Kronenburgersingel 209
Inleiding
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Het huidige spoorwegstation bestaat uit een stationsgebouw met toren, twee arcades, een perronplein, langsperrons, een eilandperron met twee wachthuisjes en een voetgangerstunnel. De eerste fase is gebouwd in 1892-1894 door rijksbouwmeester C.H. Peters in een neoromano-gotische-renaissance mengstijl met toepassing van decoratief beeldhouwwerk door Emile Bourgonjon en perronkappen van giet- en smeedijzer, glas en hout naar ontwerp van Willem Lorentz. De tweede bouwfase is ontworpen door S. van Ravesteyn in 1953-1954 met beeldhouwwerk van Jo Uiterwaal. Latere verbouwingen en uitbreidingen uit 1961, 1973 en 2001 behoren niet tot het monument. Stationsgebouw, zijde Stationsplein, fase Van Ravesteyn Het stationsgebouw aan de Stationspleinzijde is opgetrokken in rode baksteen, gemetseld in halfsteens verband en voorzien van natuurstenen en betonnen accenten. Het restant van de eenlaags gevel links van het niet oorspronkelijke middendeel (1 travee) aan het stationsplein en de gevel rechts ervan (8 traveeën) is ritmisch geleed door pilasters en wordt afgesloten met een geprofileerde, gekorniste kroonlijst. De traveeën hebben hoge vensters met betonnen omlijsting en sluitsteen. Boven de vensters zijn ruitvormige verdiepte velden van beton aangebracht. Op de kroonlijst boven de pilasters staan kubusvormige elementen. De oorspronkelijke stalen ramen zijn vervangen. Voor de linkertravee staat de beeldengroep van Jo Uiterwaal op een niet oorspronkelijke sokkel, die oorspronkelijk op het dak boven de hoofdingang stond. De beeldengroep bestaat uit drie vrouwen met attributen. Zij personifiëren snelheid, veiligheid en dienstbetoon van de spoorwegen. De noordelijke zijvleugel (gebouwd 1961-1963) past zich qua hoogte, ritme, geleding en kroonlijst aan bij het middendeel uit 1954, maar heeft binnen dezelfde hoogte twee bouwlagen en een gevelbekleding van witte tegeltjes. Vooruitspringende betonnen elementen in de kroonlijst benadrukken de traveeverdeling. De noordelijke zijgevel van het vooruitspringende middendeel is op dezelfde wijze afgewerkt met blindvensters. De vierkante toren van ca. 30 meter hoog is gemetseld in rode handvormsteen in klezoorverband met staande tand. De toren staat op een natuurstenen plint en heeft drie natuurstenen blokken op de voorste hoeken. De toren stond oorspronkelijk aan drie zijden vrij en heeft op maaiveldniveau recht gesloten, omlijste toegangen aan de oost- en de zuidzijde. De toegang aan de noordzijde is dichtgezet met een latere aanbouw. In de toegankelijke open ruimte bevindt zich een reliëf van Charles Hammes uit 1955 van brons op travertin en een stervormige, gietijzeren decoratie tegen het plafond. Het reliëf toont een knielende man met trein en een kerktoren en stelt de wederopbouw van station en stad voor. Boven de twee toegangen zijn reliëfs ingemetseld van Jo Uiterwaal, die het thema ‘vrede’ uitdrukken: een knielende vrouw met een toorts en een knielende man met een paard. Het derde reliëf, dat zich boven de toegang aan de noordzijde van de toren bevond, is bij het dichtzetten van de tussenruimte verwijderd. Aan de bovenzijde wordt de toren afgesloten met een segmentboogfries en een kroonlijst, waarboven aan iedere zijde een drietal keperboogvormig afgesloten, geabstraheerde kantelen met cirkelvormige velden. Onder het fries zijn aan alle vier de zijden ronde wijzerplaten, gevat in een vierkante omlijsting, aangebracht. Onder de wijzerplaten bevinden zich ruitvormige versieringen. De zuidelijke zijvleugel links van de toren heeft een gevel, gemetseld in halfsteens verband, die bestaat uit een arcade van veertien met beton omlijste bogen, waarvan er zes rusten op deels gepaarde Toscaanse zuilen met een duidelijke entasis. De overige acht rusten op pijlers, aan de voorzijde voorzien van een blokpilaster. De ruimte achter de Toscaanse zuilen was oorspronkelijk open en bood plaats aan het terras van de stationsrestauratie. De verbinding met de toren