531534, Hinderdam

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Cluster 5. Betonnen Affuit.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE

Inleiding

BETONNEN AFFUIT als toegevoegd onderdeel van een in 1629 aangelegd, in 1672-1673 omgewerkt en wederom in 1848 en 1879-1880 gemoderniseerd verdedigingswerk ter verdediging van de Vecht en de beide Vechtoevers. Na de Eerste wereldoorlog kregen de forten naast een verdedigingsfunctie vaak ook nog een andere bestemming, meestal als opslag van munitie en andere goederen. In 1926 werd op Fort Hinderdam een luchtdoelmitrailleur geplaatst als onderdeel van de luchtafweer voor de Stelling van Amsterdam. Andere opstellingen voor luchtafweer aan de oostzijde van Amsterdam zijn er in de nevenbatterij bij Fort Nigtevecht en op Fort Pampus.

Omschrijving

BETONNEN AFFUIT van een standaard type. Het affuit voor de luchtdoelmitrailleur bestaat uit een 1.50 m. hoge, ronde en naar boven taps toelopende kolom van gewapend beton. Het affuit heeft aan de voet een doorsnede van ca. 0.50 m. en aan de bovenzijde van 0.20 m. Aan de bovenzijde een klein rond open gat voor de bevestiging van een mitrailleur, bestemd voor vuur tegen vliegtuigen. Het affuit is geplaatst op een betonnen plaat, gelegen onder het maaiveld.

Waardering

De BETONNEN AFFUIT is van algemeen belang vanwege:

* Cultuurhistorische waarde als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is ontworpen door C.R.T. Kraijenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is gerealiseerd en daarna door anderen gedurende ongeveer 125 jaar is versterkt en verbeterd.

* Architectuurhistorische waarden, in het bijzonder als uiting van de militair-strategische bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (20ste eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (20ste eeuw)

c. het systeem van 'levende' veldversterking (20ste eeuw)

Het betreft hier een zeldzaam voorbeeld van een gewapend betonnen affuit uit de eerste helft van de 20ste eeuw.

* Ensemblewaarde en situationele waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Tevens vanwege de functionele en fysieke samenhang met de overige onderdelen van het complex.

* Het onderdeel is zeldzaam, omdat het een schaars overgebleven voorbeeld is van dit type weermiddelen.

* Het onderdeel is gaaf bewaard, terwijl het zich door situering en functie goed laat herkennen.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
531534
Complexnaam
NHW-Fort Hinderdam
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Cluster 5. Complexomschrijving.

NIEUWE HOLLANDSE WATERLINIE

FORT HINDERDAM

Inleiding

De Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde van 1815 tot februari 1940 de hoofddefensielinie van het Koninkrijk der Nederlanden. De 85 kilometer lange verdedigingslinie die is gebaseerd op een uitgestrekte waterbarrière gesteund door militaire versterkingen, strekte zich uit van de Zuiderzee bij Muiden tot aan de Biesbosch bij Werkendam. De breedte varieerde van slechts enkele honderden meters ten oosten van Utrecht, tot 7,5 km en zelfs meer dan 10 km in de Vijfheerenlanden. Het typisch Hollandse defensiesysteem van inundaties was de verbeterde voortzetting van de eens zo succesvolle (oude) Hollandse Waterlinie uit 1672. Het concept voor een waterlinie dateert al uit 1589, toen prins Maurits opdracht kreeg van de Staten van Utrecht en Holland om te onderzoeken hoe de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op een zo efficiënt mogelijke manier kon worden verdedigd. Door een optimaal gebruik van de geografische omstandigheden kon een bijzondere verdedigingslinie worden aangelegd. Daar waar hoog Nederland overgaat in het laag gelegen poldergebied is het tamelijk eenvoudig om land onder water te zetten met behulp van sluizen of het doorsteken van dijken. Aan de tastbare onderdelen van deze voornamelijk 'papieren tijger' werd eeuwenlang gesleuteld. Na WOII speelde de Nieuwe Hollandse Waterlinie geen rol van betekenis meer in de hoofddefensie. En in 1951 werden veel onderdelen van de Linie gedeclassificeerd, waarmee de opheffing van de Linie als zodanig een feit was.

