Inleiding.

Ten noorden van de Stadsedijk gelegen boerderijcomplex van het Westbrabantse type met vrijstaand woonhuis. Het WOONHUIS, gebouwd in Eclectische stijl, ligt met voorgevel en nokrichting haaks op de weg. Hierdoor werd een volwaardige tweede bouwlaag met een goede lichttoetreding mogelijk. Een gevelsteen aan het woonhuis vermeldt het jaar 1865. Rond het huis loopt een grindpad. Het huis heeft aan de achterzijde een lage uitbouw met oorspronkelijk een (bij)keukenfunctie. In ca. 1930 is een serre gebouwd aan de zuidoostelijke zijgevel. Aan die zijde is het huis inwendig gemoderniseerd met de aanleg van een badkamer, woonkamer en open keuken. Aan het met Waalformaatsteen bestrate erf ligt een ZIJLANGSDEELSCHUUR uit 1949, waarvan inwendig de gelijmde asymmetrische spanten opmerkelijk zijn. Dit systeem werd al voor de Tweede Wereldoorlog toegepast, maar vooral na de watersnoodramp. Deze schuur is één van de weinige overgebleven exemplaren. Verder naar achter is een, buiten de bescherming vallende nieuwe schuur gebouwd, waarvoor, om het erf niet te verstoren, een extra inrijweg is aangelegd. Een siertuin rondom wordt begrensd door een greppel met aan de voorzijde een brug met smeedijzeren hekwerk met het opschrift 'ken u zelve' tussen gietijzeren kolommen. Op het erf staan tussen huis en dijk twee beuken en vijf platanen. De boerderij is boerenbedrijf.

Omschrijving.

Het gedeeltelijk onderkelderde woonhuis is eenlaags onder een zadeldak met wolfseinden, aan de voorzijde sterk overkragend. Het dak is belegd met zwarte opnieuw verbeterde Hollandse pannen, heeft op de wolfseinden schoorstenen en aan de dakvoet zinken goten op beugels. De achtergevel van het huis is afgesloten met een rollaag. De muren hebben rondom een gecementeerde plint waarboven het muurwerk is opgetrokken in kruisverband IJsselsteen. In de voorgevel liggen rozet-, in alle andere gevels rechte steekankers in de muren en strekken boven de vensters. De lage aanbouw aan de achterzijde is eveneens opgetrokken in IJsselsteen en gedekt door een zadeldak met Muldenpannen. De gepleisterde voorgevel heeft een symmetrische indeling van vijf traveeën met drie traveeën brede gebosseerde risaliet die wordt beëindigd met het overkragende wolfseind. In dit deel zijn de vensteropeningen uitgevoerd met geprofileerde muurlijsten met afgeronde bovenhoeken en bekroningen door kuif. Op de begane grond alle zesruits schuiframen met gekleurde glas-in-lood lichten met geometrische indeling. Op de zolderverdieping liggen op de cordonlijst drie vierruits vensters, waarvan de zijramen met vernieuwde tuimellichten. Centraal ligt de ingang met beglaasde voordeur en helder licht. In de westelijke zijgevel liggen boven twee betraliede kelderlichten, twee zesruits schuiframen, waarvan één oorspronkelijk, de ander in stijl vernieuwd. In de oostelijke zijgevel liggen twee zesruits schuiframen met dezelfde lichten als in de voorgevel en de zij-ingang met een nieuwe beglaasde deur met helder licht. De in baksteen in Noors verband optrokken serre sluit met een naad aan op het hoofdvolume. Het heeft een lessenaarsdak belegd met Muldenpannen waaronder driedelige kozijnen liggen met boven de ramen lichten met gekleurde geometrische glas-in-lood vulling. Dito lichten in het kozijn met de ongedeelde ramen en beglaasde tuindeur met twee bakstenen treden naar de tuin.

Inwendig heeft het pand de hoofdstructuur behouden met kamers aan weerszijden van de lange middengang, met een tussendeur ter hoogte van de beide opkamers. Ter rechterzijde is de kamerindeling veranderd in een kleine hoekkamer, een badkamer, open keuken en woonkamer naar de doorgebroken serre. Ter linkerzijde bleef de indeling ongewijzigd met een ruime hoekkamer, twee opkamers, een zeven treden diepe kelder met gele en rode plavuizen en de trap naar de zolderverdieping. Haaks op de middengang een overloop met naar het erf de oorspronkelijke achterdeur met kathedraalglas in het driedelig licht en een deur naar de achterbouw. Hier ligt aan erfzijde een negenruits schuifraam en vlakke achterdeur, aan de veldzijde nieuwe ongedeelde ramen. De zolderverdieping is in oorspronkelijke staat met over de breedte drie schaarspanten met dubbele balk en twee kamers aan de voorzijde van het huis. Van het interieur is verder vermeldenswaard de stucdecoratie rond de beide lichtpunten en de hoeken van de middengang.

Schuin achter het woonhuis ligt de zijlangsdeelschuur onder wolfsdak belegd met rode verbeterde Hollandse pannen. Aan de dakvoet en onder de wolfseinden zinken goten op beugels. De schuur is opgetrokken uit machinale baksteen en heeft staafankers in alle muren. In de top van de voor- en achtergevel een ijzeren rondraam. In de voorgevel de gevelsteen met het jaartal 1949. Alle openingen in het muurwerk zijn afgesloten door een segmentboog met strekken. In de voor- en achtergevel liggen in elkaars verlengde hoge opgeklampte inrijdeuren. In de voorgevel verder lage inrijdeuren en twee zesruits stalramen. Vijf identieke ramen met twee deelbare opgeklampte deuren in de oostgevel, waar verder nog twee hoge vierruiters en twee deelbare deuren onder drielicht voor de paardenstallen liggen. Inwendig liggen de gelijmde asymmetrische spanten. Het dak is met riet onderlegd.

Waardering.

Het boerenwoonhuis en de zijlangsdeelschuur zijn van algemeen belang. Zij hebben cultuurhistorische waarde als voorbeeld van de ontwikkeling van de landbouw in het kleigebied en als innovaties van de Westbrabantse boerderij. Het woonhuis bezit architectuurhistorische waarde vanwege de aan de stadsarchitectuur ontleende stijl voor de vormgeving. De schuur is vanwege het type spanten van belang voor de architectuurgeschiedenis van de boerenschuur. Zij bezitten ensemblewaarde vanwege de functionele en landschappelijke samenhang van boerenwoning en schuur met het erf, de tuin met oude bomen, de sloot met bruggetje en hek en verder als karakteristiek onderdeel van de bebouwing aan de dijk. Het huis is in hoofdvorm gaaf bewaard gebleven en is een zeldzaam voorbeeld van een boerenwoning. Woning en schuur bezitten zeldzaamheidswaarde.