Molecaten, Hattem

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Omschrijving onderdeel 4:

KOETSHUIS MET DIENSTWONINGEN EN STALGEBOUW. In neoclassicistische trant opgetrokken wit gepleisterd koetshuis met voormalige dienstwoningen aan de zijkanten, opgetrokken in 1826 in opdracht van de toenmalige eigenaar Robbert baron Van Heeckeren en met zijn brede front naar het oosten en evenwijdig aan de zijgevels van Huis Molecaten, gesitueerd, ca, 80 meter ten westen van Huis Molecaten. Het op een rechte grondslag opgetrokken gebouw van een laag met goot op klossen onder een met Oud-Hollandse pannen gedekt schilddak vertoont aan de noordoostzijde een gedenksteen met de tekst: "Jacob Anne Van Heeckeren Heeft Den Eersten Steen Gelegd 1826". Jacob Anne was de zoon van de toenmalige eigenaar Robbert baron van Heeckeren. Aan de voorzijde twee halfronde poortdeuren met ertussen een halfrond 6-ruitsvenster. Ter linker- en rechterzijde van dit centraal gelegen koetshuis gedeelte de toegangsdeur van de voormalige dienstwoning, bestaande uit een rechte deur met halfrond 2-ruits bovenlicht. Ernaast een halfrond 6-ruitsvenster. De deuren zijn geschilderd in de kleuren rood en oker. De vensters vertonen luiken in deze kleur. De voor- en zijgevels worden aan de hoeken door een pilaster gemarkeerd. In de voorgevel tussen het koetshuisgedeelte en de voormalige dienstwoning eveneens een pilaster. In de rechter gevel een hoog gelegen halfrond ijzeren stalvenster, waarschijnlijk aangebracht toen in 1882 het koetshuis met een rode bakstenen stal op rechte grondslag onder met grijze Oud-Hollandse pannen gedekt zadeldak werd uitgebreid. In de voor(noord-)gevel van deze stal, die evenwijdig aan de rechter gevel van en haaks staande op het koetshuis werd opgetrokken, links onder een gedenksteen met de tekst: "Jacob Anne Baron van Heeckeren van Molecaten oud 15 jaar heeft de eerste steen gelegd den 12 julij 1892". In de voorgevel van de stal aan de linkerkant de rechte toegangsdeur met 2-ruits bovenlicht met rechts hiervan een halfrond ijzeren stalvenster. Rechts hiervan 5 naast elkaar geplaatste halfronde stalvensters.

Waardering Het KOETSHUIS MET DIENSTWONINGEN EN STALGEBOUW, behorende tot de historische buitenplaats Molecaten, is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang

* vanwege de ouderdom

* vanwege de gaafheid

* vanwege de hoge ensemblewaarde

* als gaaf voorbeeld van een rond 1826 in neoclassicistische stijl opgetrokken ensemble van koetshuis en dienstwoningen bij een historische buitenplaats

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
530472
Complexnaam
Molecaten
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS MOLECATEN TE HATTEM

