Hillenraederlaan 12, Swalmen

TUIN- EN PARKAANLEG, bestaande uit de volgende delen:

A. Het in zijn tegenwoordige vorm van voor 1774, maar mogelijkerwijze nog uit de 17e eeuw daterende en met zijn ook het hoofdgebouw omspoelende omgrachting tesamen min of meer een rechthoek vormende centrale kasteelterrein, waarvan de inrichting vanaf 1909 vrij naar het 18e-eeuwse voorbeeld is gereconstrueerd met een tuinencomplex en een park.

B. Een tussen de bovengenoemde omgrachting en de Hillenraederlaan (zie C.) liggende, zich van zuid-west naar noord-oost uitstrekkende terreinstrook, waarover ongeveer in het midden de korte oprijlaan loopt, en een ten zuid-westen in een rechte hoek bij genoemde terreinstrook aansluitende, als een eiland binnen een zijarm van de buitengracht liggende terreinstrook, op welke beide stroken gronds vanaf 1909 een buitenpark in landschapsstijl is aangelegd.

C. Het rechte, ten noorden van het onder B. vermelde terrein lopende gedeelte van de openbare weg genaamd de Hillenraederlaan.

D. Een ten zuidwesten van de omgrachting en de parallel daarmee lopende Eppenbeek gelegen, smalle strook gronds, de Dam genaamd.

E. Het zich ten noordoosten van de omgrachting tot aan de onder F. te noemen laan uitstrekkende terrein, de Tichelkamp genaamd.

F. Een omstreeks 1910 aangelegde, in een rechte hoek van de Hillenraederlaan (zie C.) aftakkende laan, die de bovengenoemde Tichelkamp begrenst.

G. Een smalle strook gronds langs de zuidelijke buitenoever van de omgrachting.

Het terrein, waarvan de grens op de bijbehorende kadastrale kaart is aangegeven, bevat de volgende elementen van historische aanleg, die in de volgorde van de hierboven genoemde delen van de tuin- en parkaanleg worden opgesomd.

DEEL A:Het centrale kasteelterrein bevat de volgende onderdelen:

A.I. Het grachtenstelsel dat dit terrein omgeeft en uit de volgende elementen bestaat:a. De buitengracht, die aan drie zijden van het omsloten terrein van gelijke breedte is, maar zich aan de westelijke zijde naar het noorden toe geleidelijk verbreedt, in het breedste gedeelte van een in aanleg met bomen beplant eilandje is voorzien en in de noord-westhoek deel uitmaakt van de omgrachting van het hoofdgebouw. Aan de zijde waar het onder A.II. sub a vermelde voorpleintje voor de kapel aan de gracht grenst, wordt deze laatste geflankeerd door een bakstenen walmuur. Over de noordelijke arm van de buitengracht ligt een bakstenen vierboogsbrug van de oprijlaan naar de toegangspoort in de noordelijke vleugel van de onder A.II. vermelde bijgebouwen; op de zuidwestelijke hoek van de gracht staat een stuw met bakstenen muurtjes die verbinding geeft met de Eppenbeek (zie A.I.d.).

b. De binnengracht, die het hoofdgebouw aan de oostelijke en zuidelijke zijden omgeeft en in de buitengracht overgaat. Over de binnengracht ligt een bakstenen vijfboogsbrug van het voorplein naar het hoofdgebouw. Aan de zijde van het voorplein wordt de gracht geflankeerd door een bakstenen walmuur.

c. Een zijarm van de buitengracht, die in het noorden en zuiden van deze laatste aftakt en die met het tussen deze punten liggende deel van de buitengracht het zuidwestelijke deel van het onder B. te omschrijven terrein omsluit.

d. Ten zuiden van de stuw (zie A.I.a.) een klein deel van de langs de westgrens van het terrein stromende Eppenbeek, voorzover dit binnen de grenzen van het beschermde terrein is gelegen.

A.II. Het frontaal tegenover het hoofdgebouw gelegen, zich in de richting van dit laatste verbredende voorterrein (17e eeuw, enigszins gewijzigd 1e kwart 20e eeuw). Dit omvat de volgende elementen:a. Het aan de van het hoofdgebouw afgekeerde zijden, door drie vleugels van de bijgebouwen omgeven voorplein, dat sinds de inkorting van de noordelijke en zuidelijke van deze vleugels bij hun herbouw resp. restauratie omstreeks 1920 twee zijruimten bezit: in het noorden een pleintje voor de als kapel ingerichte noordelijke vleugel en in het zuiden het begin van het toegangspad naar de tuinen langs de zuidelijke vleugel.

