Dubbel woonhuis, in 1953 gebouwd in opdracht van dr. S. van der Meer, die met zijn gezin de rechter woning gebruikte, en mej. G.H. Okma, de bewoonster van de linker woning. Het ontwerp kwam van de tekentafel van de Leeuwarder architect D. Witteveen. De ruime twee-onder-een-kap woningen maken deel uit van een karakteristieke naoorlogse woningreeks aan de Vincent van Goghstraat, die fraai is gesitueerd tegenover het Julianapark. Alle woningen, zowel vrijstaande herenhuizen als twee-onder-een-kap woningen, zijn in opdracht van particulieren gebouwd. Voor de woningen Vincent van Goghstraat 88-90 werd de bouwaanvraag op 12 januari 1953 door de opdrachtgevers ingediend. Ontwerper was architect Douwe Witteveen, die twee jaar eerder zijn wethouderschap van Leeuwarden had beëindigd en was teruggekeerd naar de tekentafel. B&W verleenden de gevraagde vergunning op 15 juli 1953 en het is aannemelijk, dat de woningen nog in hetzelfde jaar gereed kwamen. Volgens de bouwaanvraag beliepen de bouwkosten f 40.000,-. Vincent van Goghstraat 88-90 is gebouwd in een voor de bouwtijd gangbare Wederopbouwtrant met traditioneel vormgegeven details in moderne materialen, een stijl die bekend staat als de Shake-Handsstijl. De bescherming geldt het exterieur en de ruimtelijke opzet (indeling) van de interieurs. De afwerking van het interieur valt niet onder de bescherming. Exterieur: Het dubbele woonhuis is opgetrokken in schone geelgrijze baksteen (waalklinker voor het trasraam, waalsteen voor het opgaande muurwerk) vanuit een rechthoekige plattegrond. Het staat met twee bouwlagen onder een met rode gemêleerde Romaanse pannen gedekt, uitkragend zadeldak met schoorstenen op de nokeinden. De uitkragende dakranden liggen op lange klossen, waaraan zinken mastgoten zijn bevestigd. De gevelopeningen zijn recht gesloten en bevatten voornamelijk stalen ramen. Het pand heeft een asymmetrische voorgevel met in portieken staande voordeuren en grote vensters in beide bouwlagen. Deze gevel wordt, evenals de achtergevel, beëindigd door een wit geschilderde betonnen deklijst. De portiek van de rechter woning (nr. 88) is voorzien van een natuurstenen stoepje en een (later wit geschilderde) omlijsting van kunststeen, die deel uitmaken van de kunststenen platen aan de portiekwanden. De deur is de originele deur met een kruisraam als deurlicht. Aan weerszijden van de deur staat een smal, tweedelig deurlicht. Links van de deur staat een venster met driedelig raam en een betonnen kroonlijst in de gevel. Rechts van de entree bevindt zich een rechthoekige erker met een borstwering van kunststenen hoekpenanten, diagonaal gemetselde baksteen en een om de hoek gaande, samengestelde raampartij. De erker wordt afgedekt door een betonnen dekplaat, waarop een decoratief vormgegeven smeedijzeren balkonbalustrade is geplaatst. Het balkon op de erker is bereikbaar via een stel openslaande deuren met een gedeeld zijlicht aan weerszijden. Links daarvan zijn een klein vierkant venster met betonnen omlijsting en stalen raam alsook een venster met driedelig raam in de gevel opgenomen. De linker woning (nr. 90) is in het midden voorzien van een in een portiek staande deur, zoals de deur van de rechter woning. Ook de omlijsting van de portiekopening, die hier is doorgetrokken over de gehele hoogte van de gevel, en de wanden zijn als die van de buurwoning, met dit verschil dat de kunststeen hier niet wit is geverfd. Het grote venster links van de portiek bevat een samengesteld raam, evenals het vergelijkbare, iets minder hoge raam hierboven. Boven de entree bevindt zich een loggia, waarvan de uitkragende betonnen voetplaat van het balkon tevens als luifel dient. De loggia heeft een decoratief vormgegeven smeedijzeren balkonbalustrade. In de linker zijkant van de loggia staat een deur met een groot deurlicht en in de achterwand is een venster met betonnen omlijsting geplaatst. De vensters rechts van de entree en de loggia zijn het spiegelbeeldig evenbeeld van de ernaast staande vensters van de buurwoning. De rechter kopgevel (nr. 88) is rechts op de begane grond voorzien van een kleine erker met schuine zijden, een zesdelige raampartij met glas-in-lood en een concaaf geweld dakje, gedekt met koperen platen. Op de verdieping hier recht boven staat een venster met kruisraam. De bovenhoeken worden bij de dakaanzet geaccentueerd door een wit geschilderde betonnen hoeksteen, die tevens de beëindigingen zijn van de deklijsten op de voor- en de achtergevel. Links aan de linker kopgevel (nr. 90) staat een rechthoekige erker onder een met pannen gedekt lezenaardak. De erker heeft een borstwering van diagonaal gemetselde baksteen met hoekpenanten van kunststeen. Het om de hoek gaande erkerraam is voorzien van glas-in-lood. Recht boven de erker is een onder een strek staand verdiepingsvenster met tweedelig raam in de gevel opgenomen. De achtergevel heeft een symmetrische indeling met in het midden een onder bovenlicht staande achterdeur aan weerszijden van een scheimuur. Deze ondersteunt een breed balkon met een betonnen voetplaat en een betonnen deklijst op de volwandige bakstenen balustrade. Op het balkon komen de tussen zijlichten staande deuren van beide woningen uit. Aan weerszijden van het balkon staat een hoog traplicht met tiendelig raam. Daarnaast is de begane grond voorzien van onder een strek staande tuindeuren en een verdiepingsvenster met driedelig raam. Interieur: De oorspronkelijke indeling van de woningen is in grote lijnen bewaard gebleven. Een bijzonder element op de verdieping zijn twee gebogen wanden aan weerszijden van het traplicht. Deze wanden omsluiten een boven de trap liggend, vrijwel cirkelvormig plafond, dat met radiale lijnen in achten is gedeeld.