Op een verhoogd terrein gelegen, uit de 19e eeuw daterende, ten dele in vakwerk opgetrokken hoeve rond binnenplaats, met verdieping bij woongedeelte en onder met blauwe, grijze en rode Hollandse pannen gedekte zadeldaken.

Aan de ZW-zijde het woongedeelte (nok//straat), waarvan de in vakwerk opgetrokken gevels omstreeks 1930 van een in schoon metselwerk opgetrokken klamp voorzien zijn; in de ZW-gevel op de begane grond en de verdieping drie getoogde vensters met T-ramen en hardstenen vensterbanken en hoek- en sluitstenen in de strekken.

Haaks hierop aansluitend aan de NW-zijde een in schoon metselwerk opgetrokken schuur (nok I straat) met in de ZO-gevel hoge deeldeuren.

Haaks op deze schuur een door een overkapte gang ermee verbonden aan de NO-zijde een in vakwerk, baksteen en mergel opgetrokken schuur (nok//straat), witgeverfd met zwarte plint; het vakwerk heeft grotendeels met baksteen gevulde vakken en vertoont de vrij uitzonderlijke constructie met waaiervormige schoren.

Aan de NO-zijde een lage open schuur en een voormalig, grotendeels in vakwerk opgetrokken bakhuis (beide: nok I straat).

Vanwege de hoofdvorm, de constructie, de bescheiden gevelopeningen en de ligging een goed en representatief voorbeeld van een ten dele in vakwerk opgetrokken 19e eeuwse, gesloten Limburgse hoeve en als zodanig van belang uit oogpunt van oudheidkundige en volkskundige waarde.