Aan of op het voorplein bevinden zich de volgende gebouwde objecten:

a.1. bakstenen borstweringen op de walmuren van de gracht aan de open zijde.

a.2. Een met de hierboven genoemde borstweringen corresponderend muurtje ter afscheiding van het pleintje voor de kapel van het voorplein. Op dit muurtje is een beeldhouwwerk geplaatst, een fruitmand voorstellend (in bruikleen; behoort niet tot Hillenraad).

a.3. De symbolische afsluiting van de toegang naar de tuinen, bestaande uit twee bakstenen, door natuurstenen afdekkingen met knoppen bekroonde pijlers, verbonden door een smeedijzeren sierstuk met de wapens Wolff Metternich en Schall-Riaucour.

a.4. De in oorsprong uit de 17e eeuw daterende drie vleugels van de bijgebouwen, waarvan de noordelijke in 1922 in de oorspronkelijke stijl, maar iets ingekort, is herbouwd met gebruikmaking van de oorspronkelijke poortomlijsting, die bij die gelegenheid een nieuw fronton kreeg met daarin geschilderd de wapens Wolff Metternich en Schall-Riaucour; de oostelijke en zuidelijke vleugel zijn in dezelfde tijd gerestaureerd en - wat de laatste betreft - ingekort.

b. Het achter de oostelijke vleugel van de bijgebouwen gelegen achtererf dat de volgende gebouwde objecten bevat:b.1. Een bakstenen tuinmuur aan de zijde van de moestuin (A.IV), waarin een doorgang tussen door natuurstenen bollen bekroonde pijlers.

b.2. Een bij de bijgebouwen (zie A.II.a.4.) aansluitend bakstenen bedrijfsgebouwtje onder lessenaarsdak.

c. Een driehoekige strook grond tussen de zuidelijke vleugel van de bijgebouwen en het rechthoekige tuinen- en parkcomplex ten zuiden hiervan.

Dit terrein, dat deel uitmaakt van het voorterrein maar programmatisch en ruimtelijk tot de tuinen behoort, bevat naast twee tuintjes, waarvan de westelijke in aanleg aan twee zijden wordt omgeven door een haag van haagbeuk (Carpinus betulus), de voortzetting van het pad tussen het voorplein en de siertuin (A.II.a.), geflankeerd door twee bij de pijlers van de toegangsboog (zie A.II.a.3.) aansluitende natuurstenen balustrades; op het uiteinde van de westelijke hiervan is een natuurstenen zittende gehelmde leeuw opgesteld met het wapen Wolff Metternich.

A.III. De grote siertuin, een in het noorden en zuiden door paden begrensde rechthoek die de westelijke helft van het tuinencomplex in beslag neemt en de volgende elementen van historische aanleg bevat:a. Het centrale gedeelte, in vier vakken verdeeld door een padenkruis dat op het snijpunt van de diagonalen een rotonde vormt om een ronde gemetselde waterkom met fontein. Het noord-zuid lopende pad ligt in de as van het toegangspad van het voorplein (zie A.II.c.) in het noorden en de centrale laan van het westelijke deel van het park (zie A.V.a.) in het zuiden; het oost-west lopende pad ligt in de as van het onder A.IV.sub c vermelde tuinhuis. Dit padenkruis is gereconstrueerd naar de toestand in 1774. De genoemde vier vakken zijn aangelegd als grasvelden met langs de paden rechthoekige rozenperken, afgewisseld door buxuspyramiden (Buxus sempervirens) en in de middelpunten ronde rozenperken, geaccentueerd door plantenvazen.

b. Langs de westelijke rand van het centrale gedeelte loopt een als graspad aangelegd pad, gevat tussen twee hoge hagen van haagbeuk (Carpinus betulus), waarvan de binnenste in het midden wordt onderbroken door de uitmonding van het oost-west lopende pad van het sub a vermelde padenkruis.

