't Gasthuis, Bemelen

HOOFDGEBOUW (onderdeel 1). Het haakvormig hoofdgebouw is gebouwd tussen 1740-1756. Het is twee verdiepingen hoog en ligt onder een hoog met Oud-Hollandse pannen gedekt haaks omgaand zadeldak. Het huis is opgetrokken in baksteen en mergel en deels bepleisterd. In 1740-1742 begon Dorothéa Clara van Cruyts (1686-1755) weduwe van Andries Mathias Hesselt van Dinter (1684-1734) met de bouw. De laatste hand aan het huis werd in 1754-1756 gelegd in opdracht van haar zoon officier Carel Hesselt van Dinter. Bouwhistorisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat bij de bouw van het huis van al deels bestaand muurwerk gebruik werd gemaakt, wellicht van één van de boerenwoningen, die genoemd worden in de beschrijving van het goed dat in 1727 door de familie Hesselt van Dinter wordt verworven, of wellicht van een bouwwerk dat heeft behoort bij het Middeleeuwse gasthuis. Het in kunradersteen opgetrokken muurwerk en gewelven van de kelderruimten doen een oudere oorsprong dan de achttiende eeuw van het huis vermoeden. Op de westelijke, op de tuin uitziende, gevel bevond zich tot 2000 een neogotische dakruiter met een luidklokje, met het opschrift Andreas van den Gheyn me fecit 1762. De dakruiter is vóór 2000 vervangen door de huidige achtzijdige dakruiter met een zinken puntdak met windvaan, waarin voornoemd klokje. De naar de straat gerichte gevel bestaat uit twee delen: aan de linkerzijde met vier traveeën, en daarnaast, aan de rechterzijde, een poort. In de tweede travee van links bevindt zich de deur met bovenlicht onder segmentboog en hardstenen omlijsting. Het bovenlicht is voorzien van diefijzers. De entree heeft een hardstenen bordes van drie treden. Voorts vensters onder segmentboog met sluitsteen. Op de verdieping van dit deel vier zesruitsvensters onder segmentboog met sluitsteen. Op de begane grond hebben de vensters hardstenen omlijstingen met luiken. In de kap twee dakkapellen met meerruits vensters. De poort aan de rechterzijde van deze gevel biedt toegang naar de hof of cour. De poort heeft een hardstenen omlijsting, een sluitsteen en twee aanzetstenen. Daarin een dubbele houten deur met twee rechthoekige zijstukken onder een segmentboogvormig veld met patroon van spaakroeden. Aan de courzijde in het poortgedeelte op de verdieping zijn twee zesruits vensters.

De oost-west georiënteerde vleugel van het huis heeft aan de op de cour gelegen gevel op de verdieping twee 6 -ruits vensters. In de topgevel aan oostzijde, zichtbaar vanaf de straat, een ovaal venster en drie ronde invliegopeningen voor uilen. In de witgepleisterde westgevel aan de tuinzijde (west), bevindt zich, iets rechts van het midden, een met hardsteen omlijste deur met tweeruits bovenlicht met diefijzers. Rechts hiervan twee venstertraveeën met beganegronds en op de verdieping een met hardsteen omlijst zesruits venster onder segmentboog met luiken. Links van de deur eveneens twee venstertraveeën, echter iets meer uit elkaar gelegen, met beganegronds en op de verdieping een vensterpartij als voornoemd. Tussen de twee vensters beganegronds een met hardsteen omlijste dubbele meerruits terrasdeur. Op de kap twee kleine vierruits dakkapellen. Terugliggend aan de linkerzijde van het hoofdhuis bevindt zich het koetshuis, dat lager is opgetrokken dan deze vleugel. In de vrij liggende topgevel van de linkerzijgevel van het hoofdhuis twee meerruitsvensters.

De naar de cour gerichte gevel van de noord-zuid georënteerde vleugel van het huis is grotendeels opgetrokken in mergel, met uitzondering van een smalle strook aan de linkerzijde die is opgetrokken in rode baksteen. In deze strook een met hardsteen omlijste deur, twee deuren met bovenlicht en op de verdieping een met hardsteen omlijst zesruitsvenster met luik. In het in mergel opgetrokken deel op de verdieping twee met hardsteen omlijste tweeruits vensters.