Omschrijving complex: De oudste vermelding van Molecaten dateert uit 1348. De naam verwijst naar een woning bij een molen. De woning met molen waren een stukje ten noordoosten van het huidige complex gelegen. De molen was een korenmolen waarvan het bijgebouw van de woning bij het gemeentelijke zwembad (buiten het complex) een overblijfsel is. In dezelfde acte wordt ook de Trijnselenberg (Triesbergh) genoemd, een toen nog deel onbegroeide berg, die aan de westzijde van de buitenplaats is gelegen. Omstreeks 1500 is er ter plaatse van het huidige huis Molecaten sprake van een versterkt huis. Hoewel dit huis de grondslag vormt van het huidige huis Molecaten, refereren de toenmalige bronnen met de aanduiding Molecaten naar een goed dat even ten noordoosten (in de nabijheid van voornoemde molen) van het huidige Molecaten was gesitueerd. In 1597 werd door de pachter van het goed ter plekke van het huidige Molecaten, Johan van der Schuijr, aan de oostzijde van het versterkte huis een molenwijer aangelegd, die aan de noordzijde werd afgedamd. Dam en wijer zijn tot op heden bewaard gebleven, hoewel de contouren van de oevers van de wijer in de 19de eeuw in verband met de toen gerealiseerde parkaanleg in landschapsstijl iets glooiender zijn gemaakt en de wijer de allure van een vijverpartij in landschapsstijl kreeg. De korenmolen werd kort hierna gebouwd even ten noordoosten van de wijer; de molen werd in 1859 door de huidige aldaar gesitueerde korenmolen vervangen. Voor de watervoorziening van het complex werden aan de oostzijde van de Trijnselenberg enkele sprengen aangeboord en werd een stelsel van waterlopen aangelegd, zoals tot op heden herkenbaar is. Huis, wijer en molen staan aangegeven op de Caerte van de stadt en schependom van Hattem door Nicolaes van Geelkercken uit 1630-1631. Het versterkte huis is slechts schetsmatig aangeduid. Dit moet verklaard worden uit de verwoesting van het huis in 1629 door het Spaanse leger. De kaart geeft voorts aan dat de knik die de in beginsel rechthoekige parkweide in landschapsstijl ten noorden van het huis, ten aanzien van de huisplaats maakt, teruggaat tot het verkavelingspatroon dat op de kaart van Van Geelkercken zichtbaar is. Waarschijnlijk in de jaren 1587-1588, toen de Spanjaarden zich enkele maanden in de omgeving ophielden, werd door hen circa een halve kilometer ten zuidoosten van de wijer een aarden schans aangelegd, die bekend staat onder de naam Spaansen Graven. De schans bestaat uit een vrijwel rechthoekig plateau omgeven door een dubbele wal, waartussen aan twee zijden een in rechte hoeken omgaande stromende waterloop. Voor het water was even ten westen van de schans een sprengbron aangeboord en kanaal uitgegraven, zoals nu in het veld nog herkenbaar is. De naamgeving Spaansen Graven moet hoogstwaarschijnlijk gelezen worden als "de Spaansen (=zelfstandig naamwoord=Spanjaarden) graven (werkwoord)". Pal ten oosten van de schans werd in 1640 in 16de-eeuwse bouwstijl een spijker gebouwd, een klein kasteelachtig gebouw, genaamd Spijker Watervlied, dat sinds 1805 deel uitmaakt van Molecaten. Rond 1634-1635 liet de pachter Gerrewijn Gerrits pal aan de noordzijde van de wijer een tweede molen bouwen, een eenbaks stofmolentje (verdwenen). De ringsloot genaamd Cingelbeek, die tot op heden rondom de zuid- en oostzijde van de parkvijver (wijer) bewaard is gebleven, werd vermoedelijk in verband met deze tweede molen toen uitgegraven. Het gaaf bewaarde ensemble van sprengen, kanalen, wijer en water(beek)lopen, dat de ruggengraat vormt van de terreininrichting, aanwezige beplanting en de (voormalige) bedrijfsvoering van het landgoed en buitenplaats Molecaten is tot op heden gaaf bewaard gebleven en vertegenwoordigt een grote cultuurhistorische waarde. De sprengkoppen aan de oostzijde van de Trijnselenberg worden door monumentale beukgroepen gemarkeerd. In 1637 kocht edelman Johan van Keppel van Gerrewijn