In het noorden en zuiden mondt het grasveld uit op de noordelijke en zuidelijke grenspaden van de tuin. Het pad zet zich voort in de westelijke laan van het westelijke deel van het park (zie A.V.a.).

c. Op de als grastalud aangelegde oever van de westelijke arm van de buitengracht staat in aanleg in de as van het sub a vermelde, oost-west gerichte pad van het padenkruis een groep berken (genus Betula).

d. Op de oever van de zuidelijke arm van de binnengracht is het talud in aanleg beplant met laurierkers (Prunus lauroceresus) en langs het noordelijke grenspad in aanleg een haag van haagbeuk (Carpinus betulus) aangebracht.

A.IV. Het noordelijke deel van de vroegere moestuin, dat de oostelijke helft van het tuinencomplex in beslag neemt, bij de her-aanleg na 1909 verdeeld in een westelijke en een oostelijke strook, gevat tussen paden waarvan de noord-zuid lopende corresponderen met lanen van het sterrebos (A.V.b.) en de oost-west lopende in het verlengde liggen van de grenspaden van de grote siertuinen (A.III.).

De oostelijke strook heeft de bestemming van moestuin behouden, terwijl de westelijke in drie vakken is verdeeld, een middenvak rondom het uit het tweede kwart van de 18e eeuw daterende tuinhuis, geflankeerd door een siertuin in het noorden en een ook als moestuin aangelegd vak in het zuiden.

a. Een stelsel van taxushagen (Taxus baccata), dat langs het noordelijke en zuidelijke vak de afscheiding vormt van de grote siertuin (A.III) en verder de ruimte om het tuinhuis en de daarachter gelegen tennisbaan omsluit.

b. Rijen leilinden (genus Tilia) langs de westelijke en noordelijke rand van het zuidelijke vak, langs de haag achter het tennisveld (zie A.IV.f.) en te weerszijden van het dwarspad over de moestuin in de as van het tuinhuis (A.IV.c. en f.).

c. Een tuinhuis van baksteen met natuurstenen onderdelen, gedekt door een schilddak (2e helft 18e eeuw), oorspronkelijk slechts op de grote siertuin (A.III.) gericht en aan die zijden van deur en vensters voorzien, maar sinds de aanleg van het tennisveld (A.IV.f.) ook hierop gericht en daartoe ook in de achtergevel van (beglaasde) deuren voorzien.

d. In de voor het hierboven genoemde tuinhuis aangelegde, naar de zijde van de grote siertuin (A.III.) geopende ruimte twee vierkante, door bollen bekroonde, van ornament in Lodewijk XIV-stijl voorziene, natuurstenen palen.

e. Te weerszijden van het tuinhuis is achter de taxushagen (A.IV.a.) in aanleg een plataan (genus Platanus) geplant.

f. Achter het tuinhuis een door taxushagen (A.IV.a.) omgeven rechthoekige ruimte, aangelegd als tennisveld (N.B. Thans is deze ruimte niet meer als zodanig in gebruik en als grasveld aangelegd).

g. Twee noord-zuid gerichte paden midden over de vakken te weerszijden van het tuinhuis (A.IV.c.) en drie oost-west gerichte paden, waarvan twee langs de respectievelijke zuid- en noordranden van de noordelijke en zuidelijke vakken en een in de achteras van het tuinhuis over de oostelijke terreinstrook naar een brug over de oostelijke grachtarm.

A.V. Het park op het zuidelijk deel van het centrale kasteelterrein.

Van dit park is de westelijke helft ter breedte van de grote siertuin (A.III.) voor 1925 en de oostelijke helft ter breedte van de moestuin (A.IV.) na dat jaar op het zuidelijke deel van het oorspronkelijke moestuinterrein aangelegd. De compositie van het park wordt bepaald door een lanenstramien, bestaande uit vijf noord-zuid gerichte lanen in het verlengde van de vijf hoofdpaden van de sier- en moestuinen (A.III. en IV.), aan hun noordelijk uiteinde verbonden door een enkele rij bomen langs het zuidelijke dwarspad van genoemde tuinen en aan hun zuidelijke uiteinde door een dwarslaan, en, ter completering van de oostelijke helft tot een sterrebos in herinnering aan het in 1774 op de linkerhelft gelegen sterrebos, twee diagonale lanen.