Een verbeterde Waterlinie

De grond- en waterslag voor een verbeterde nieuwe Hollandse Waterlinie werd gelegd in de Franse tijd in 1796/97 door de directeur der Hollandse Fortificatiën C.R.T. Kraijenhoff. In zijn Memorie betreffende de eerste of capitale Waterlinie beschrijft Kraijenhoff gedetailleerd hoe de (oude) Hollandse Waterlinie er toen voorstond en geeft hij aan hoe deze Linie verbeterd zou moeten worden. Tevens bepleit hij een oostwaartse verlegging van de Linie om de stad Utrecht binnen de Linie te brengen, beschermd door een aaneenschakeling van voorposten. Niet alleen omdat Utrecht een belangrijke garnizoensstad was, maar vooral om te voorkomen dat de vijand de waterhindernis zou kunnen aftappen. De aanbevelingen die hij deed vormden het concept voor wat later de Nieuwe Hollandse Waterlinie gaat worden. In 1811 werden de plannen zelfs door Keizer Napoleon goedgekeurd: La ligne de Naarden à Gorcum doit donc être considérée comme la vraie ligne de l'Empire. Mede vanwege militaire en politieke ontwikkelingen werd het plan echter niet verder uitgewerkt. Na het vertrek van de Fransen, bij de aanloop tot het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden in het najaar van 1814, diende Kraijenhoff opnieuw een nota in, waarin zijn voorstellen uit 1796 en 1811 waren geactualiseerd. Daarop besloot Koning Willem I in het voorjaar van 1815 tot de aanleg van een nieuwe Waterlinie, toen nog 'Utrechtse Linie' genoemd. De militaire en waterstaatkundige werken voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie zouden het grootste en duurste infrastructurele project worden dat ooit in Nederland is uitgevoerd.

Bouwen aan een perfect systeem

Evenals de 'Oude' Hollandse Waterlinie steunde de 'Nieuwe' op uitgebreide - maar nu beter beheersbare - inundaties, waarbij forten en batterijen de inlaatpunten (sluizen) beschermden en de niet te inunderen terreinstroken en andere accessen afsloten. Samen met de waterbouwkundige Jan Blanken, inspecteur-generaal van Waterstaat, ontwikkelde Kraijenhoff als inspecteur-generaal der Fortificaties (1814-1826) de 'natte' plannen voor de Nieuwe Waterlinie en werd opdracht gegeven aan majoor-ingenieur Willem Offerhaus voor de bouw van een fortenkring om Utrecht. Tot aan Nieuwersluis werd het tracé van de (oude) Hollandse Waterlinie langs de Vecht aangehouden. Vanaf Nieuwersluis volgde de nieuwe linie de Vecht, tot enkele kilometers ten noorden van Utrecht. Daar moest de linie oostelijk om de stad heen buigen, om vervolgens langs de Vaartse Rijn verder te gaan tot aan de sluizen van Vreeswijk aan de Lek. Voorts sloot de nieuwe Waterlinie aan op het zuidelijke tracé dat in 1787 was verplaatst naar de Diefdijk en de Linge. Er dienden vijf zogenaamde 'inundatiekommen' te komen met op de accessen permanente verdedigingswerken. Op een zestal cruciale plekken werden door Blanken ontworpen waaiersluizen gebouwd. Deze sluizen, die zelfs tegen hoog water in geopend konden worden, waren ideaal voor militaire inundaties. De inrichting van een optimaal inundatiestelsel en de aanleg van de onmisbare permanente verdedigingswerken duurden, met onderbrekingen, van 1815 tot 1886. Dat de realisatie van de nieuwe Waterlinie zoveel tijd kostte, had alles te maken met de (internationale) politieke en militair-technische ontwikkelingen en de ingrijpende infrastructurele en waterstaatkundige veranderingen gedurende de negentiende eeuw. We kunnen in die eeuw een viertal bouwperioden onderscheiden. In de eerste fase van 1815-1826 werden de versterkingen rondom Utrecht gerealiseerd. Vervolgens bouwde de Dienst der Fortificatiën van 1841 tot 1864 de torenforten bij de rivieraccessen en tussen 1867-1872 vonden overal in de Linie verbeteringen plaats. Ten slotte werden tussen 1871 en 1886 de laatste forten van de Linie gebouwd. In de twintigste eeuw veranderden de militaire tactieken drastisch en werden veldversterkingen tussen de forten aangelegd met diverse werken van gewapend beton.

