Inleiding
Vanaf 1925-31 gefaseerd tot stand gekomen industrieel complex, in oorsprong bestemd voor de verwerking en verpakking van tabak, koffie en thee, gebouwd in opdracht van C.H. van der Leeuw namens de firma v/h Weduwe J.J. van Nelle nv en geheel uitgevoerd volgens de principes van het Nieuwe Bouwen. De allereerste fase van fabrieksaanleg is ontworpen door M. Brinkman in 1925; de hoofdopzet, met inbegrip van de eerste aanpassingen, is ontworpen door J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt, en de uitbreidingen uit de jaren '40 van de twintigste eeuw zijn ontworpen door J.A. Brinkman en J.H. van den Broek.
Het Van Nelle-complex omvat de volgende drie complexonderdelen: 1. fabriekscomplex, bestaande uit kantoorgebouw, voormalige tabaks-, koffie- en theefabrieken, ketelhuis met schoorsteen, voormalig expeditiegebouw met luchtbruggen en L-vormig werkplaatsen-/brandweergebouw; zie voor omschrijving monumentnummer 46869; 2. aanleg van het fabrieksterrein; 3. reeks pakhuizen (Schiehallen) naar ontwerp van J.A. Brinkman en J.H. van den Broek, met bijbehorende laad- en loskade langs de Delfshavense Schie.
Het omstreeks 10 ha. grote fabrieksterrein van het Van Nelle-complex grenst sinds 1942 direct aan de Delfshavense Schie, waarop het al vanouds was georiënteerd; aan de zuid- en zuidwest-zijde is het terrein omgeven door een in 1947 gegraven smalle vaart met aflopende grasbermen aan weerszijden, aan de noordelijke zijde, haaks op de Delfshavense Schie, wordt de terreingrens gemarkeerd door doorzicht biedende, op zichzelf niet beschermenswaardige erfafscheidingen. De hoofdtoegang bevindt zich vanouds bij de aftakking van de Van Nelleweg vanaf de zich ter plaatse afbuigende Schuttevaerweg, bij de Delfshavense Schie. De parkachtige groenaanleg van het fabrieksterrein wordt versterkt door de openbare groenvoorzieningen in de directe omgeving, waarmee een directe visuele relatie is gelegd, in het bijzonder aan de oostzijde van de vijverpartij.
N.B. In oorsprong bevonden zich aan de zuidwestelijke zijde sportterreinen voor het personeel - een korfbalveld, een voetbalveld van nationale afmetingen en later ook een voetbalveld van internationale afmetingen, alsmede een aantal tennisbanen voor de directie - met twee houten bijgebouwen naar nieuw-zakelijk ontwerp van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt uit 1929, doch deze zijn vanaf de jaren '70 van de twintigste eeuw fasegewijs geofferd voor de bouw van het - van het oorspronkelijke concept afwijkende - distributiecentrum en parkeervoorzieningen. De oorspronkelijke, fijn gedetailleerde portiersloge en toegangshekwerken naar nieuw-zakelijk ontwerp van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt zijn in 1982 vervangen door de huidige, niet beschermenswaardige voorzieningen. De oorspronkelijke rijwielstalling, annex eerste hulpgebouw, tegenover het kantoorgebouw aan de andere zijde van de hoofdentree, is ten gevolge van oorlogsschade verdwenen; dit langgerekte, puntvormig beëindigde gebouw had naar de Schiezijde oplopende lessenaarsdaken en een schuine gepleisterde muur aan de oostzijde, waarop in oorsprong, boven een aangebouwde plantenbak, de aan de verplaatsing van de Van Nellefabrieken uit de binnenstad naar de Spaanse polder refererende tekst uit 1930 was aangebracht (deze siert tegenwoordig de kopse muur van het kantoorgebouw). Voorts waren hoge metalen lichtmasten in nieuw-zakelijke trant geplaatst langs de fabrieksstraat met gebogen boveneinden. Bij de reeks pakhuizen (Schiehallen) is de ongelijkpotige loopkraan op de betonnen los- en laadkade inmiddels verdwenen. In 1991 zijn de meest zuidoostelijke werkplaatstraveeën afgebroken om plaats te maken voor een koffiesilo naar ontwerp van M. Booy van het architectenbureau Van den Broek en Bakema.
