Berg en Bosch, Bilthoven

Omschrijving

Een aan de noordzijde van het plantsoen gelegen ZUSTERHUIS met LIGZAAL op samengestelde plattegrond van twee bouwlagen en een mezzanino. Aan de westzijde is een lagere aanbouw van twee bouwlagen die aansluit op een verbindingsmuur met poort naar het economiegebouw. Aan de noordgevel (achterzijde) zijn haaks twee vleugels van twee bouwlagen gebouwd die halverwege door een TUINMUUR annex pergola met elkaar zijn verbonden. Tussen de vleugels is een kleine, niet meer originele kloostertuin aangelegd. In de tuinmuur is een spitsboogvormige nis uitgespaard, waarin een hoogreliëf van Onze Lieve Vrouw van Lourdes van beeldhouwer Albert Termote uit 1933 met gedeeltelijk nog originele polychromie en voorzien van monogram AT.

Tegen de oostgevel is een lager bouwvolume gezet dat aansluit op een kleine lighal, oorspronkelijk bestemd voor de zusters. Een corridor op de zuidoost hoek van het hoofdvolume leidt naar de kapel. Alle bouwvolumes hebben met rode Hollandse pannen gedekte zadeldaken, waarbij de dakschilden oversteken.

Praktisch alle vensters hebben stalen ramen met een horizontale driedeling.

De asymmetrisch ingedeelde zuid- of voorgevel heeft een in de zuidwest hoek gelegen ingangspartij die bestaat uit een verdiept in de gevel gelegen getoogde, dubbele deur. In de tweede bouwlaag bevindt zich een natuurstenen hoekbeeld van Dominicus door beeldhouwer Albert Termote. Rechts van de ingang is een vierlichtsvenster met smalle muurdammen. Rechts hiervan heeft de gevel zes vensterassen met in elke as twee gekoppelde spitsboogvensters, waartussen muurdammen zijn gemetseld. De vensters hebben geel getinte glas-in-lood ramen, waarachter zich de refter bevindt. De tweede bouwlaag en de mezzanino hebben elf vensterassen. Schuin boven de ingang zijn twee gekoppelde spitsboogvensters met glas-in-lood ramen.

De lagere aanbouw aan de westgevel heeft in de rechterhoek een ingangspartij onder lessenaarsdak.

Het lage bouwvolume aan de oostgevel sluit aan op een rechthoekig bouwvolume, waarvoor aan de zuidzijde de lighal onder lessenaarsdak is gezet. De lighal heeft een gemetselde plint, waarop een houten, open constructie is geplaatst.

De achtergevel heeft in de eerste bouwlaag lage spitsboogvensters die paarsgewijs zijn gekoppeld en waartussen muurdammen gemetseld zijn. Rechts bevindt zich tegen de gevel een vleugel van twee bouwlagen. Links bevindt zich een kortere vleugel en huisvest op de begane grond een grote ligzaal voor de zusters met monumentale, houten plafondconstructie.

Zoals vermeld zijn beide vleugels halverwege door middel van een tuinmuur annex pergola met elkaar verbonden. Als waardevol in het interieur wordt met name de refter en de hierboven genoemde ligzaal aangemerkt, voor het overige is het interieur van ondergeschikt belang. De refter is geheel uitgevoerd in baksteen en is door middel van gemetselde bogen overspannen.

Waardering

Het zusterhuis met ligzaal is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische waarde als overblijfsel van de rooms katholieke sanatoriumcultuur op de Utrechtse Heuvelrug, alsmede van architectuurhistorische waarde als zeldzaam voorbeeld van een zusterhuis met Delftse schoolstijlkenmerken en een gaaf bewaarde ligzaal en tuinmuur. Tevens vanwege de ruimtelijk-functionele en grote ensemblewaarde als oorspronkelijk onderdeel van het complex Berg en Bosch.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
514644
Complexnaam
Bergh en Bosch
Provincie
Gemeente
Plaats
Complexomschrijving

Inleiding complex

In 1913 werd door de Katholieke Arbeidersbeweging de instelling `Herwonnen Levenskracht' opgericht die tot doel had de tuberculose in Nederland te bestrijden. Deze instelling begon in 1919 met behulp van overheidssteun een noodsanatorium bestaande uit 25 houten barakken rond de villa Berg en Bosch in Apeldoorn. Vanaf 1920 werden daar 290 patiënten door de zusters Dominicanessen verpleegd.

Al snel werd duidelijk dat de ligging van het sanatorium in Apeldoorn te geïsoleerd was. Medisch-wetenschappelijke instellingen zoals ziekenhuizen lagen niet in de buurt, wat bij eventuele complicaties een groot nadeel was. Geneesheer-directeur dr W. Bronkhorst ging op zoek naar een geschikte lokatie en vond deze in de Eikensteinse Bossen bij Bilthoven. Deze lokatie lag centraal, in de buurt van diverse ziekenhuizen en was bovendien goed bereikbaar.