Bouwfasen in de negentiende eeuw

Gedurende de eerste bouwfase werd tussen 1816 en 1826 op de kwetsbare accessen rondom Utrecht een vijftal forten gebouwd. De eenvoudige werken bestonden uit aarden omwallingen, die precies in het hart van de te beveiligen weg of kade waren gelegen. De forten werden omgeven door een gracht en op de hoofdwal was de opstelplaats voor het geschut. De vorm en de omvang van de forten werden bepaald door de breedte van het acces en de ligging van de inundatiemiddelen. Op de hoog gelegen - en dus niet te inunderen - Houtense Vlakte werden vier lunetten gebouwd. Deze V-vormige versterkingen werden voorzien van zware bakstenen bekledingsmuren. Ten zuiden van Utrecht bouwde men ter bescherming van de inundatiesluizen forten bij Jutphaas, Vreeswijk en Culemborg. De volgende bouwfase diende zich aan nadat Nederland in 1839 België als onafhankelijke staat had erkend. Reorganisatie en vernieuwing van het verdedigingsstelsel waren nodig. Koning Willem II besloot tot een geconcentreerde verdediging, met de Nieuwe Hollandse Waterlinie als hoofddefensielinie. De vestingen en linies aan de landsgrenzen dienden om een eventuele vijandelijke opmars te vertragen, zodat de inundaties van Waterlinie tijdig konden worden gerealiseerd. De tweede actieve bouwperiode van de waterlinie duurde van 1841 tot 1864 en vond plaats, ondanks ingrijpende bezuinigingen op defensie (de omvang van het leger werd gehalveerd). Onder leiding van genieofficier Merkes van Gendt werden op de dijkaccessen langs de rivieren torenforten gebouwd. Bij de rivieraccessen van de Vecht, Lek, Linge en Waal verrezen ronde bakstenen torenforten. In diezelfde periode kregen veel kleinere werken van de linie 'bomvrije' gebouwen o.a. in de vorm van vierkante wachthuizen binnen de redoutes. Met de Napoleontische term 'bomvrij' (à l' epreuve de bombe) bedoelde men dat ze bestand waren tegen contemporain geschut. Het waren veelal wachthuizen met zware, gemetselde muren. Enige versterkingen op de dijkaccessen in het Vechtplassengebied, die nog uit de Franse tijd dateerden, werden vervangen door eenvoudige forten of redoutes. In 1853 werd de Kringenwet ingevoerd die bepaalde dat er binnen cirkel van 1000 meter van de forten beperkte bouw- en beplantingsvoorschriften golden i.v.m. een vrij schootsveld. Binnen deze kringen vinden we dan ook soms houten bebouwing. In 1951 werd de Kringenwet opgeschort en in 1963 ingetrokken. Omstreeks 1864 leek de Nieuwe Hollandse Waterlinie min of meer voltooid. Maar ontwikkelingen voor en tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870 brachten talloze tekortkomingen aan het licht, zowel op bouwkundig en wapentechnisch, als op tactisch gebied. Kolonel Kromhout kreeg de taak om de organisatie van de Waterlinie beter te structureren. Er waren veel te weinig bomvrije onderkomens voor manschappen en bomvrije magazijnen voor munitie. Bovendien bleken de zware muren van de hoge torenforten lang niet zo 'bomvrij' als ze heetten te zijn. Maar ook de nieuwe en de verbeterde 'bomvrije' forten bleken kort na oplevering alweer verouderd. In de daaropvolgende jaren werden de kwetsbare torens daarom beveiligd. Om de torens tegen directe treffers te beschermen, werd een zogenaamde 'contrescarp' aangebracht, een halfrondgaande aanaarding van een dik kleipakket of een gemetselde en aangeaarde galerij die los stond van de toren en daar in een ruime halve cirkelvorm omheen lag. Ook veel andere bomvrije wachthuizen kregen een stevige aarden dekking. De