Gerrits het versterkte huis, papiermolen, plantage en wijer van Gerrewijn Gerrits en wist ook de gronden ten noordoosten hiervan, de gronden van het toenmalige goed Molecaten, te verwerven. In 1646 liet Keppel het verwoeste huis herstellen en bracht een aantal veranderingen aan. Het huis werd met een verdieping verhoogd en de torens aan de noordoost- en noordwestzijde werden eveneens hoger opgetrokken. Omstreeks 1650 volgde de verschrijving van het goed Molecaten tot havezate. Een tweede verbouwing vond plaats in de jaren 1650-1675, waarbij het hoofdgebouw naar de achterzijde met een grote ruimte iets meer dan verdubbelde en waarbij de achtergevel evenwijdig aan de gevels van de torens aan de zuidoost- en zuidwesthoek kwam te liggen. Voornoemde torens werden verhoogd, de ruimte tussen de torens aan de zijgevels werd rechtgetrokken, waardoor min of meer het rechthoekige bouwblok ontstond, dat tot op heden het aanzicht van het huis Molecaten bepaald, echter gedekt onder verschillende kappen. Vermoedelijk heeft deze verbouwing plaatsgevonden voor de dood van Johan van Keppel in 1667; nadien bleef de buitenplaats in het bezit van diens weduwe Geertruid de Cock van Delwijnen, die op de buitenplaats bleef wonen en deze in 1700 naliet aan haar kleinzoon Johan van Welvelde. Het huwelijkscontract van Geertruid's dochter Anna van Keppel en Borchardt Joost van Welvelde uit 1690 maakt duidelijk dat de ten westen van het huis gelegen grote Trijnselenberg deel uitmaakte van het bezit en geeft aan dat er op Molecaten sprake was van een aanleg: "... het Huis Molecaten met sijn privilegiën en gerechtigheden, Hoven en papiermolens, het houtgewas staande in Haelboomskamp, het houtgewas en zaaijland Meulekate, Loussenkamp, den Bergh, de oude en nieuwe plantage en alle nieuwe plantagien en opgaande boomen om den huise Molecaeten gelegen...". Tussen 1690 en 1719, wanneer de havezate te koop wordt aangeboden, is Molecaten aanzienlijk verrijkt, getuige het verkoopaffiche uit 1719:"...Het huys en havesate Molecaten met sijn bouwhuysen, Oranjenhuys, Stallen, Hoveniers Huys, en verders sijne grafften en Cingels gelegen, twee hooven en opgaende Boomen, seer vermaeckelijcke Vijvers ...". De bouwhuizen, oranjerie, tuinmanswoning en de genoemde stallen zijn niet bewaard gebleven, evenals de toenmalige infrastructuur van een rechthoekig voorplein met bouwhuizen aan weerszijden aan de noordzijde van de omgrachte en ommuurde huisplaats, met de rechte oprijlaan, op het hart van het voorplein en as van het huis geprojecteerd en schuin verlopend, de Huisallee genaamd. Ten noordwesten en evenwijdig aan de oorspronkelijke oprijlaan ligt nog steeds de Zijdallee met twee rijen oude beuken aan weerszijden. Deze Zijdallee houdt de herinnering levend aan de vorm van de oorspronkelijke oprijlaan. Ook bewaard is de zogenaamde Nieuwe Allee of Vuurenallee, de met dubbele beuk aan weerszijden beplante rechte toen tweede oprijlaan, die op het voormalige voorplein was geprojecteerd. De Vuurallee begrenst de beboste Trijnselenberg aan de noordzijde en vormt de verbindingslaan met de aan de westzijde van de buitenplaats gesitueerde Hessenweg. Ook de min of meer rechthoekige hof, geheel omgracht en grenzend aan de zuidzijde van het huis, die waarschijnlijk nog uit de 17de eeuw dateert, is geheel bewaard gebleven. In een taxatie uit 1731 gemaakt in verband met een poging de havezate te verkopen, wordt over het houtgewas vermeldt dat dit voor het merendeel nog jong was. In 1750 vererfde de dan zeer vervallen havezate op Reinhard Borchard Willem van Heeckeren, die als eerste, sinds de havezate in het bezit was van deze familie, op het huis gaat wonen. Vermoedelijk heeft Reinhard Borchard veel aan de ontwikkeling van het landgoed bijgedragen. De Hottingeratlas uit ca. 1783 geeft aan dat de gehele Trijnselenberg in die tijd was bebost en doorsneden werd door een raster van rechthoekige lanen en