Groot kantoorgebouw tussen woonpanden (herenhuizen) halverwege de Emmakade noordzijde, gebouwd als hoofdkantoor voor de administratie en technische dienst van het Provinciaal Elektriciteits Bedrijf (PEB). Het gebouw is tot stand gekomen in twee bouwcampagnes. Architect Andries Baart ontwierp eerst het rechter deel met dwarsvleugel en de centrale ingangsrisaliet. Dit verrees in 1940-’42, meteen naast (oostelijk van) het oude PEB-kantoorgebouw, dat uit 1919 dateerde en in Amsterdamse Schooltrant ontworpen was door architect W.B. Ouëndag. Ir. J.E. Wiersma, eerst associé van Baart en later degene die diens bureau overnam, verzorgde in 1961 het gedeelte links van de ingangsrisaliet, eveneens met een dwarsvolume. Dit kon uiteraard pas, nadat het uit 1919 daterende kantoorgebouw was neergehaald. Met de vergroting kreeg het PEB-kantoor zijn huidige, vrijwel symmetrische vooraanzicht in een klassieke, traditionalistische trant. Het gebouw is tegenwoordig in gebruik als verzamelgebouw voor diverse bedrijven en instellingen. Exterieur: Vanuit een ongelijkbenige, &#8719:-vormige plattegrond en voornamelijk in natuursteen en schone baksteen opgetrokken gebouw met vijf bouwlagen onder een met pannen gedekt hoofdvolume en onder platte daken staande dwarsvleugels, die een binnenterrein omsluiten. Daar het gebouw op een in diepte inkrimpend kavel verrees, lopen de achterste kopgevels van de dwarsvleugels schuin weg en is de linker vleugel korter dan de rechter. Het gebouw is in alle bouwdelen voorzien van recht gesloten gevelopeningen, waarvan de vensters zijn ingevuld met de oorspronkelijke stalen ramen. Het op het kanaal gerichte hoofdvolume heeft een voorgevel met een iets asymmetrisch (rechts van het midden) staande ingangstravee, een zes traveeën brede vleugel er rechts van en een acht traveeën brede vleugel er links van. De onderste bouwlaag is opgetrokken uit granieten blokken. In deze bouwlaag zijn de ramen geplaatst aan weerszijden van granieten middenstijlen. De entree is opgenomen in een risaliet, die op de begane grond breder is en sterker risaleert dan het erboven staande deel waarin een hoog traplicht is geplaatst. Dit traplicht is samengesteld uit natuursteen en bevat 12 stalen ramen met een roedeverdeling. Dit smallere deel van de risaliet heeft een granieten basis en wordt bekroond door een uitkragend natuurstenen fronton met het in hoogreliëf uitgevoerde wapen van de Provincie Friesland in het timpaan. Het timpaan staat binnen een geprofileerde omlijsting, waarvan de profilering wordt voortgezet in de uitkragende kroonlijst aan weerszijden van het fronton. De entree met natuurstenen stoep bevat de originele, tussen halfronde zuilen en zijlichten staande dubbele deur met roedeverdeling in de deurlichten. Het geheel staat onder een gebogen luifel van gelakt hout. De vensters aan weerskanten van de ingangsrisaliet staan per tweetal tussen lisenen die de gevel vertikaal geleden en worden beëindigd door een natuurstenen kop. De lisenen hebben afgeschuinde zijden en kraalrandjes. De vensters op de eerste en vierde verdieping zijn lager dan die op de tweede en derde verdieping en bevatten vierruits stalen ramen. In de hogere vensters zijn zesruits ramen geplaatst, die evenals de kleinere vensters zijn voorzien van smalle, gemetselde tussenpenanten. De borstweringen onder alle, tussen granieten lekdorpels en rollagen staande vensters zijn gemetseld in een decoratief patroon. Boven de risaliet wordt de kap bekroond door een met koperen plaatjes beklede, octogonale opbouw met een smeedijzeren sierbalustrade en een vlaggenstok. Aan weerszijden van het fronton is één kleine, met zink beklede, rondboogvormige dakkapel in het dak opgenomen. De in rode baksteen opgetrokken rechter zijgevel en de hiermee verbonden oudere vleugel staat met vijf bouwlagen onder een plat dak, dat op de randen is voorzien van een ijzeren balustrade. De gevel bevat in het