Complexomschrijving
Het Van Nelle-complex is grotendeels in 1925-1930 gebouwd naar het functionalistisch ontwerp van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. Ondanks latere uitbreidingen en wijzigingen is het oorspronkelijk concept van een transparante dynamische daglichtfabriek in een parkachtige omgeving nog grotendeels herkenbaar. De theosofisch georiënteerde firmant C.H. van der Leeuw, die voor deze opdracht studiereizen naar Amerika (o.a. Fordfabriek in Detroit) en het in 1925 voltooide Bauhaus in Dessau had gemaakt, had grote invloed op de planvorming. Bij het ontwerp golden als voornaamste uitgangspunten: licht, lucht, efficiëntie, hygiëne en goede werkomstandigheden. De vestiging van het Van Nelle-complex in 1925-31 liep ver vooruit op de stedenbouwkundige planvorming voor het industriepark Spaanse Polder. Het ongeveer trapeziumvormige fabrieksterrein bevond zich met de schuine zijde aan de NW-oever van de Delfshavense Schie. In 1925 werd het land opgespoten en in 1926 werd met heien begonnen voor de bouw van de tabaksfabriek. Voor het eerst in de Nederlandse bouwgeschiedenis werd hierbij gebruik gemaakt van geheel betonnen heipalen (18,5 m lang), die op de bouwplaats werden vervaardigd. In 1927-30 verrezen de koffie- en theefabriek, het ketelhuis, het kantoor, werkplaatsen en garage, alsook de inmiddels verdwenen hoofdwacht, fietsenstalling, kantinegebouw, voetbal- en tennishuisjes. In 1931 werd het centrale expeditiegebouw mèt luchtbruggen voltooid. Al deze gebouwen zijn van de hand van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt. De aanleg en situering der gebouwen zijn geheel bepaald door de eisen van - verticaal georganiseerde - productie en transport, met een duidelijke scheiding naar functies. Van begin af aan werd tevens rekening gehouden met eventuele toekomstige uitbreidingen en recreatieve voorzieningen voor het personeel. De rechte NW-ZO loop van de Delfhavense Schie is in alle ontwerpstadia richtinggevend geweest voor de plaatsing der fabrieksgebouwen, evenwijdig aan - doch op geruime afstand van - dit kanaal. Deze scheepvaartroute was van vitaal belang voor de massale aanvoer van brand- en grondstoffen en ook voor het transport van de uiteindelijke fabrieksproducten, naast het toenemende wegtransport. De hoofdontsluiting van het complex ligt aan de zijtak van de Schuttevaerweg, de Van Nelleweg, en wel in het verlengde van de Spangensekade, die destijds via de woonwijk Spangen de enige verbinding met de stad vormde en die vooral van belang was voor het personeel en de bezoekers. Meer ZW-waarts, dicht bij de ingang, ligt de kantoorvleugel uit 1928-30 met gebogen voorgebouw en hoger blok aan de achterzijde. Het kantoorgebouw is door middel van een glazen luchtbrug ter hoogte van de eerste verdieping èn via een halfondergrondse gang aan de voorzijde van de tabaksfabriek verbonden met zowel de tabaks- als de koffiefabriek. Het kantoor ziet aan de overzijde van de fabrieksstraat uit op een ruime tuin - een grasveld met slingerende borders met gevarieerde beplanting - langs de Delfshavense Schie en ook de overige zijden zijn plantsoenen ingericht. De tabaksfabriek (met uitgebouwde kerverij aan ZW-zijde), tevens het diepste en het hoogste en het meest markante volume door de toegevoegde tearoom, werd het eerst gebouwd (1926-29). Aan de NW-zijde zijn aansluitend de koffie- en theefabriek gerealiseerd (1928-30). De fabrieken zijn onderling gescheiden door twee naar voren uitgebouwde trappenhuizen, waarbij aan de voorzijde nog smalle schakelkamers zijn aangebouwd en tussen tabaks- en koffiefabriek een brandmuur staat. Tegenover de tabaksfabriek is in 1927-29 het door twee bolronde daken overkapte ketelhuis opgetrokken, met bovenop een kolenbunker en aan de ZW-zijde een vrijstaande achtzijdige, tapse schoorsteen. Dit werd al in 1929-31 uitgebreid, o.a. met een hoogspanningsgebouw aan de kanaalzijde, een pompenkamer aan de zijde van de fabrieksstraat en een controlekamer nabij het expeditiegebouw. Het in oorsprong geheel op steenkolen gestookte ketelhuis diende zowel voor het natten van de tabak (op stoom) als voor de centrale verwarming van alle gebouwen, waarmee het via een wijdvertakt stelsel van leidingkelders is verbonden. In 1929-31 verrezen het centrale expeditiegebouw (door middel van schuine luchtbruggen verbonden met de productiegebouwen aan de overzijde van de fabrieksstraat) en het L-vormige werkplaatsen/ garagegebouw (op de uiterste N-hoek van het terrein). In 1942-43 werd op de zojuist verworven strook grond direct langs de Delfshavense Schie een reeks van negen aan elkaar gebouwde pakhuizen (Schiehallen) onder gebogen daken gerealiseerd naar ontwerp van J.A. Brinkman en J.H. van den Broek (die als associé de in 1936 overleden L.C. van der Vlugt was opgevolgd). De reeks werd in 1967 in dezelfde trant uitgebreid tot twaalf. Voorlangs de Schiehallen is een met betonplaten bestrate laad- en loskade aangelegd, in oorsprong vooral bestemd voor het lossen van de brandstoffen. De langgerekte, nu witgepleisterde gebouwen hebben een breedte van elk 16,5 m bij een diepte van ruim 39 m en worden door gebogen daken, inwendig gedragen door stalen driehoekspanten, overkapt.