derde bouwperiode (1867- ca. 1872) volgde o.a. na de uitvindingen van geschut met een getrokken loop (ca. 1860). Dit ver dragende en nauwkeuriger geschut maakte duidelijk dat de werken in de Waterlinie toch zeer kwetsbaar waren. De forten misten dekkingsmogelijkheden voor manschappen en materieel. Er was behoefte aan bomvrije remises voor geschut en bomvrije kazernes voor de manschappen. Bovendien dienden de wallen te worden verzwaard. Door de toegenomen reikwijdte van de projectielen moesten de steden Naarden en Utrecht, die in de frontlinie kwamen te liggen, op grotere afstand worden verdedigd. Daarom werden vooruitgeschoven posten aangelegd. Het centraal gelegen Utrecht was al een kruispunt van wegen, maar werd sinds de jaren '60 ook een knooppunt van een nieuwe vorm van infrastructuur: de spoorwegen. De ring van zes oudere forten die Utrecht beschermde, lag ten opzichte van de mogelijke posities van vijandelijk geschut te dicht bij de stad. Daarom werd nog verder oostwaarts van de Domstad een tweede, vooruitgeschoven fortenkring aangelegd. Verder vonden langs de Lek verbeteringen plaats voor mogelijke onderwaterzettingen rond Utrecht: er kwam een nieuwe inlaatsluis bij Wijk bij Duurstede en er vonden verbeteringen plaats bij Honswijk. Begin jaren '70 realiseerde de regering zich dat het Nederlandse defensieapparaat de afgelopen dertig jaar sterk onder de bezuinigingen had geleden. Daarom diende de Minister van Oorlog de Vestingwet van 1874 in. Deze kende o.a. prioriteit toe aan de verbetering en vernieuwing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als hoeksteen van de Nederlandse verdediging. Binnen acht jaar moesten nieuwe werkzaamheden voor de hoofdverdedigingslinie worden verwezenlijkt (ruim 10 miljoen gulden). Daarmee ging men de vierde bouwperiode (ca. 1871-1886) in, die in feite een voortzetting was van de derde, maar op andere gronden. De Waterlinie was nog maar amper ingericht volgens de laatste eisen van een grote defensieve kracht, of in 1885 werd de brisantgranaat ingevoerd. Tegen dit explosieve projectiel was geen fort bestand. L'histoire se repète: op slag waren de forten van de gemoderniseerde Waterlinie weer verouderd en dus onbruikbaar. De geschiedenis van de vestingbouw leert dat de ontwikkelingen van de verdedigingsmethoden voortdurend achterlopen op die van de aanvalswapens. De forten bleken niet meer geschikt als opstellingsplaats voor vestinggeschut. Om trefkans te voorkomen, moesten manschappen en geschut worden gespreid in het linielandschap. De forten vervulden nog wel een rol als stormvrij infanteriesteunpunt. Sindsdien speelde 'maskering'(camouflage) door beplantingen op en bij de forten een rol. In deze periode werden op veel forten, behalve fortwachterswoningen, ook houten genie- en artillerieloodsen gebouwd om het materieel in vredestijd vochtvrij te stallen. Ondertussen vond toch op grote schaal nieuwbouw plaats in de Waterlinie. Van noord tot zuid verrezen nieuwe forten en batterijen in de Linie om een aaneengesloten 'snoer' van steunpunten op bepaalde afstand van elkaar te realiseren. Daarna kwam de fortenbouw tot stilstand. Het nut en de kracht van de kostenverslindende en snel verouderende forten van de Waterlinie stonden aan het eind van de negentiende eeuw ter discussie. Het accent werd van de zogenaamde 'dode weermiddelen' verlegd naar de levende, mobiele strijdkrachten die verspreid in veldversterkingen in de Linie zouden moeten opereren om een stormaanval met de nieuwste wapens te weerstaan.

