Langbroekerweg 10, Doorn

HISTORISCHE TUIN- EN PARKAANLEG MET DE DAARTOE BEHORENDE TUINSIERADEN, GRAFZERKEN ED. van Huis Doorn gaat in oorsprong terug naar het begin van de 18de eeuw. Van voor deze tijd zijn er geen stukken bekend dat de tuinen een ander dan utilitair karakter hebben gekend. Zoals te zien is op een tekening uit ca. 1660 werd het huis omringd door twee natte grachten: een binnen- en een buitengracht, waartussen een voorplein met bijgebouwen. Van de 18de eeuw zijn eveneens weinig gegevens bekend. In een verkoopbericht van Huis Doorn in 1721 wordt geschreven over "Den adelijken Huize Doorn, met zijn binnen en buitenpleyn, Stallinge, Hoveniers-woning, Duiven en Duiven-Torens, bermen, grachten, Cingels, Boomgaarden [...]".

Het huis lag in deze tijd binnen een, voor de tijd niet ongebruikelijke, ingewikkelde geometrische structuur van waterwerken en omgrachte terreinen, die vermoedelijk in de 17de eeuw of daarvoor al aanwezig is geweest. De aanplant van de thans nog bestaande beukenlaan ten oosten van het huis, is vóór de tweede helft van de 18de eeuw geschied, ditzelfde kan verondersteld worden voor de noord-zuid zichtas, waarvan een deel de voormalige oprijlaan was, die dwars door het huis liep. Tevens lag ten westen van het huis, parallel aan de twee voornoemde lanen, een dwarslaan. Deze lanen worden op een kaart uit 1792 weergegeven. Het huis wordt thans nog omgeven door de 18de-eeuwse, grotendeels intact zijnde lanenstructuur.

Aan het einde van de 18de-eeuw werd een aanzet gegeven tot verlandschappelijking van de parkaanleg. In een verkoopacte van het huis in 1792 wordt vermeld dat bij het huis een slingerbos ligt; deze eerste fase van de verandering in landschapsstijl in het noordoosten van het park is grotendeels nog intact. Ten noord-oosten van het huis ligt de voormalige 'Bloem- en Moes-tuin' die omstreeks 1790 op een kaart werd weergegeven. Deze rechthoekige tuin is thans als grasveld ingezaaid en in het noorden van de tuin ligt een vroeg 20ste-eeuwse lange koude bak die aan weerszijden is voorzien van enkele schuurtjes uit het begin van deze eeuw. Ten westen van de koude bak staat tevens een vroeg 20ste-eeuwse bakstenen tuinmuur voorzien van steunberen en houten versterkingen aan de achterzijde.

De tuinaanleg kent een aanleg in landschapsstijl die in verschillende fasen in de periode 1790-1875 tot stand is gekomen. Het park van Huis Doorn werd niet in zijn geheel maar voor een betrekkelijk klein deel verlandschappelijkt en het is voor Huis Doorn karakteristiek dat er in deze periode geen coherente aanleg is ontstaan, maar enkele verspreide kernen van vernieuwingen in landschapsstijl ten zuiden en zuidwesten van het huis.

Aan het einde van de 18de eeuw, waarschijnlijk in opdracht van mevrouw Godin, werd met gebruikmaking van de twee 18de-eeuwse formele karpervijvers in het zuiden, die weergegeven worden op een kaart van Huis Doorn van voor of rond 1790, en de slotgracht een onregelmatige structuur van waterlopen uitgegraven waarin twee eilanden zijn uitgespaard. De formele lanenstructuur werd eveneens tijdens veranderingen in de aanleg door de heer Munter omstreeks 1830 gehandhaafd; hij liet waarschijnlijk voor ca. 1830 het neogotische kalverhok (thans verdwenen), de neogotische kapel, het huis Campanella en de tuinmanswoning Vedetta (omstreeks 1920 verplaatst) bouwen. Of is bij deze verschillende veranderingen een tuinarchitect betrokken is geweest is niet bekend.