In 1930 kregen de architecten B.J. Koldewey en C.M. van Moorsel de opdracht een nieuw sanatorium te ontwerpen. De keuze door de Katholieke Arbeidsbeweging voor deze architecten lag min of meer voor de hand. Koldewey en Van Moorsel waren vertegenwoordigers van de zogenaamde Delftse School, een stijlbeweging die vanaf 1925 bewust in een meer conventionele architectuur bouwde als reactie op het Nieuwe Bouwen of Functionalisme. Door deze traditionele benadering kregen architecten van de Delftse School met name veel opdrachten van katholieke opdrachtgevers.

In de ontwerpfase voor het sanatorium heeft directeur W. Bronkhorst veel invloed gehad. De paviljoens moesten in de eerste plaats een huiselijke sfeer uitstralen vanwege de vaak langdurige verblijven. Het terrein, waarop het voormalige sanatorium in 1932-33 is gerealiseerd, was voornamelijk beplant met naald- en loofbomen en stond bekend als de Eikensteinse bossen. De opzet van het sanatorium, dat van oorsprong 46 hectare bedroeg, was erop gericht het bosachtige karakter zoveel mogelijk te respecteren. De architecten Koldewey en Van Moorsel kozen voor een deels symmetrische paviljoenopzet, waartussen zoveel mogelijk van de oorspronkelijke bossen en struikpartijen gespaard werden.

Koldewey en Van Moorsel kozen voor een architectuur die in de totaalopzet een ondergeschikte rol speelde. Materiaalkeuze, vorm, kleur en hoogte waren een esthetische keuze, maar de door de opdrachtgever dr. Bronkhorst geuite wens dat de gebouwen een huiselijk sfeer moesten uitademen, was daarbij het uitgangspunt. De patiënt moest immers in de meeste gevallen jarenlang in het sanatorium blijven. Die huiselijkheid is bereikt door de relatieve kleinschaligheid van de paviljoens en de eenvoud van de architectuur die als traditioneel omschreven kan worden. De in gele baksteen uitgevoerde gevels en de met rode pannen gedekte zadeldaken weerspiegelen de oervorm van een huis en staat hiermee in contrast met het modernisme van bijvoorbeeld het sanatorium Zonnestraal in Hilversum van architect Duiker. Koldewey en Van Moorsel hebben echter in hun inrichting en aanleg van het complex, het functionele aspect een belangrijke rol gegeven. De stalen kozijnen bijvoorbeeld, doorgaans in moderne gebouwen toegepast, gaan hier samen met traditioneel ogende bakstenen gevels. Ook de thans niet meer bestaande inrichting van de zalen toonde duidelijke functionele invloeden. Bij de bouw zijn vele kunstenaars betrokken geweest. Het waren voornamelijk katholieke kunstenaars die opdrachten uitvoerden, waarbij religieuze thema's zijn uitgewerkt. Henri Jonas was verantwoordelijk voor het gebrandschilderde glas. Mari Andriessen vervaardigde het reliëf bij ingang van het hoofdgebouw. Albert Termote maakte de sculptuur op de hoek van het zusterhuis. Charles Vos vervaardigde het majolica reliëf in de top van het economiegebouw. Tuinarchitect Otto Schultz werd aangetrokken voor de landschappelijke inrichting. Luchtfoto's van vlak na de oplevering laten zien dat hij de natuur tot vlakbij de paviljoens laat komen. Hij vulde de bestaande vegetatie aan met rododendronstruiken en kleinere loofbomen. Iedere patiënt in het sanatorium had daardoor uitzicht op de bossen.

Al snel na de oplevering werden nieuwe paviljoens aan het complex toegevoegd en bestaande aangepast of uitgebreid. Aan het eind van de jaren vijftig, toen de strijd tegen TBC aan de winnende hand was, kreeg het sanatorium steeds meer een ziekenhuis functie. Deze functieverandering tastte het oorspronkelijke opzet nog meer aan. Zo waren de lighallen niet meer nodig en werden langzamerhand getransformeerd in normale, gesloten ligzalen. De vele uitbreidingen van de afgelopen dertig jaar hebben voor een aanmerkelijke verdichting gezorgd. Ook de oorspronkelijk relatie met de natuur heeft in dezelfde periode een andere opzet gekregen. De bospartijen werden in de binnentuinen gekapt en vervangen door een meer gazonachtige opzet met kleine struik- en boomgroepen. Ook op het plein tussen het entreegebouw en het economiegebouw werden de meeste bomen gekapt, waardoor deze een meer open karakter kreeg.

In 1993 is het ziekenhuis failliet gegaan. De huidige eigenaar heeft een groot deel van de beschikbare ruimten aan medische bedrijven of instellingen verhuurd. De gebouwen behouden daardoor grotendeels hun medische functie.

Begin jaren 90 van de twintigste eeuw is de voormalige lighal aan het uiteinde van de zuidoostelijke vleugel afgebroken en vervangen door een nieuw, groter bouwvolume. Men heeft de oorspronkelijke plaatsing en kleurgebruik gerespecteerd maar het bouwvolume is in verhouding met de oorspronkelijke bebouwing wat groot uitgevallen.