WOI en WOII

Tijdens de mobilisaties van WOI en WOII werd een groot aantal veldversterkingen voor artillerie, infanterie en munitieopslag aangelegd. Loopgravenstelsels, groepsnesten, prikkeldraadversperringen, gevechtswagenversperringen en tankgrachten bepaalden het gezicht van de jongste Waterlinie. Ook bouwde men honderden betonnen groepsschuilplaatsen en vele mitrailleurkazematten tussen de forten in het linielandschap. Op en bij de forten verschenen de moderne golfplaten Nissen-hutten en Romney-loodsen voor diverse doeleinden.

FORT HINDERDAM

Inleiding complex

FORT HINDERDAM ligt op een eilandje in een meander van de rivier de Vecht, nabij het dorp Hinderdam. In 1437 werden hier zeesluizen en een dam gebouwd. Het forteiland is naar alle waarschijnlijkheid een afsplitsing van het eiland Hinderrust, dat direct ten westen van het fort ligt. Het eiland ontstond door de steeds wijzigende loop van de Vecht, die vrij spel had vanaf zee, in combinatie met de voortdurende verzakking van de zeesluizen. Aanvankelijk lagen er bij de sluizen en de dam geen verdedigingswerken van betekenis. In 1629 bouwde men een aarden schans, die de naam Overmeerse Schans droeg, maar die ook als Hinderdamse Schans bekend was. De schans maakte deel uit van de Utrechtse Linie, later de Oude Hollandse Waterlinie. In 1672 werd de aarden schans versterkt, maar in 1673 onderging het werk een ingrijpende wijziging: het aardwerk werd omgebouwd tot een gebastioneerd fort. Getuige historisch kaartmateriaal moeten rond deze tijd ook de twee lunetten ten noorden en ten zuiden van Fort Hinderdam zijn aangelegd. In 1673-1674 kwamen bij Muiden nieuwe zeesluizen tot stand en vervolgens werd de sluis bij Hinderdam definitief opgeheven. Fort Hinderdam kreeg vanaf toen de functie van verdediging van de Vecht en de beide Vechtoevers. In de 18de eeuw behield het Fort Hinderdam grotendeels zijn 17de-eeuwse vorm. In 1815 werd het fort opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1848 kwam een verdedigbaar wachthuis op het fort tot stand. Het wachthuis werd in 1879-1880 sterk gewijzigd, evenals het aardwerk. Bovendien bouwde men in dat jaar een remise met ondergronds kruitmagazijn en projectielenvulplaats. In 1906 kwam een fortwachterswoning op de Vechtoever tot stand, maar deze bestaat niet meer. In 1913 ging Fort Hinderdam over naar de Stelling van Amsterdam om in 1922 terug te keren binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1934 verrees op het fort een V.I.S.-mitrailleurkazemat, die samen met een V.I.S.-kanonkazemat op fort Uitermeer en een tweede mitrailleurkazemat aan de Keverdijk, die uit 1927 daterende provinciale weg Hilversum-Weesp verdedigde. Fort Hinderdam werd opgeheven als vestingwerk bij Koninklijk Besluit van 12 februari 1954. Het fort heeft tegenwoordig een ecologische bestemming. Fort Hinderdam is om deze reden niet toegankelijk. Er resteren nog enkele militaire bouwwerken uit de 19de en 20ste eeuw, die sterk zijn vervallen. Het eiland en de bouwwerken zijn begroeid met bomen en struiken. Van de twee lunetten is de buitendijkse, noordelijke lunet nog aanwezig en herkenbaar als een klein eiland met daaromheen een gracht met dijk. De scherpe contour van het aardwerk van de lunet is echter verdwenen. De lunet is begroeid en staat bekend als vogeleiland. De gracht om de zuidelijke lunet is geheel verdwenen. De contour is nog enigszins herkenbaar aan de knik in de weg. Er is een bedrijfsterrein aangelegd.