paden, zoals heden. Ook het geaccidenteerde deel van het landgoed ten oosten van de buitenplaats Molecaten, dat Reinhard Borchard in 1758 had verworven, was in deze tijd in een tot een aanleg van lanen met bosvakken en open terreinen ontwikkeld, zij het toen nog niet in de vorm die nu in het veld herkenbaar is. De Hottingeratlas toont een wandeling direct rondom de oostzijde van de vijverpartij en de in curven verlopende laan die langs de oostzijde naar de noordpunt van het beschermde complex voert. Op een kaart van Molecaten van Kellerman uit ca. 1800 is te zien dat deze beide onderdelen dan van laanbomen zijn voorzien, zoals nu nog het geval is. Aan het einde van de 19de-eeuw verkreeg de wandeling rondom de vijver (wijer) haar huidige karakteristieke randbeplanting met rododendrons. Na de dood van Reinhard in 1799 vererfde de buitenplaats op zijn zoon Evert Willem, die vermoedelijk de ontginningswerkzaamheden van het landgoed door zijn vader heeft doorgezet, maar dan in geringere mate. Evert werd tot aan zijn dood in 1819 door geldproblemen geplaagd. Bekend is dat hij in 1805 het ten zuidoosten van huis Molecaten gelegen in 1640 gebouwde Spijker Watervlied verwierf. Het kaartbeeld van Molecaten uit de Kaart van de Veluwe door M.J. de Man uit 1811 geeft aan dat de structuur van de buitenplaats en het landgoed in dat jaar hetzelfde was als in ca. 1783, zij het dat de landgoedgronden ten zuiden van de buitenplaats ontgonnen waren. De formele structuur van oprijlaan voorplein en bijgebouwen en huisplaats, zoals deze er waarschijnlijk al in de 17de eeuw bijlagen, bleven tot na de dood van Evert Willem, die bij Koninklijk besluit in 1814 de erfelijke titel van baron had gekregen, gehandhaafd. Na 1811 werd de rechte laan van de Veldweg naar het Spijker aangelegd, die sindsdien als oprijlaan dienst doet. Pal langs de noordzijde van de laan werd de beekloop door- of rechtgetrokken en van een houtwal voorzien. Aan de Veldweg haakt de aanleg van de beek in een rechte hoek links om, en ook daar werd een houtwal met beukenrij langs de Veldweg geplant, zoals tot op heden zichtbaar is. Deze veranderingen zijn waarneembaar op de Topografische en Militaire kaart uit 1847 en op de Bonnekaart uit 1911-1920. In de tijd dat Molecaten in het bezit was van Evert Willem's broer Robbert August, die in 1824 met zijn gezin op de buitenplaats ging wonen, onderging de plaats enkele grote veranderingen. In de jaren 1824 en 1825 werd het huis gerenoveerd en in neoclassicistische trant verbouwd. De kappen van de vier torentjes werden afgebroken, de oost- en westgevel werden verhoogd en het huis werd in zijn geheel overkapt door een omgaand zadeldak met zadeldaken en zakgoten ertussen. De vensters werden vergroot en vervangen door Empire schuiframen met persiennes (thans opgeslagen). Ook kwam toen de huidige indeling van de bel-étage met centraal gelegen middengang met vertrekken aan weerszijden tot stand. Het huis werd omgaande van een okergeel kleurige schelpkalkpleisterlaag voorzien. Voorts werden de muren rondom de huisplaats afgebroken, evenals de bijgebouwen en het poortgebouw aan het voorplein, waardoor het huis aan de voorzijde de allure kreeg van een vrij in het veld gelegen landhuis. De huisplaats aan de voorzijde werd in een oprit veranderd. De 17de-eeuwse Bentheimer zandstenen leeuwen, die waarschijnlijk aan weerszijden boven de poortdoorgang van het poortgebouw waren bevestigd (zie kopie van een tekening van Pronk door Andries Schoemaker uit 1730), werden waarschijnlijk nog vòòr 1847 (Topografische en Militaire kaart) naar hun huidige plek aan weerszijden van de bakstenen toegangsbrug over de Trijsbeek naar de oprit opgesteld. De pijlers, die de entree naar het spijker Watervlied markeren, zijn vermoedelijk eveneens onderdelen van het in 1824-1825 afgebroken poortgebouw van Molecaten geweest. In 1826 werd eveneens in neoclassicistische trant ten westen van huis