Rond 1900 heeft er voor het huis een onregelmatig patroon van paden en bloemperken gelegen, kort na 1903 werd deze aanleg gewijzigd; de oprijlaan is bij deze gelegenheid recht getrokken en aan weerszijden zijn symmetrisch geplaatste, rechthoekige perken aangelegd. Het is mogelijk dat de tuinarchitect Hugo A.C. Poortman in de 1909 en 1914 wijzigingen in het park heeft aangebracht, welke dit zijn is niet bekend. In 1919 werden wederom veranderingen in de tuin aangebracht in opdracht van Wilhelm II; waaronder het licht gebogen begrenzen van de walkanten van het kasteeleiland aan de zuid- en westzijde, ten zuidwesten van het huis werd een formele 'Rosengarten' aangelegd op T-vormige basis, waarvan thans nog slechts de ruwe contouren resten. Ten oosten hiervan werd een 'Blumengarten' aangelegd op basis van enkele in elkaar geplaatste ovalen, van deze tuin is thans niets meer over. Ten noorden van het huis, ter plaatse van het oorspronkelijke voorplein, werd een gazon aangelegd waarvan de randen naar het huis toe een sierlijk geometrisch verloop kregen. Op dit gazon werd in 1942 het mausoleum voor Wilhelm II gebouwd.

In 1920 werd de oprijlaan aan de noordzijde verlegd naar de Langbroekerweg en kwam de nieuwe toegang recht op de as, in het verlengde van de oude oprijlaan te liggen. Tevens werden twee bruggen gebouwd waaronder de houten ophaalbrug die over de gracht ten noorden van het huis werd gelegd. In deze tijd werd de van oorsprong laat 18de-eeuwse noordelijke zichtas, de Gezichtslaan, afgesloten door een hek en een Rododendrongordel en werd in 1924 aan de gemeente Doorn verkocht. De gemeente rooide de dubbele laan van loof- en naaldbomen voor het grootste deel. In 1928 werd in het noorden van de aanleg een openbaar rosarium geopend; symbool van erkentelijkheid van de ex-keizer jegens de bevolking van Doorn en het Nederlandse volk.

In maart 1920 beëindigde Hugo Poortman de samenwerking met de ex-keizer en de firma Van Noordt uit Boskoop. In 1921 richtte Van Noordt de voornoemde rozentuin opnieuw in, nog voor het gereedkomen van deze tuin stierf ex-keizerin Victoria en wordt de rozentuin postuum naar haar vernoemd: Augusta-Victoria Garten. In 1921/22 werd de thans nog bestaande zuidelijke zichtas van slotgracht tot de vijver aangelegd, waarvoor Van Noordt de zogenaamde 'durchblickbepflantzung' samenstelde. Deze 'bepflantzung' ging de naam van de nieuwe echtgenote, prinses Hermine von Schonaich-Carolath, van Wilhelm dragen: 'Hermo-Garten'. Vanaf 1932 stelde Wilhelm een pijnbomenbos samen, het thans nog bestaande 'Pinetum'. Het werd Wilhelms laatste grote tuinproject. In het Pinetum stonden in 1933 meer dan 400 soorten pijnbomen, uit alle delen van de wereld bijeen gebracht. Resumerend; in de aanleg van besloten parkgedeelte zijn vanaf 1920 tot voor de dood van de ex-keizer in juni 1941 een aantal veranderingen aangebracht die een hoge decoratieve aard hebben gekend: veelkleurige bloembedden en sierlijke borders zoals deze te vinden waren in de Augusta-Victoria Garten en de Hermo-Garten. Omstreeks 1950 werd in het noordwesten van de aanleg het thans nog bestaande hertenkamp aangelegd. Tevens werd omstreeks 1955 evenwijdig aan de beukenlaan ten oosten van het huis een tweede beukenlaan ingeplant. Zowel het hertenkamp als de tweede beukenlaan komen thans (1996) niet voor bescherming van rijkswege in aanmerking wegens te geringe ouderdom. In de jaren na 1950 werden de meeste van de nieuwe elementen in de aanleg die in opdracht van Wilhelm II werden aangelegd, sterk vereenvoudigd of verwijderd, waardoor de tuinaanleg thans grotendeels nog bestaat uit de 18de-eeuwse formele en de gefaseerd tot stand gekomen laat 18de- en 19de-eeuwse landschappelijke aanleg in een open structuur van (dwars)lanen, grasvelden, weiden en bossen. Het oorspronkelijk bij de aanleg horende ten noorden van de Molenweg gelegen terrein, valt thans buiten de bescherming van rijkswege, vanwege de nauwelijks meer aanwezige relatie met de buitenplaats. Thans (1996) bevindt zich er een midgetgolfbaan.