De aanleg van de respectievelijke parkhelften wordt achtereenvolgens onder a en b nader omschreven.

a. In de westelijke helft zijn de drie noord-zuid gerichte lanen in aanleg beplant met alternerende paren bruine beuken (Fagus sylvatica "Atropunicea") en paardekastanjes (Aesculus hippocastanum); hiervan maakt het noordelijkste paar (beuken) deel uit van de noordelijke dwarse bomenrij en het zuidelijkste paar (kastanjes) van de noordelijke rij van de zuidelijke dwarslaan. De beplanting van genoemde dwarse bomenrij en zuidelijke dwarslaan is in aansluiting op die van de hoofdlanen in aanleg eveneens samengesteld uit paardekastanjes en beuken, waarvan de laatste echter van de gewone varieteit (Fagus sylvatica). Elk der twee in dit parkdeel door de lanen omsloten rechthoekige vakken is aangelegd als grasveld waarop twee groepen rhododendrons. Op het talud naar de zuidelijke grachtarm in het verlengde van de middenlaan, die correspondeert met het middenpad van de grote siertuin en zo de voornaamste gezichtsas van Hillenraad completeert, is op de oever een bordes met driezijdige sluiting aan de grachtzijde aangebracht, waarvan de bakstenen keermuren door balustrades worden bekroond. In het midden van dit bordes is een natuurstenen sokkel opgesteld; het bordes wordt in aanleg geflankeerd door twee linden (genus Tilia) (N.B. Van de tot genoemde lanen behorende (bruine) beuken is het merendeel thans verwijderd; de linden te weerszijden van het bordes zijn thans niet aanwezig).

b. De lanen in de oostelijke parkhelft zijn in aanleg uitsluitend met beuken (Fagus sylvatica) beplant, waarbij als westelijke afsluiting wegens de eerdere aanwezigheid van de oostelijke laan van het sub a omschreven parkdeel slechts een rij tegen de parallel aan genoemde laan is aangelegd. Aan de kruising van de centrale en diagonale lanen is de vorm gegeven van een rotonde, in welker centrum een natuurstenen sokkel is opgesteld; ter hoogte van deze rotonde is in ieder van de grote driehoekige vakken van het sterrebos in aanleg een tamme kastanje (Castanea sativa) geplant. Op de hoek waar de zuidelijke en oostelijke randlanen van dit parkdeel elkaar ontmoeten is op de grachtoever een rond "bastion" aangelegd waarop een cirkelvormige bomenrij in aanleg de verbinding vormt tussen de buitenste rijen van genoemde lanen.

DEEL B:De noordelijke en westelijke randterreinen bevatten de volgende onderdelen:

B.I. De tot het in 1774 aanwezige aanleg behorende oprijlaan tussen de Hillenraederlaan (C.) en de toegangsbrug over de gracht (zie A.I.a.), in aanleg beplant met zes linden (genus Tilia) aan iedere zijde. In de hoeken tussen de oprijlaan en de gracht enerzijds en de Hillenraederlaan anderzijds is na 1909 een aanleg van twee vakken laurierkers (Prunus laurocerasus) met concave buitenranden aangebracht.

B.II. Het buitenpark in landschapsstijl (na 1909 begonnen, later op onderdelen, maar niet in de geest gewijzigd) vertoont de aanleg van een grasveld, bezet met los gegroepeerde loof- en naaldbomen en heesters van velerlei soort, waartussen een slingerend pad, dat via een bruggetje over de onder A.I.sub c vermelde zijarm van de buitengracht beide terreindelen verbindt en via een tweede bruggetje over genoemde gracht aansluiting geeft op het pad over de Dam (zie D.).

DEEL C:Het binnen de grenzen van het beschermde terrein gelegen gedeelte van de Hillenraederlaan is in aanleg beplant met twee rijen linden (genus Tilia) in driehoeksverband.

DEEL D:De Dam is na 1909 in aansluiting bij de onder B.II. omschreven parkaanleg voorzien van een dichte beplanting van loof- en naaldbomen van velerlei soort, waartussen een pad slingert dat de verbinding vormt tussen de onder B.II. en G. vermelde paden.

DEEL E:De Tichelkamp bevat geen onderdelen van historische tuin- of parkaanleg.

DEEL F:De langs de Tichelkamp gelegen laan is in 1910 in aanleg beplant met twee rijen beuken (Fagus sylvatica) in driehoeksverband.