Interieur

Met uitzondering van het gedeelte van de poortdoorgang is het gehele huis onderkelderd door een aantal rechthoekige ruimten van verschillende afmetingen onder tongewelf. De overige vertrekken in het huis zijn voor het merendeel voorzien van grenen houten vloerdelen en plafonds van kleine tongewelven. De zolderkap heeft een achttiende-eeuwse gebintconstructie. De deuren van de vertrekken bestaan voor het merendeel uit achttiende-eeuwse paneeldeuren. Een aantal vertrekken zijn voorzien van negentiende-eeuwse marmeren schouwen. In de naar de straat gerichte vertrekken wordt het venster aan weerszijden door een muurkast begrensd. In de hal (entree straatzijde) een iepenhouten trap uit eerste helft van de negentiende eeuw. De hal loopt door naar de ingang aan de tuinzijde en heeft vierkante plavuizen in alternerend Vlaamse en Waalse steen. Zij zijn afkomstig uit het huis in Maastricht van Hesselt van Dinter en bij de bouw van 't Gasthuis hier gelegd. In de halve glazen paneeldeur naar de oorspronkelijke keuken een meerruitsindeling in ijzer met in het midden een ovaal. Links van de hal de eetkamer, oorspronkelijk de bibliotheek. Aansluitend hieraan de zogenaamde dameskamer met op de vloer kleine plavuizen in zwart-wit uit het einde van de negentiende eeuw. Rechts van de hal de ontvangstkamer, met schouw met eenvoudige stucdecoratie in Lodewijk XV-stijl met landelijke trofee. Eronder een betegelde negentiende-eeuwse kachelnis. Elders in het huis enkele haardvloeren van zeventiende-eeuws en laat Middeleeuws tegelwerk. Vanuit de ingang vanuit de tuin is direct links De Zaal, met een negentiende-eeuwse schoorsteenmantel met betegelde haardvloer (achttiende eeuw) waarin 16de-eeuwse haardplaat met balusterzuiltjes en de tekst 'Nicolas de Fancon abbas S. Huberti'.

Waardering

Het HOOFDGEBOUW van de historische buitenplaats 't Gasthuis is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang vanwege:

- de ouderdom en gaafheid zowel van het exterieur als van het interieur;

- de representatieve voorbeeldfunctie van een goed bewaard hoofdgebouw van een kleine achttiende-eeuwse Limburgse buitenplaats;

- de hoge ensemblewaarde.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
531022
Complexnaam
't Gasthuis
Provincie
Plaats
Complexomschrijving

Omschrijving complex

De geschiedenis van 't Gasthuis als buitenplaats gaat terug tot 6 maart 1725. Op die datum werd Maria Catharina van Eysden eigenaresse van een 'huys met hoff, weydens en landerijen op het Gasthuis'. Andries Mathias Hesselt van Dinter (1684-1734) en zijn echtgenote Dorothéa Clara van Cruyts (1686-1755) erven op 27 februari 1727 deze pachthoeve. De hoeve bestond uit "t huijs van den Pachter, mitsgaders de stallingen, schuure, en diergelijke Boere wooningen". In hetzelfde jaar is een muur rondom de hof van de hoeve aangebracht. In de aantekeningen van hun zoon Carolus (Carel) Hesselt van Dinter, (1716- 1793) staat vermeld: "Aa. 1727 is den hof tussen de Straet en de Schaap-stal in muuren gebracht, en hebbe ik altijd deese onkosten hooren begrooten door mijne ouders op f 800,-". Pas in de jaren 1740-1742 begon weduwe Dorothéa met "het opbouwen van een gans nieuw Huijs aen de Straet, ten eijnde te dienen voor de wooninge van den Heer, als tot het leggen van een muur om den hof, en andere diergelijke bouwinge meer". Het huis werd echter niet afgebouwd. In 1754 begon Carel met de afbouw van het huis, waarvan de afronding in 1756 plaatsvond. Bouwhistorisch onderzoek heeft het aannemelijk gemaakt, dat bij de bouw van het huis gebruik is gemaakt van bestaand muurwerk. Wellicht betrof het een van de boerenwoningen, die in 1727 werd verworven, of wellicht was het een restant van een gebouw dat behoorde bij het middeleeuwse gasthuis. Het huidige haakvormige hoofdgebouw en de langs de straat verlopende MUUR van indrukwekkende lengte zijn in de bouwcampagne van 1740-1756 tot stand gekomen. Het aansluitend aan het huis gelegen koetshuis, was waarschijnlijk van oorsprong het huis van de pachter, zoals genoemd in de beschrijving van het goed in 1727. Aan de binnenzijde van de tuinmuur zit een stichtingssteen met "Anno 1750". De ingangspartij van de tuin wordt aan noord- en zuidzijde door vier monumentale hekpijlers, die in de laatste kwart van de achttiende eeuw zijn opgetrokken, gemarkeerd. Verder naar het noorden, in het huidige weiland is het tracé van een voormalige toegangslaan herkenbaar door twee bakstenen pijlers met natuurstenen afdekking in het midden van het weiland en twee bakstenen pijlers met ijzeren hek aan de rand, bij de kruising van de Franse Steeg met de Weg achter Gasthuis.

Tussen 1760 en 1780 werd de ommuring van de cour aan de oostzijde van het huis verbeterd en geheel in mergel opgetrokken. Kennelijk was er al een scheidingsmuur tussen het hof van 't Gasthuis en de aangrenzende boerderij Gasthuis 59. De muur aan de noordzijde van de 'cour' werd volgens de bewaard gebleven rekeningen van Carel Hesselt van Dinter in 1769 in mergel opgetrokken ter vervanging van een lemen wand op houten fundering. Over de aanleg van het park in de achttiende eeuw, dat door de muur en de lange westgevel van het huis wordt begrensd, is niet meer informatie bekend, dan dat de lindeboom aan de ingangszijde van het huis uit de achttiende eeuw dateert.