In de tuin- en parkaanleg bevinden zich verspreid een aantal tuinsieraden die waarschijnlijk ten tijde van Wilhelm in de tuin werden geplaatst; een bronzen beeldengroep 'Undine', een bakstenen voetstuk met bronzen adelaar, een hardstenen voetstuk met een amazone te paard, allen vermoedelijk uit ca. 1925; twee natuurstenen voetstukken waarop een 18de-eeuwse mannen- en een vrouwenbuste, twee hardstenen voetstukken met lantarens uit ca. 1920, een bakstenen voetstuk met de buste van Wilhelm uit ca. 1913 door Max Bezner en een natuurstenen sokkel in Lodewijk XV-stijl uit ca. 1750 met een zonnewijzer, die omstreeks 1920 in de tuin werd geplaatst.

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Locatie

Monumentnummer
506963
Complexnaam
Doorn
Provincie
Plaats
Complexomschrijving

Huis Doorn is gelegen temidden van een bosrijke omgeving, direct grenzend aan de zuidrand van het dorp Doorn. Van oorsprong is het huis een uit het midden van de 9de eeuw daterende versterkte woning, die als Villa Thornhem voor het eerst vermeld werd in 838 op een 'lijst van goederen en hoorigen der St. Maartenskerk te Trecht' en een aantal keren verbouwd werd. In 1322 werd het Huis Doorn verwoest en in 1347 met de opdracht "weder op te bouwen hetwelk te voren verdestrueerd was" herbouwd. In 1536 werd het huis, dan bewoond door domproost Johannes Slaghek (1535-1543), tot Ridderhofstad benoemd. Mogelijk liet domproost Frederik Willem van Diest, die op 9 februari 1701 "[...] de Adelijke Huyzinge te Doorn, met alle 't gene dat daarinne aard en nagelvast is, mitsgaders de kamerbehangsels en alle stoelen van wat die soude moge zijn, zoo verre deselve in den boedel gevonden zijn [...]" kocht, het kasteel in de eerste helft van de 18de eeuw verbouwen. Hierbij werd o.a. de ronde toren op de noord-westhoek gesloopt en de toren op de zuid-westhoek verhoogd. De woontoren op de noord-westhoek werd gemoderniseerd, waarbij de kapvorm van een zadeldak in een schilddak werd gewijzigd en de sekreten aan de noordgevel werden verwijderd. Over het interieur bestaat wat minder duidelijkheid aangezien een aantal elementen tijdens verbouwingen in 1762 en 1796 zijn verdwenen. In 1762 erfde Herman Frederik Richard Lijnslager het huis en liet het vervolgens aan de heersende mode aanpassen; op de begane grond zijn in de noordvleugel thans nog drie kamers aanwezig waarvan het interieur in oorsprong Lodewijk XV-kenmerken vertoont. Vermoedelijk werd het niveau van de eerste verdieping van de noordvleugel toen gelijk getrokken met de rest van kasteel: thans liggen twee vloeren boven elkaar met een tussenruimte van een meter. In de noordwestelijke kamer op de begane grond werd een rococo-stucplafond aangebracht. Uit een vondst van twee stukken goudleerbehang mag worden afgeleid dat deze deel uit maakten van de voornoemde 'kamerbehangsels'.

In 1792 werd het huis verkocht aan Wendela Eleonora ten Hove, weduwe van mr Jan Carel Godin en "vrouwe van Doorn, den Bosch en Sleeburg". Verkocht werd "Den adelijken Huize Doorn, met zijn naar binnen en buitenpleyn, Stallinge, Hoveniers-woning, Duiven en Duiven-Torens, bermen, grachten, Cingels, Boomgaarden [...]", waaruit af te leiden valt dat het huis in 1792 nog grotendeels zijn middeleeuwse uiterlijk bezat. In de periode 1792-1800 werd het huis in opdracht van mevrouw Godin aan grootscheepse verbouwingen onderworpen. Met name in 1796 werd een aantal verbouwingen uitgevoerd waarbij het huis zijn huidige uiterlijk kreeg; het huis werd op de overgang van Lodewijk XVI naar Empire verbouwd naar ontwerp van waarschijnlijk Abraham van der Hart en B.W.H. Ziesenis. Van het ontwerp voor de verbouwing resteren nog een aantal tekeningen. De verbouwing in 1796 was erg ingrijpend: het middeleeuwse uiterlijk werd gewijzigd in dat van een neo-classicistisch landhuis, waarbij het torentje op de zuidwesthoek en de omgrachting nog doen denken aan de kasteelvorm. Het is niet bekend hoeveel middeleeuws metselwerk van het oude huis in het 'nieuwe' gepleisterde huis werd opgenomen. Aangenomen mag worden dat de noord-, zuid- en westgevels thans grote delen oorspronkelijk materiaal bevatten en dat voor de zuidgevel van de noordvleugel hetzelfde geldt. Het huis kreeg een nieuw doorlopend dak, het westelijke deel werd voorzien van een dubbele kap met zakgoot. Van het gebouw ten oosten van de oorspronkelijke poort is dan nog een deel over in de vorm van een kleine oranjerie. De vloer van deze oranjerie bestaat uit een, wellicht laat 18de-eeuwse, mozaïek van gekleurde kiezelstenen, dat na de sloop van het gebouwtje een tijd lang met zand bedekt is geweest. Omstreeks 1988 is de mozaïek opgegraven en weer hersteld.