DEEL G:Op de zuidelijke oever van de buitengracht is na 1909 in aanleg een doorlopende beplanting van rhododendrons aangebracht, waarachter een pad loopt dat aansluit bij het pad over de Dam (zie D.).

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
339684
Complexnaam
Hillenraad
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

BUITENPLAATS HILLENRAAD. Kern van een adellijk goed, gevormd door een edelmanshuis met bijbehorende gebouwen en terrein, geldend als goed voorbeeld van een reconstructie van een dergelijke, uit een middeleeuws kasteelcomplex voortgekomen aanleg van beperkte omvang, en bestaande uit een hoofdgebouw, terreinen met een tuin- en parkaanleg, begrensd volgens een stippellijn op de bijbehorende kadastrale kaart 8412/4, tuin- en parkelementen en gebouwde objecten.

De historische aanleg als aangegeven op de bijbehorende aanleg/structuurkaart 8412/5.

De historische buitenplaats Hillenraad heeft de volgende, samenstellende onderdelen:1. HOOFDGEBOUW, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339679.

2. TUIN- EN PARKAANLEG, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339684.

3. STUW MET PALEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339723.

4. BRUG OVER DE BUITENGRACHT, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339730.

5. BIJGEBOUWEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339742.

5a. WALMUREN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339748.

5b. TWEE BANKEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339753.

5c. MUURTJE MET TUINORNAMENT, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339758.

6. BRUG MET WAPENLEEUWEN OVER DE BINNENGRACHT, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339763.

7. DOORGANG NAAR DE SIERTUIN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339768.

7a. BALUSTRADES MET WAPENLEEUWEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339774.

8. BEDRIJFSGEBOUWTJE, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339779.

8a. MUUR MET DOORGANG, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339784.

9. TUINHUIS, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339796.

9a. TWEE PALEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339797.

10a. VIER VAZEN, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339809.

11. BORDES MET BALUSTRADES, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339814.

11a. SOKKEL OP HET BORDES, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339821.

12. SOKKEL IN HET STERREBOS, zie voor omschrijving bij complex-onderdeel met monumentnummer 339826.

Ondanks de betrekkelijk recente tijd van ontstaan van de huidige aanleg en de achteruitgang en het verloren gaan van enkele onderdelen, is het geheel, bestaande uit het hoofdgebouw, bijgebouwen en bruggen en de tuin- en parkaanleg met haar tuinhuis en tuinornamenten,

- wegens de opmerkelijke compositie en de interieurs van het hoofdgebouw,

- wegens de goed bewaarde, een zekere allure vertonende, waarschijnlijk nog 17e-eeuwse hoofdopzet van de bijbehorende terreinen,

- dankzij de interessante wijze waarop in de 20e eeuw binnen genoemde hoofdopzet een tuin- en parkaanleg tot stand is gebracht die de hoofdelementen van de vroeg 18e-eeuwse aanleg wilde doen herleven.

- wegens het niettemin typisch vroeg 20e-eeuwse karakter van een dergelijke vrije reconstructie en van de nieuwe aanleg-elementen op plaatsen waar van reconstructie werd afgezien,een uniek voorbeeld van de typisch Limburgs, voornaam adellijk goed van middeleeuwse oorsprong dat zowel een beeld oproept van de wijze, waarop in de 17e en 18e eeuw het kasteel in een adellijk huis is gemoderniseerd en daarbij binnen de beperkte mogelijkheden van royale tuin- en parkaanleg is geschapen, als van de historiserende en eigentijdse 20e-eeuwse bewerking hiervan,en daarmede van algemeen belang op grond van zijn plaats in- en betekenis voor de geschiedenis van de beeldende kunsten, de architectuur en de tuinkunst in Nederland.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Historische aanleg Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Hillenraederlaan 12 – 6071 NH Swalmen – BY Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
– C 372 – Swalmen
– C 3217 – Swalmen
– C 360 – Swalmen
– C 3286 – Swalmen
– C 371 – Swalmen
– C 362 – Swalmen
– C 359 – Swalmen
– C 368 – Swalmen
– C 363 – Swalmen
– C 3791 – Swalmen
– C 369 – Swalmen
– C 370 – Swalmen
– C 373 – Swalmen
– C 1335 – Swalmen
– C 3790 – Swalmen
– C 3792 – Swalmen
– C 361 – Swalmen
– D 3449 – Swalmen
Naar boven