De exemplarische functionalistische architectuur van het Van Nelle-complex is ondanks verschillende in- en uitwendige wijzigingen nog tot in talloze details bewaard gebleven en zelfs nog versterkt door enkele later op deze architectuur geïnspireerde toevoegingen. Karakteristiek is de veelvuldige toepassing van vliesgevels in glas en dun profielstaal, in combinatie met witgepleisterde wanden op een zwarte plint en een grote nadruk op techniek (schakelkamers, pompenkamer) en transport (garages, luchtbruggen). Afgezien van kleur-accenten en de - verplaatste - gedenktekst zijn geen decoraties toegepast. Elk der gebouwen is vormgegeven naar de aard van de oorspronkelijke functie, waardoor telkens subtiele afwijkingen van het basispatroon voorkomen in hoogte, vorm, detaillering, zoals de ronde tearoom en het complexe kantoorgebouw met concave vleugel en overhangende bovenbouw. Zowel in het exterieur als in het interieur is slechts een beperkt kleurengamma toegepast, waarbij witten overheersen en aluminiumkleur, chroom, roden, gelen en blauwen krachtige kleuraccenten geven (naast grijzen en zwarten). Ook de inrichting der heldere ruimten is bepaald door de strakke functionalistische esthetiek (in oorsprong vlakke vloeren met afwerklagen van linoleum of houtgraniet of tegels, wandbetegeling, stalen buismeubelen, gekleurd glazen vensterbanken en loketdorpels, ronde plafondlampen, etc.), waarin de overwegend rechthoekige vormen op markante plaatsen worden afgewisseld door rondingen.
Waardering
Het Van Nelle-complex met bijbehorende gebouwen en terreinaanleg is van algemeen belang wegens architectuur-, cultuur- en stedenbouwkundig-historische en ensemblewaarde als 'landmark' van functionalistische architectuur in de Spaanse Polder en schoolvoorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Nederland. Het Van Nelle-complex is nog steeds zeer opvallend gelegen aan vaarwater, spoor- en verkeershoofdwegen. Het concept van een moderne, transparante fabriek in het groen is gebaseerd op een voorafgaande analyse van behoeften van fabricageproces en personeel. Kenmerkend is de decoratieloze, ritmisch geproportioneerde architectuur met nadruk op de transparantheid der bouwvolumes door het gebruik van smalle staalprofielen in de vliesgevels en scheidingswanden, alsook door de toepassing van vele ongedeelde ruimten. De heldere architectuur is geheel afgestemd op en alleen mogelijk dankzij de eigenschappen der destijds nieuwe bouwmaterialen (gewapend beton en staal) en de moderne, dynamische machine-esthetiek (vgl. schakelpanelen, luchtbruggen, glazenwasrails, stalen buismeubelen) en heeft daardoor grote esthetische pionierswaarde. De consequente heldere vormgeving is tot in alle details doorgevoerd (o.a. kleuren, belettering). Het Van Nelle-complex heeft mede dankzij visuele en textuele documentatie, lezingen en excursies onmiddellijk na oplevering aantoonbaar grote invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de internationale moderne architectuur. Tevens is het complex van grote bouwhistorische waarde als één der eerste complexen met een paddenstoel-kolomconstructie en balkloze vloeren alsook heipalen in gewapend beton in combinatie met vliesgevels van staal en glas. Door de grote aandacht voor zo gunstig mogelijke arbeidsomstandigheden - maximale toetreding van licht en lucht, uitzicht, hygiëne, de oorspronkelijke aanwezigheid van sportvelden en bibliotheek - is dit fabriekscomplex bovendien van algemeen belang wegens sociaal-historische waarde.