Na de dood van mw. Godin op 26 februari 1814 erfde haar zoon jhr.mr. Andries Cornelis Willem Munter (1775-1861) de buitenplaats. Hij liet aan de zuidzijde van het huis dakkapellen aanbrengen en mogelijk ook aan de zuidgevel van de noordvleugel en aan de noordgevel van de zuidvleugel. In 1861 vererfde de buitenplaats aan zijn vrouw J.M. Warin, waarna haar schoonzoon Samuel Johan, graaf van Limburg Stirum, de buitenplaats in 1874 erfde. Hij verkocht in dit jaar de buitenplaats aan mw. Cornelia Henrietta Labouchere-van Lennep (1821-1902) voor fl 125.000 gulden. Na haar overlijden in 1902 kocht mw. B.C. baronesse van Heemstra-de Beaufort (1843-1927) op 28 april 1903 de buitenplaats "...bestaande in heerenhuis, koetshuis, paardenstal, koetsierswoning, oranjerie..." voor fl 210.000. Zij liet het huis inwendig verbouwen. In de vestibule werden de ramen voorzien van glas-in-lood. Centrale verwarming werd aangelegd en de vier 18de-eeuwse symmetrisch geplaatste schoorstenen werden vervangen door een aantal onregelmatig geplaatste pijpen. De zakgoot boven de westvleugel werd vervangen door een plat dak en boven de zoldertrap kwam een daklicht. Na 1903 werd in het fronton van de middenrisaliet een klok geplaatst.

Op 16 augustus 1919 kocht de gevluchte ex-keizer van Duitsland Friedrich Wilhelm Victor Albert, telg uit het geslacht Von Hohenzollern, de buitenplaats. Op 31 oktober 1919 vond de overdracht plaats. Voordat Wilhelm het huis ging bewonen liet hij in 1920 de trap die aan de binnenzijde van de hal was opgenomen, naar het exterieur verplaatsen waardoor binnen de ruimte vergroot werd en buiten de middenrisaliet een ander beeld kreeg. Boven de verhoogde ingang werd een balkon gebouwd en een jaar later werd voor de ingangspartij een glazen tochtportaal geplaatst om de vestibule en hal geschikt te maken voor ontvangsten en godsdienstoefeningen van de ex-keizer. Het tochtportaal is thans niet meer aanwezig. In 1920 werd tevens aan het interieur een en ander veranderd; de noordwestkamer werd behangen met thans nog aanwezige 18de-eeuwse Franse gobelins uit het bezit van Frederik de Grote bespannen en er werden twee 18de-eeuwse grisailles aangebracht, één (aan de oostwand) werd in 1920 bijgemaakt. Willem II overleed op 4 juni 1941. Om vrijstelling van personele belasting te krijgen kreeg het huis op 1 januari 1942 de functie van museum: het "Hohenzollern Museum". Na de oorlog werden het huis en de collectie door de staat geconfisceerd, maar wel weer opengesteld als museum. In 1990-92 werd Huis Doorn geheel gerestaureerd en enigszins gemoderniseerd, het huis bleef zijn museale functie behouden.

