Uit twee bouwlichamen bestaand WINKEL-WOONHUIS. Het achterste gedeelte, dat vermoedelijk rond 1540 werd opgetrokken uit geel-rode baksteen, is een rechthoekig stinsachtig gebouw onder met pannengedekt zadeldak. De lager dan het maaiveld gelegen benedenruimte zonder stookplaats, wordt gedekt door een balkenplafond, waarbij -ter vervanging van kinderbinten-, tussenbalken evenwijdig aan de skeletbalken zijn aangebracht. Tussen achterkamer en tussenkamer een verzorgd geprofileerde eind 18e eeuwse bedstedenwand. Dito zesruitsschuifvensters. De verdiepingsruimte wordt overdekt door een zoldering van eiken moeren kinderbalken, met daartussen eiken spreidsel. De moerbalken hebben sleutelstukken met renaissance-detaillering. Midden 17e eeuwse eiken deur, bedstede met ventilatieluikje en moerbalkomtimmeringen met eiken spreidsel. De kap heeft een nokgording op nokgebinten. De haanhouten ontbreken. Het voorhuis, dat mogelijk omstreeks 1625-1650 werd gebouwd of herbouwd, is opgetrokken uit (mogelijk herbruikte) rode steen en wordt gedekt door een met pannen belegd driezijdig schilddak tegen 19e eeuwse lijstgevel. De verschillende ruimten herbergen met name eind 18e eeuwse elementen: in winkel en gang tegelvloeren van wit marmer en zwarte hardsteen, betimmeringen en kastenwand. Voorgevel en winkelinterieur. Uitmonstering der voorgevel en winkelinterieur dateren van 1873: forse, gedetailleerde winkelpui op bewerkte grijze hardstenen plint, drie T-vensters met stucomlijsting op de verdieping en zware geprofileerde kroonlijst, welke een rondboogvenster omvat, waarvoor op bewerkte consoles rustend balconnetje. Het winkelinterieur bevat nog de deuren naar kantoortje en de vensters naar de tussenkamer, alsmede de toonbank en de schappen.