Molecaten het huidige brede gepleisterde koetshuis opgetrokken, dat in 1832 als stal- en bouwhuis werd aangeduid, en dat in 1882 met een haakse vleugel werd uitgebreid. Omstreeks de tijd van de verbouwing van het huis en de bouw van het koetshuis werd de omgeving van huis Molecaten aan de toenmalige in zwang zijnde landschapsstijl aangepast. Dit gebeurde fasegewijs. Het voormalige voorplein werd parkweide. De huidige parkweide ten noordoosten van het voormalige voorplein is volgens het Kadastraal Minuutplan uit 1832 in dat jaar nog niet aanwezig: het plan vertoont de nog rechte oprijlaan, de zogenaamde Huisallee, die in noordoostelijke richting voert. Vòòr 1847 (Topografische en Militaire kaart) is deze laan voor een groot deel verdwenen en vervangen door de huidige in een ruime curve door de parkweide voerende toegangsweg. Na het overlijden van Robbert van Heeckeren in 1838 vererfde de buitenplaats op zijn echtgenote Charlotta Alexandrina van Westerholt en na haar dood in 1843 op hun zoon Jacob Anne van Heeckeren. Laatstgenoemde liet in 1859 de papiermolen afbreken en liet op dezelfde plek de huidige witgepleisterde korenmolen optrekken, dat met zijn vensters in neogotische stijl in het park een grote ornamentele waarde vertegenwoordigt. In de periode van de bouw van de molen kreeg waarschijnlijk ook de door loofbomen omgeven en beekloop begrensde open ruimte pal ten noordoosten van de korenmolen, waar vanouds de herberg staat, zijn huidige vorm als open plek tegen de bosrand met in curven verlopende paden aan de oostzijde. Na zijn dood in 1885 vererfde de buitenplaats op zijn zoon Robbert, die in 1889 overleed. Hij was gehuwd met Charlotte Catherina van Braam. Zijn weduwe Charlotte nam het beheer van de buitenplaats op haar schouders, hierbij geholpen door haar broer Jean Chretièn van Braam, die eerder gehuwd was geweest met Robbert's oudste zuster Fanny Elisabeth van Heeckeren van Molecaten. Onder leiding van Jean Chretièn van Braam kwam een aantal vernieuwingen op de buitenplaats tot stand. Aan de zuidzijde van de vijverpartij werd in 1890 de huidige witgepleisterde dienstwoning opgetrokken. In 1893 werd op de rechthoekige hof direct ten zuiden van het huis de druivenkas gebouwd met ijzeren Polonceau dakspant. Na de dood van Charlotte van Heeckeren van Braam in 1898 vererfde de buitenplaats op haar twee zonen, Jacob Anne en Evert Walraven van Heeckeren, die in eerste instantie gezamenlijk de buitenplaats beheren. In 1912 wordt het beheer overgenomen door Evert Walraven, die het jaar ervoor was gehuwd met Adolphine Agneta Groeninx van Zoelen. Laatstgenoemde gaf in 1955, 13 jaar na het overlijden van haar echtgenoot, de opdracht tot algehele restauratie van het huis, die werd uitgevoerd onder leiding van restauratiearchitect E.A. Canneman. Bij deze restauratie werden de zadeldaken, die zich tussen het omgaande schilddak bevond, afgebroken en werd het dak veranderd in een afgeplat schilddak. De getrapte gevelbekroning met klokkentorentje, aangebracht in 1824-1825 werd afgebroken en vervangen door het huidige fronton. Het klokkentorentje werd verplaatst naar de nok van het dak. Een vervolg op de restauratie volgde in 1963-1964 waarbij het huis ontpleisterd werd. Na de dood van Adolphine van Heeckeren vererfde de buitenplaats op haar twee zonen Walraven en Eric van Heeckeren, die tot in 1984, het jaar waarin Eric van Heeckeren overleed, met een grote betrokkenheid de buitenplaats in stand hielden. In 1987 werd de buitenplaats verkocht aan AMEV Levensverzerking NV. Hiermee kwam het einde aan de betrokkenheid van één familie die ononderbroken sinds 1646 eigenaar van de buitenplaats is geweest. Huis en een groot deel van het park werden in 1989 aan Cees Slager in erfpacht gegeven, waarna achterstallig onderhoud aan en in het huis werd weggewerkt en herstelwerkzaamheden in het park werden uitgevoerd. In 1992-1993 volgde de restauratie van de kas.