Ligging en relatie met andere complexen

Het complex FORT HINDERDAM ligt op een eilandje in de Vecht in het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan de grens van de inundatievelden tussen de vestingsteden Weesp en Naarden (Naardermeer). Er bestaat een directe relatie tussen Fort Hinderdam en de complexen Fort Uitermeer en Betonnen Werken Uitermeer-Hinderdam. Fort Hinderdam ligt juist buiten de begrenzing van het complex Betonnen Werken Uitermeer-Hinderdam; Fort Uitermeer ligt daar geheel binnen. De forten vormden de spil van de verdediging van de in het gebied gelegen sluizen en/of lineaire accessen, waaronder de Kees-Jan Toonekade. De betonnen werken in het gebied zijn voorzien van de letters U of H. Dit naar gelang het vak, waaronder zij ressorteerden: Uitermeer of Hinderdam. De complexen Fort Hinderdam, Fort Uitermeer en Betonnen Werken Uitermeer-Hinderdam zijn op macroniveau met elkaar verbonden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, op mesoniveau vanwege de verdediging van dezelfde werken en accessen en op microniveau als bij elkaar behorende kazematten en schuilplaatsen ter verdediging van een specifiek onderdeel. Een goed voorbeeld zijn de drie bij elkaar behorende V.I.S.-kazematten ter verdediging van de provinciale weg Weesp-Hilversum. Daarvan stond er één in het (inundatie)veld en één op elk van de forten. Ten noorden van de complexen Fort Hinderdam, Fort Uitermeer en Betonnen Werken Uitermeer-Hinderdam liggen de complexen Betonnen Werken Muiden-Muiderberg en Betonnen Werken Muiden. De onderlinge relatie is vooral gelegen op het macroniveau van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en op mesoniveau (op onderdelen) in de verdediging van de rivier de Vecht en de Vechtdijken, die de westelijke grens van de Nieuwe Hollandse Waterlinie was.

De drie complexen en de beide forten behoorden in mei 1940 organisatorisch en logistiek tot de Groep Naarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De betonnen werken Muiden-Muiderberg en betonnen werken Muiden behoorden tot het vak Muiden, de overige tot het vak Weesp.

Omschrijving complex

Het complex FORT HINDERDAM dateert uit de 17de eeuw en ligt in het noordelijke deel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, op een eilandje in de Vecht. Ten noorden van het forteiland ligt een klein eilandje dat één van de eveneens 17de -eeuwse lunetten van het fort was. De lunet aan de zuidzijde is verdwenen en is alleen in het wegenpatroon herkenbaar gebleven. Het eiland Hinderrust aan de oostzijde behoort niet tot het beschermde complex, maar hier moeten wel de zeesluizen en de dam hebben gelegen die aanvankelijk door Fort Hinderdam werden verdedigd. Het fort is door zijn huidige ecologische bestemming volledig begroeid. Het forteiland en de noordelijke lunet zijn in hun grove contour aanwezig, waarbij de rivier de Vecht als omgrachting fungeert. De aanleg uit de tijd van de Oude en de Nieuwe Hollandse Waterlinie is niet meer als zodanig herkenbaar. Op oude luchtfoto's zijn aardwerken en camouflerende begroeiing aan de randen van het fort duidelijk zichtbaar.

Forten werden gewoonlijk geconstrueerd op basis van vooraf aangebrachte aardlichamen die als een fundering fungeerden en wegzakken in (een natte en slappe) bodem moesten voorkomen. Bij de bouw van de forten is, behalve dit gewoonlijk al tactisch 'voorgevormde' aardlichaam - dat op zichzelf reeds een weerbare rol kon vervullen - ook nog een specifieke aanleg gerealiseerd die bedoeld was om de defensieve kracht te vergroten, de veiligheid van de bezetting te waarborgen en intern en extern transport en verkeer te vergemakkelijken. Zo ontstonden er onder meer aarden dekkingen voor verschillende bouwwerken, om ze minder kwetsbaar te maken voor inslagen van vijandelijk vuur, aarden wallen die de bebouwing en open terreinen dekten en de contouren bepaalden en bestrate paden en appelplaatsen. Van duidelijke resten van een specifieke aanleg is op het Fort Hinderdam geen sprake meer. Wel zijn nog (restanten van) de noordelijke lunet en enkele bouwwerken aanwezig en mogelijk zijn nog resten of sporen van onderdelen of aanleg in de bodem aanwezig.