Na het overlijden van Carel Hesselt van Dinter in 1793 erfde zijn zoon Albert Carel (1752-1818), sinds 1816 Jhr Albert Carel, de buitenplaats. In 1795 maakte Albert Carel een opstelling van de bezittingen, omvattende de percelen van het huis met cour en stallen, (moes)tuin, tiendschuur, kleine boomgaard, tuin, lustbosch en grote boomgaard en de achterliggende weide. Waarschijnlijk is in de periode dat hij het huis bewoonde de huidige parkaanleg in landschapsstijl tot stand gekomen. Als hoofdornament in het park werd de tot op heden bewaarde kunstmatige grot in mergel opgetrokken, die de scheiding markeert tussen het parkgazon met solitairen en een wilder geaccidenteerde en beboste aanleg met slingerpaden, genoemd het 'lustbosch'. Als zodanig is dit de enige in Nederland bewaard gebleven grot in een landschappelijk park met concrete verwijzingen naar de Vrijmetselarij. Voorts werd in de tweede helft van de achttiende eeuw aan de achterzijde van het huis, in de oksel tussen het huis en de terugspringende gevel van het koetshuis in mergel een paviljoen in classicistische stijl opgetrokken, met alleen vanuit het park een ingang in de vorm van een rondboog.

Na de dood van Albert Carel vererfde de buitenplaats op zijn dochter Jkvr. Isabella Wilhelmina Hesselt van Dinter (1782-1860), die tot haar dood met haar echtgenoot Jhr. Leonard Bernard Adriaan Vrijthoff (1776-1861) op 't Gasthuis bleef wonen. In 1827 vond de scheiding plaats tussen de aangrenzende, oorspronkelijk aan hetzelfde hof gesitueerde, boerderij Gasthuis 59. In 1853 volgde de verkoop van de paardenstal in mergel aan de zuidzijde van de cour aan de aangrenzende boerderij.

Na de dood van Leonard Bernard werd de buitenplaats gekocht door de bankier Kraay. Na diens faillissement werd de buitenplaats in 1870 geveild en gekocht door Dr. Leopold Neys. De familie Neys had reeds uitgebreide bezittingen in Bemelen, onder andere de Hoeve De Droogenberg aan de Oude Akerstraat 47. De familie Neys bleef tot in 1984 eigenaar van de buitenplaats. Waarschijnlijk werd in de laatste kwart van de negentiende eeuw op de cour de huidige neogotische kapel met kantelen in mergel gebouwd, met gebruikmaking van een ouder, onbekend bouwsel. De aan de westzijde door een ruime spitsboog geopende kapel draagt in de voor(west-)wand het wapen van de familie Neys. Al in 1726 (in de gevel een wapen in reliëf met het jaartal 1726) werd tegen de noordmuur van de cour in mergel het ondiepe en langwerpig rechthoekig bedrijfsgebouw opgetrokken. Dit bedrijfsgebouw, heeft ondermeer als paardenstal dienst gedaan. In 1984 werd de buitenplaats door de familie Neys verkocht aan de familie Kempf. Deze verkocht de buitenplaats weer aan de heer en mevrouw P. Oosterlee-de Haas, die sindsdien de restauratie van de toen vervallen opstallen geleidelijk ter hand hebben genomen. Bij de verkoop is de ten noorden van het complex gelegen tiendschuur in andere handen overgegaan en tot woning verbouwd. De tiendschuur valt buiten de beschermde aanleg. De omgrenzing alsmede de aanduiding van de complexonderdelen staan op de bij de bescherming behorende kaart aangegeven.

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS 'T GASTHUIS bestaat uit de volgende samenstellende onderdelen. HOOFDGEBOUW (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), MUUR (3), HEKPIJLERS AAN ZUIDZIJDE (4), HEKPIJLERS AAN NOORDZIJDE MET MUUR (5), KOETSHUIS (6), OMMURING VAN DE COUR MET MUUR BINNENTUIN OP DE COUR (7), KAPEL (8), BEDRIJFSGEBOUW MET POORT (9), PAVILJOEN (10), GROT (11). waardering

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS 'T GASTHUIS is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang:

- als voorbeeld van een Limburgse achttiende-eeuwse buitenplaats, die een landschappelijke aanleg heeft gekregen in het begin van de negentiende eeuw.

- vanwege de gaafheid en ouderdom van het hoofdgebouw;

- vanwege de zeer hoge zeldzaamheidswaarde van de Vrijmetselaarsgrot in het park;

- vanwege de gaafheid van het vroeg landschappelijke park;

- vanwege de gaafheid, ouderdom en uit constructief oogpunt de zeldzaamheidswaarde van de tuinmuur.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Kastelen, landhuizen en parken Kasteel, buitenplaats oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Gasthuis 55 6268 NN Bemelen Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Kastelen, landhuizen en parken Kasteel, buitenplaats Hoofdgebouw
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
E 229 Margraten
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1740 1756 vervaardiging
Naar boven