Omstreeks 1600 verrees op deze plek een woonhuis, waarvan de bouwstenen nog terug te vinden zijn in de linker zijgevel. Hier is ook te zien dat het pand vervolgens meerdere malen is aangepast. Een grote verbouwing vond plaats omstreeks 1885. Het pand werd heringedeeld tot een beneden- en een bovenwoning, met behoud van de oude kern, en kreeg een geheel nieuwe voorgevel, een in eclectische trant opgetrokken lijstgevel. Het woonhuis is in 1981 gerestaureerd. De bescherming geldt het exterieur en het interieur. Exterieur: Woonhuis, gedeeltelijk onderkelderd en twee bouwlagen tellend, opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, in schone roodbruine verblendsteen (voorgevel), en rode en gele baksteen (overige gevels). Het pand staat onder een samengesteld schilddak, bestaande uit een kort voorste gedeelte met een voorschild en zijschilden met relatief flauwe hellingen, gevolgd door een inspringende, langgerekte oude kap onder steilere schilden. Alle dakschilden zijn gedekt met originele, oude blauw geglazuurde Hollandse golfpannen. De voorgevel is een drie traveeën brede lijstgevel met een gepleisterde plint en getoogde gevelopeningen onder een eveneens getoogde rollaag. De begane grond is rechts voorzien van twee, in een gemeenschappelijk kozijn gevatte deuren (waarschijnlijk uit de jaren-1930) onder geprofileerde kalven en getoogde bovenlichten. Deze worden omlijst door een getrokken profiellijst met kuif en decoratieve aanzetstenen. Links van de deuren bevat de gevel twee vensters met houten lekdorpel en origineel T-raam (ca. 1885), waarvan de bovenramen eveneens worden omvat door een gekuifde omlijsting met decoratieve aanzetstenen. De drie verdiepingsvensters met T-raam zijn identiek aan de vensters op de begane grond. Ze staan boven een doorgetrokken houten lekdorpel. die tevens de functie van cordonlijst heeft. De gevel wordt beëindigd door een entablement met geprofileerde onderrand, een bloktandlijst en een geprofileerde kroonlijst. Uit het voorste dakschild steekt een houten dakkapel met gebogen hijsstang, getoogde ramen en een profiellijst aan het platte dak. In de linker zijgevel is een viertal bouwfasen te herkennen. Met name de onderste bouwlagen, waarin onder meer geeltjes en moppen zijn verwerkt, getuigen van een hoge ouderdom van het pand. In de gevel zijn drie, boven elkaar staande ramen opgenomen. De onderste is van de kelder, de middelste van de opkamer en de bovenste van de verdieping. De gevel is op de niveaus van de vloeren voorzien van muurankers met schieters. De op een binnenplaatsje uitkijkende achtergevel is opgetrokken in voornamelijk gele baksteen, met gemêleerde baksteen in het bovenste geveldeel. Rechts op de begane grond bevindt zich een deur met negendelig deurlicht onder een bovenlicht met rollaag. Het eveneens onder een rollaag staande venster er links van bevat een waarschijnlijk achttiende-eeuws schuifraam met roedeverdeling, evenals het enige venster op de verdieping, dat ook onder een rollaag staat. Van de rechter zijgevel is slechts een klein, gepleisterd deel zichtbaar. Hier is te zien dat de voorste kamer aan deze kant vrij ondiep was, omdat de gevel hier al snel aan hoogte verliest. Interieur: Achter de dubbele deur is de scheiwand tussen de oorspronkelijke, nauwe gang (achter de linker deur) van de benedenwoning en de eveneens nauwe trapopgang naar de bovenwoning (rechter deur) verdwenen. Tevens is de trap vervangen door een nieuwe, bredere steektrap. De laatnegentiende-eeuwse inpandige tweedeling is daardoor niet meer herkenbaar aanwezig. Wel zijn door het hele pand zijn negentiende-eeuwse plankenvloeren, paneeldeuren, stuc- en balkenplafonds bewaard gebleven. Alleen de gangvloer achter de linker voordeur is bedekt met marmeren tegels. De schouwen in de kamers op de begane grond zijn gemoderniseerd, maar hebben nog wel de oude geprofileerde kroonlijsten. De deuren staan binnen zware, geprofileerde kozijnen. Aan het eind van de hoge gang staat een onder een bovenlicht staande deur met gekleurd en mousseline glas in een deurlicht met een fijne roedeverdeling. Achter een paneeldeur met kuif aan de binnenste profiellijst, links in de gang bevindt zich een voorkamer met daarachter een opkamer, mogelijk een restant van een binnenhaard- en insteekstructuur uit de oudste bouwtijd. De voorkamer bevat een rijk versierd stucplafond met een getrokken lijst en zwikversieringen, alsmede een schouw met zwart marmeren schoorsteenmantel, hoekpilasters en een kroonlijst. De opkamer, die ook vanuit de gang is te bereiken, bezit een kastenwand met paneeldeuren. Een dubbele kelderdeur voert naar een kelder met een balkenplafond, een met plavuizen bedekte vloer en een vierkant venster met een raam met roedeverdeling. In de achterste ruimte op de begane grond is één van de wanden geheel betegeld met witjes. Ook is er nog een kamer met een houten kast-/bedstedewand met paneeldeuren, een schouw die is samengesteld uit een zwart marmeren schoorsteenmantel, een houten boezem met spiegel, dubbele pilasters en een zwaar geprofileerd hoofdgestel. Op de verdieping is de ruimte-indeling gewijzigd en zijn veel van de oorspronkelijke onderdelen verdwenen. Nog wel aanwezig zijn de balkenplafonds en enkele in de nieuwe indeling opgenomen paneeldeuren. Op de zolder is een belangrijk deel van de spantconstructie onder de afgetimmerde kap in het zicht gelaten. De dakspanten zijn waarschijnlijk ouder dan de voorgevel, maar ze dateren niet uit de eerste bouwfase.