De bescherming van het complex FORT HINDERDAM betreft de volgende complexonderdelen:

- BOMVRIJ WACHTHUIS

- BOMVRIJE REMISE

- V.I.S.-KAZEMAT

- BETONNEN AFFUIT

- GROEPSSCHUILPLAATSEN TYPE P

Waardering complex

Het complex FORT HINDERDAM is van algemeen belang vanwege:

* Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is ontworpen door C.R.T. Kraijenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is aangelegd en daarna door anderen gedurende ongeveer 125 jaar versterkt en verbeterd.

* Architectuurhistorische waarden, in het bijzonder als uiting van de militair-strategische bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen ( 19de en 20ste eeuw)

c. het systeem van 'levende' veldversterking in de diepte (20ste eeuw)

Het betreft hier een complex dat een voorbeeld is van een omgracht fort met lunetten uit de 17de-20ste eeuw, waarvan op het forteiland enkele bouwwerken uit verschillende perioden resteren, maar waarvan de aanleg, mede als gevolg van de ecologische bestemming, grotendeels is verdwenen.

* Ensemblewaarde en situationele waarden vanwege zijn ligging binnen het systeem van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in het algemeen en in het bijzonder in de directe relatie tot de complexen Betonnen Werken Uitermeer-Hinderdam en Fort Uitermeer en de accessen rivier de Vecht, 's-Gravelandsche Vaart, provinciale weg Hilversum-Weesp en de spoorlijn Amersfoort-Amsterdam. Tevens vanwege de functionele en fysieke samenhang van de onderdelen van het complex. Ten slotte is hier sprake van een tamelijk gave relatie met het schootsveld en het inundatieveld.

* Krijgshistorische waarden als onderdeel van een aaneengesloten militaire verdedigingslinie tussen de voormalige Zuiderzee en de Biesbosch. Deze bestond hoofdzakelijk uit een samenhangend systeem van inundatievelden en bijbehorende inundatiemiddelen en van schootsvelden. Dit systeem werd aangevuld met diverse, uit verschillende perioden daterende typen gebouwde of aangelegde verdedigingswerken die dienden ter afsluiting van niet te inunderen terreinen of andere accessen.

* Archeologische waarden vanwege mogelijk in de bodem aanwezige sporen of resten van de aanleg, loopgraven, sluiswerken, waterlopen en dergelijke.

* Het complex is herkenbaar als voorbeeld van een fort met lunetten ter verdediging van de zeesluizen ten tijde van de Oude Hollandse Waterlinie en als verdediging van de Vecht, die ter plaatse de noordwestelijke grens van de Nieuwe Hollandse Waterlinie vormde.

* Het complex is matig gaaf bewaard en wordt vanwege ecologische bestemming in bouwkundig opzicht niet meer onderhouden.

Inleiding

BOMVRIJ WACHTHUIS als gebouwd onderdeel van Fort Hinderdam. Fort Hinderdam ontstond als een aarden schans ter verdediging van de hier eertijds gelegen zeesluizen. In 1672-1673 werd Fort Hinderdam omgebouwd tot een gebastioneerd fort. Ook werden er twee omgrachte lunetten aangelegd bij het fort. Nadat in 1674 de zeesluizen waren verlegd naar Muiden, bleef de verdediging van de Vecht en beide Vechtoevers de belangrijkste functie. Het fort werd diverse keren gewijzigd en aangepast. Zo kwam in 1848 een wachthuis tot stand, dat in 1879-1880 werd gewijzigd. Het wachthuis gold naar de toenmalige maatstaven als bomvrij. Door de invoering van de brisantgranaat vanaf 1885 was van een bomvrije situatie geen sprake meer en konden gebouwen van dit type als verouderd worden beschouwd. Vanwege de ecologische bestemming is het fort niet bezocht, maar is gebruik gemaakt van tekeningen en gegevens uit het bestek van 1879 tot aanpassing van het wachthuis, gebouw A. Het betrof aanvankelijk een door een natte gracht omgeven wachthuis, voorzien van een brug. Deze moesten na afronding van de vernieuwingen worden aangeplempt, respectievelijk afgebroken. Verder onderging het gebouw een aantal interne wijzigingen, werden muurwerken hersteld en valt te lezen dat de bestaande kleidekking door een zware zanddekking moest worden vervangen. Ook is een groot aantal schietsleuven in het bestaande wachthuis dichtgemetseld. Uit de omschrijving en tekeningen blijkt het wachthuis uit 1848 vergelijkbaar te zijn geweest met bijvoorbeeld het wachthuis op het Fort De Gagel bij Utrecht. Uit diverse recente bronnen blijkt dat het wachthuis inmiddels sterk is vervallen.