linker deel onder meer een in een rechthoekige portiek staande, dubbele stalen deur met deurlicht, waarboven een ganglicht van glastegels in een betonnen raster in de gevel is opgenomen. In deze vleugel staan in alle bouwlagen lange vensterreeksen van stalen ramen met roedeverdeling en gemetselde tussenpenanten. De twee lage onderste bouwlagen delen een grote vensteropening, waarvan de stalen ramen halverwege in tweeën worden gedeeld door een vlak stalen veld. De vensters in deze gevel staan tussen lekdorpels van grèstegels en dunne betonnen lateien. De op het noorden gerichte kopgevel van deze vleugel wordt in het midden in tweeën gedeeld door een uitgemetselde schoorsteen en bevat een aantal qua formaat wisselende vensters. De op het binnenterrein georiënteerde gevel is opgetrokken in gele baksteen en wordt boven de vensterreeksen geleed door dunne lijsten. De twee lage onderste bouwlagen delen een grote vensteropening, waarvan de stalen ramen halverwege in tweeën worden gedeeld door een vlak stalen veld. De vensters in de tweede en de derde verdieping zijn identiek aan elkaar, de vensters in de bovenste verdieping zijn minder hoog. Alle vensters zijn voorzien van stalen ramen boven doorgetrokken lekdorpels van grèstegels. De twee naast elkaar staande deuren in de linker benedenhoek van de gevel zijn de stalen deuren van een transformatorstation. De achtervleugel aan het in 1961 toegevoegde linker deel van het hoofdvolume is opgebouwd uit beton en schone baksteen. De boven betonnen borstweringen staande vensters zijn aan de kant van de binnentuin ingevuld met stalen ramen. De noordelijke kopgevel van deze vleugel is van schone baksteen en bevat slechts enkele lichten in de vorm van daglicht doorlatende glasblokken. Interieur: De waarschijnlijk in 1961 vernieuwde centrale hal heeft een vloer met tegels van leisteen en wordt doorsneden door een viertal rechthoekige kolommen, die zijn bekleed met natuurstenen platen. De op een binnenterrein gerichte, transparante achterwand is tussen de betonnen staanders voorzien van stalen ramen en een stalen deur. De kolommen vormen de draagstructuur van het centrale trappenhuis. Deze bevat rechte steektrappen van gepolijste natuursteen en brede, betegelde tussenbordessen. Drie van de vier tussenbordessen zijn voorzien van gietijzeren radiatoren. Het afwijkende tussenbordes tussen de derde en de vierde verdieping bezit een om het traplicht heen gaande natuurstenen vensterbank met plantenbakken aan weerszijden. Oostelijk van de centrale hal bevindt zich onder meer een trap naar de lage eerste verdieping in de oudere oostelijke vleugel. Westelijk van de centrale hal bevindt zich een trap met tussenbordes, die dient voor de verbinding met de lage eerste verdiepingen in de westelijke vleugel. Op de verdiepingen van het oudste deel van het hoofdvolume en de oostelijke dwarsvleugel zijn de verdiepingen voorzien van tegelvloeren met een decoratief, geometrisch patroon. Tussen de gang en de werkruimtes staan door lisenen gelede wanden met roedeverdeling in de stalen ramen. De gangen op de verdiepingen hebben een tegellambrisering en zijn tevens voorzien van branddeuren met stalen ramen in de boven- en zijlichten. De gang op de bovenste (vierde) verdieping krijgt daglicht door twee glazen lichtkappen. In de vloer onder deze lichtkappen zijn glastegels geplaatst, waardoor het daglicht ook via deze tegels en twee in het gangplafond geplaatste lichten met roedeverdeling in de gang op de derde verdieping valt. De westelijke vleugel en de gangen in het toegevoegde deel van het hoofdvolume wijken wat betreft de lengte en de materialisatie af van die van de oostelijke vleugel. De gangen in het hoofdvolume zijn betegeld en hebben wanden die voor het grootste deel zijn opgetrokken in gepleisterde baksteen. De gangwanden in de vleugel bevatten vensters met houten ramen tussen de betonnen pijlers van de draagconstructie.