden aan de bouwafdeling van de Enka.

Het complex heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarden:

- vanwege de weloverwogen situering aan een goed bereikbare locatie bij de spoorlijn Arnhem-Utrecht op een indertijd nauwelijks ontgonnen heideveld. In stedenbouwkundig opzicht vormt het grootschalige, als een representatieve industriële vesting aangelegde fabriekscomplex een pendant van de al eerder gebouwde, eveneens grootschalige kazernementen aan de overzijde van het spoor;

- vanwege de functionele samenhang met en de betekenis voor de sociaal-economische (o.a. toeleveranciers, middenstand, aandacht voor veiligheid, gezondheid personeel), ruimtelijke (o.a. bouw Enkadorp, scholen, etc.) en culturele (o.a. verenigingsleven, Enkabad, Reehorst) ontwikkelingen in de gemeente.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Kunstzijdefabriek Boerderijen, molens en bedrijven Industrie oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Akulaan 2 6717 XN Ede Ja
Akulaan 10 A 6717 XN Ede
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Boerderijen, molens en bedrijven Industrie
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
C 5389 Ede
C 5388 Ede
C 5386 Ede
C 5387 Ede
C 4139 Ede
C 5783 Ede
C 4135 Ede
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1928 1928 vervaardiging
Naar boven