Op de bij de omschrijving behorende kaart staat de OMGRENZING VAN HET COMPLEX aangegeven, alsmede de indicatie van de complexonderdelen. Met uitzondering van de tweede oprijlaan naar de Hessenweg en de zogenaamde Zijdallee valt slecht de oostelijke flank van de Trijselenberg, inclusief de gronden waar de sprengbronnen zijn aangeboord, onder de bescherming. Hoewel de bosaanleg van de Trijnselenberg een grote cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt ligt de waarde hiervan in de aanleg van Molecaten als landgoed en niet als buitenplaats. Ook de bij de molen gesitueerde herberg met bijbehorende erfinrichting valt niet onder de bescherming.

Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS MOLECATEN bestaat uit de volgende samenstellende onderdelen: HUIS MOLECATEN (1), HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG (2), VLUCHTBURCHT genaamd Spaansen Graven (3), KOETSHUIS MET DIENSTWONINGEN EN STALGEBOUW (4), KEERMUREN MET ZANDSTENEN BEELDEN (5), DRUIVENKAS (6), KORENMOLEN (7), SPIJKER WATERVLIED (8), DAGLONERSWONING BIJ SPIJKER WATERVLIED (9), ENTREEPIJLERS BIJ SPIJKER WATERVLIED (10), DIENSTWONING (11), SCHUUR BIJ DIENSTWONING (12), SPRENGEN- EN BEKENSTELSEL MET WIJER (13)

Waardering Het COMPLEX HISTORISCHE BUITENPLAATS MOLECATEN is in cultuurhistorisch opzicht van algemeen belang

* als goed voorbeeld van het tot stand komen en van de ontwikkeling van een historische buitenplaats binnen één familie over de periode van circa 350 jaar;

* vanwege de gaafbewaarde historische waterhuishouding, bestaande uit sprengen, kanalen, water- en beeklopen en wijer: deze aangelegde waterhuishouding vormt de ruggengraat van de terreininrichting, aanwezige beplanting en de (voormalige) bedrijfsvoering van Molecaten;

* vanwege de historische gelaagdheid;

* vanwege de ouderdom;

* vanwege de gaafheid;

* vanwege de grote cultuurhistorische waarde van de complexonderdelen

* vanwege de grote cultuurhistorische waarde van de samenhang van de complexonderdelen.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Bijgebouw Kastelen, landhuizen en parken Bijgebouwen kastelen enz. oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Molecaten 1 8051 PN Hattem Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Kastelen, landhuizen en parken Bijgebouwen kastelen enz.
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
AE 201 Hattem
AE 200 Hattem
Naar boven