Omschrijving

BOMVRIJ WACHTHUIS (gebouw A), opgetrokken in dikke bakstenen muren en rondom voor het grootste deel aangeaard. Het bouwwerk is in twee fasen opgetrokken in 1848 en 1879-1880. Als gevolg van de huidige ecologische bestemming is het vooral bekend uit het bestek met tekeningen van 1879. Het gebouw ligt vrijwel centraal op het fort en heeft gedeeltelijk ongedekte muren aan de noordwest- en noordoostzijde. De plattegrond is rechthoekig, met uitbouwen aan weerszijden van de noordoostgevel. In het rechthoekige gedeelte bevindt zich een drietal, naast elkaar gelegen, even grote, overwelfde ruimtes (voor de manschappen), in de uitbouwen zijn kleinere ruimten van verschillende afmetingen (voor officieren, magazijn, privaten, keuken en dergelijke). Er zijn diverse venster- en deuropeningen, onder andere drie uit 1878-1880 daterende vensters met halfronde gemetselde koekoeken. Uit het bestek valt op te maken dat de ruimten van (ton)gewelven zijn voorzien, hetgeen standaard werd toegepast. Ook zijn er kelders; doorgaans dienden deze onder meer als waterreservoir; gezien de aanwezigheid van druipkokers zal dat ook hier het geval zijn geweest.

Waardering

Het BOMVRIJ WACHTHUIS is van algemeen belang vanwege:

* Cultuurhistorische waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze is ontworpen door C.R.T. Kraijenhoff en in eerste aanleg vanaf 1815 door hem, Jan Blanken en majoor-ingenieur Willem Offerhaus is aangelegd en daarna door anderen gedurende ongeveer 125 jaar versterkt en verbeterd.

* Architectuurhistorische waarden in het bijzonder als uiting van de militair-strategische bouwkunde, die gebaseerd is op:

a. het systeem van inundatie en accesverdediging (19de eeuw),

b. de wedloop met de zich versterkende offensieve middelen (19de eeuw)

Het onderdeel is een voorbeeld van een bomvrij wachthuis uit 1848, verbouwd, gemoderniseerd en vergroot in 1879-1880.

* Ensemblewaarde en situationele waarden als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Tevens vanwege de functionele en fysieke samenhang met de overige onderdelen van het complex.

* Het onderdeel is een voorbeeld van een bomvrij wachthuis behorend tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie zoals deze ook elders zijn gebouwd met toepassing van dezelfde of vergelijkbare bouwmaterialen, indeling en detaillering. Hierbij wordt opgemerkt dat er hier sprake van de verbouwing uit 1879-1880 van een ouder, door een natte gracht omringd wachthuis uit 1848.

* Het onderdeel is redelijk gaaf bewaard omdat het in zijn hoedanigheid uit 1880 is overgeleverd, maar het verkeert in een slechte bouwkundige staat vanwege de ecologische bestemming.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Verdedigingswerken en militaire gebouwen Bomvrij militair object oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Hinderdam Fort Hinderdam Ja
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
A 372 Nigtevecht
A 30 Nigtevecht
A 373 Nigtevecht
Naar boven