Omschrijving complex

Een aan de Professor Bronkhorstlaan gelegen SANATORIUM uit 1933 in Delftse Schoolstijl, naar ontwerp van B.J. Koldewey en C.M. van Moorsel.

De toegang tot het voormalige sanatorium Berg en Bosch bestaat uit een rechte oprijlaan die tevens de centrale as van het complex vormt. Aan het begin van de oprijlaan staan een directeurswoning (links) en een administrateurswoning (rechts). De oprijlaan leidt naar een pleinachtige ruimte bestaande uit een met bomen en struiken beplantte plantsoen, dat rechts van de oprijlaan ligt. Voor het plantsoen heeft de oprijlaan een schuine afsplitsing naar het rechts gelegen hoofdgebouw. De oprijlaan zelf is door de kapel visueel afgesloten.

Het plein is het centrum van het complex, waaraan alle belangrijke gebouwen liggen: aan de zuidzijde bevindt zich het hoofdgebouw, waarin de administratieve functies waren ondergebracht. De vleugels achter het hoofdgebouw hadden een medische functie met ondermeer ziekenzalen en lighallen (openluchtverpleging). Vrouwen lagen in de westelijke vleugels en mannen in de oostelijke vleugels.

Aan de noordzijde van het plein staan het economiegebouw, waarin onder andere de centrale keuken was gehuisvest, alsmede in de noordoost hoek het zusterhuis, bestemd voor de huisvesting van de Dominicaner zusters. Het zusterhuis is verbonden met de eerder genoemde kapel (religieuze functie) die de oostzijde van het plein afsluit.

De werkplaatsen bevonden zich op een meer afgezonderde plek in het complex. Zij zijn te bereiken via een noordelijke afsplitsing van de oprijlaan. De werkplaatsen waren onderdeel van de nazorg. Mannelijke patiënten die genezen waren konden zich hier voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij. De werkzaamheden betroffen onder andere het maken van het houten ADO-speelgoed (Arbeid Door Onvolwaardigen). Oorspronkelijk vormden de werkplaatsen een carrévormig complex van zes losstaande paviljoens, waarvan er thans één onder de bescherming valt.

De oorspronkelijke dispositie van de gebouwen en paviljoens is nog steeds herkenbaar. Deze dispositie staat in relatie met de open ruimten en is een belangrijke karakteristiek. Voorts spelen hoogte (voornamelijk één of twee bouwlagen), vorm (rechthoekige bouwvolumes onder zadeldaken), materiaalgebruik (baksteen, stalen vensters) en kleur (gele baksteen en rode pannen daken) van de oorspronkelijke bebouwing een bepalende rol in het aanzicht van het complex. Het te beschermen complex bestaat uit een aantal losstaande gebouwen of paviljoens. De later gerealiseerde verbouwingen en uitbreidingen worden van ondergeschikt belang aangemerkt. Het wegkapelletje van de hand van Piet Jungblut wordt, ondanks de datering 1945-1947, en derhalve feitelijk buiten het bestek van het MSP maar beantwoordend aan de wettelijke bepaling van een rijksmonument van tenminste 50 jaar, in deze voordracht meegenomen als (functioneel) onderdeel van het complex. De selectie van de gebouwen concentreert zich in hoofdzaak rond het centraal gelegen plein. De geselecteerde complexonderdelen, waarvan de meesten een afspiegeling vormen van het te doorlopen genezingsproces, is als volgt:

1. Hoofdgebouw met o.a. entreepartij, vleugels en lighal

2. Kapel

3. Zusterhuis met kleine ligzaal en tuinmuur/pergola

4. Directeurswoning

5. Economiegebouw

6. Dienstwoning

7. Wegkapelletje

8. Paviljoen

9. Werkplaats

Waardering complex

Berg en Bosch is als complex van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische waarde vanwege de ontstaansgeschiedenis als rooms katholiek sanatorium en als grotendeels gaaf voorbeeld van een tbc-sanatorium volgens een paviljoenopzet. Voorts vanwege de grote architectuurhistorische waarde vanwege de typologische zeldzaamheid, de toegepaste kunst, als vroeg voorbeeld van de Delftse Schoolstijl en als onderdeel in het oeuvre van de architecten Koldewey en van Moorsel. Van intrinsieke ensemblewaarde tot uiting komend in de negen geselecteerde complexonderdelen en de algemene opzet van het complex.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Lighal Cultuur, gezondheid en wetenschap Gezondheidszorg oorspronkelijke functie
Verpleegstershuis Woningen en woningbouwcomplexen Appartementengebouw oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Professor Bronkhorstlaan 10 G 66 3723 MB Bilthoven Ja
Professor Bronkhorstlaan 10 G 88 3723 MB Bilthoven
Professor Bronkhorstlaan 10 G 70 3723 MB Bilthoven
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
A 3234 De Bilt
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1932 1933 vervaardiging
Ambachten
Name Beroep Notitie
Koldewey, B.J ; Utrecht architect / bouwkundige / constructeur
Moorsel, C.M. van ; Utrecht architect / bouwkundige / constructeur
Naar boven