De nog bestaande historische parkaanleg van de buitenplaats gaat in oorsprong terug naar het begin van de 18de eeuw. Van voor deze tijd zijn er geen stukken bekend dat de tuinen een ander dan utilitair karakter hebben gekend. Omstreeks 1660 werd het huis omringd door twee natte grachten: een binnen- en een buitengracht, waartussen een voorplein met bijgebouwen. In een verkoopbericht van Huis Doorn in 1721 wordt geschreven over "Den adelijken Huize Doorn, met zijn binnen en buitenpleyn, Stallinge, Hoveniers-woning, Duiven en Duiven-Torens, bermen, grachten, Cingels, Boomgaarden [...]". Het huis lag in deze periode binnen een, voor de tijd niet ongebruikelijke, ingewikkelde geometrische structuur van waterwerken en omgrachte terreinen, die vermoedelijk al in de 17de eeuw of daarvoor aanwezig was. De aanplant van de nog bestaande beukendwarslaan ten oosten van het huis is vóór de tweede helft van de 18de eeuw geschied, ditzelfde kan verondersteld worden voor de noordelijke as en de zuidelijke dwarslaan. Aan het einde van de 18de-eeuw werd een aanzet gegeven tot verlandschappelijking van de parkaanleg, waarschijnlijk door eigenaresse mevrouw Godin. De parkaanleg werd in fasen tussen ca. 1790 en 1875 gedeeltelijk verlandschappelijkt. In de periode 1920-1941 werd door Willem II de aanleg enigszins gewijzigd: zo werd ondermeer in 1920 de oprijlaan aan de noordzijde verlegd naar de Langbroekerweg en verrees op de plaats van de voormalige tuinmanswoning (verplaatst naar de Van der Leelaan te Doorn) een nieuw poortgebouw in de stijl van de Hollandse renaissance en werd in 1921 in het park de zichtas naar het zuiden aangelegd.

De volgende onderdelen maken thans deel uit van de historische tuin- en parkaanleg van Huis Doorn: hoofdgebouw Huis Doorn, oranjerie, koetshuis, garage met klokkentoren, poortgebouw, fietsenstalling, kapel, prieeltje, duiventil, mausoleum, muur met toegangshek, toegangshek bij het kasteeleiland en het poortgebouw en het huis 'Campanella'.

De omgrenzing van de historische buitenplaats is aangegeven op de bij de registeromschrijving bijbehorende kaart en wordt in onderdeel 2 van dit complex nader gespecificeerd.

De historische buitenplaats Huis Doorn is uit de volgende samenstellende onderdelen opgebouwd:

1. Hoofdgebouw (Huis Doorn) met voorplein en boogbrug, zie voor omschrijving met monumentnummer 506961;

2. Historische tuin- en parkaanleg met de daartoe behorende tuinsieraden, grafzerken ed., zie voor omschrijving met monumentnummer 506963;

3. Oranjerie, zie voor omschrijving met monumentnummer 506964;

4. Koetshuis, zie voor omschrijving met monumentnummer 506965;

5. Garage met klokkentoren, zie voor omschrijving met monumentnummer 506966;

6. Poortgebouw, zie voor omschrijving met monumentnummer 506967;

7. Fietsenstalling, zie voor omschrijving met monumentnummer 506968;

8. Kapel, zie voor omschrijving met monumentnummer 506969;

9. Prieeltje, zie voor omschrijving met monumentnummer 506970;

10. Duiventil, zie voor omschrijving met monumentnummer 506971;

11. Mausoleum, zie voor omschrijving met monumentnummer 506972;

12. Muur met toegangshek, zie voor omschrijving met monumentnummer 506973;

13. Huis 'Capanella', zie voor omschrijving met monumentnummer 506975;

14. Toegangshek kasteeleiland, zie voor omschrijving met monumentnummer 506977;

15. Toegangshek bij poortgebouw, zie voor omschrijving met monumentnummer 508085.

De historische buitenplaats Huis Doorn is in cultuur-, architectuur en tuinhistorisch opzicht van algemeen belang, vanwege:

-het van oorsprong middeleeuwse hoofdgebouw dat in de 18de eeuw zijn huidige classicistische uiterlijk heeft gekregen,

-de in oorsprong 18de-eeuwse historische tuin- en parkaanleg die in de periode 1790-1875 deels en in fasen werd verlandschappelijkt en als zodanig karakteristiek voor Huis Doorn is,

-de ornamentele waarde van de complexonderdelen,

-de visuele samenhang tussen de complexonderdelen.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Historische aanleg Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen oorspronkelijke functie Ja
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Langbroekerweg 10 3941 MT Doorn BY Ja
Types
Hoofdcategorie Subcategorie Beschrijving Notitie
Kastelen, landhuizen en parken Tuin, park en plantsoen Landschapspark
Percelen
Kadastraal perceel Kadastrale sectie Kadastraal object Appartement Kadastrale gemeente
A 8102 Doorn
A 4178 Doorn
A 8101 Doorn
A 8099 Doorn
Bouwperioden
Start Eind Notitie Beschrijving
1790 1875 vervaardiging
Naar boven