wordt gemaakt door een haakse boog die rust op blokpilasters. De ruimte achter de laatste twee bogen is open en geeft toegang tot de perrons. Uiterst links sluit haaks een schermgevel met 7 bogen aan, eindigend in een dubbelhoge pyloon met ruiterstandbeeld van J. Uiterwaal. In vier van de bogen is een latere invulling gekomen door de bouw van een hotel tegen de arcade aan. Tussen de bogen van de arcades is telkens een ruitvormig medaillon aangebracht met blauw geglazuurde keramische tegels waarop in wit reliëf een eekhoorn, een watervogel, een vallende Icarus, een vogel en een vis zijn aangebracht. De arcadegevels zijn afgesloten met achtereenvolgens een rollaag met om de zes koppen twee vooruitspringende koppen, daarboven nog een uitspringende metselwerk rand, dan een kroonlijst van beton met telkens een betonnen element tussen twee bogen. Boven deze elementen staan op de kroonlijst van de oostgevel de kubusvormige elementen, die ook het middendeel van het station sieren. In de hoek tussen de oostgevel en de zuidelijke arcade staan op de kroonlijst twee gebeeldhouwde, geknielde figuren door J. Uiterwaal, personificaties van water en bos, kenmerkend voor de omgeving van Nijmegen. Zuidelijke zijgevel Het rechter deel van de eenlaags linker zijgevel behoort tot de bouwfase Van Ravesteyn, heeft twee getoogde vensters met natuurstenen geboortestenen. Het linker deel is een restant van de eerste bouwfase van Peters en is voorzien van zandstenen speklagen en verticaal geleed door pilasters, waartussen drie getoogde vensters en een deur met geboorte en sluitstenen. Stationsgebouw Spoorzijde, fase Peters Het stationsgebouw aan de perronzijde bestaat uit een terug gelegen deel ter plekke van de stationshal en de vooruitspringende bouwdelen van de zijvleugels. Door deze opzet is tussen de vleugels een ongewoon diep perronplein ontstaan. Bij de wederopbouw en in latere bouwfases is het perronplein aan beide zijden ingekort door het toevoegen van bebouwing, waarbij de oorspronkelijke kopgevels van het perronplein zijn verdwenen. Van de in kruisverband gemetselde gevel van Peters aan het perronplein zijn nu nog zeven traveeën zichtbaar met telkens drie segmentboogvormig afgesloten openingen, waartussen gemetselde lisenen. De gevel wordt afgesloten door een spitsboogfries in rode verblendsteen, rustend op gebeeldhouwde terracotta kopjes van leeuwen en mensen met diverse hoofdtooien. Boven het boogfries bevinden zich twee siermetselwerklijsten en een stalen geklonken ligger, daarboven begint de houten overkapping. De vakwerkspanten van de overkapping rusten op forse, gebeeldhouwde, zandstenen consoles in de vorm van zittende leeuwen. De overige lisenen zijn deels voorzien van een rijk geornamenteerd smeedijzeren muuranker. De gevels zijn horizontaal geleed door een plint en speklagen. De segmentboogvormige openingen hebben een omlijsting van geprofileerde verblendsteen. Oorspronkelijk waren deze opening voorzien van deuren met daarboven gemetselde boogvelden met metselmozaïek. De openingen zijn nu deels geheel dichtgemetseld of geheel geopend en later voorzien van een inzet voor de later aangebrachte verlaagde plafonds. Perrongevel zuid In de zuidelijke perrongevel dateren de tien meest zuidelijke traveeën uit de fase Peters. Zij maakten deel uit van het douane gebouw. Iedere travee is gevat tussen lisenen en heeft een segmentboogvormige opening met zandstenen boogstenen, oorspronkelijk grotendeels voorzien van deuren, nu deels voorzien van deuren uit de wederopbouwperiode, deels dichtgemetseld en voorzien van een kleinere rechthoekige deur. Ter plekke van de deuropeningen zijn hardstenen hoekstenen aangebracht. De gevel is horizontaal geleed door speklagen en wordt afgesloten met een zandstenen lijst met daarboven lijsten van siermetselwerk. De meest rechter travee, die oorspronkelijk tot een eenlaags aanbouw behoorde, heeft een halfrond hardstenen bekken met halfronde hardstenen achterwand en een kraan. Links van de tien oorspronkelijke traveeën is de perrongevel rond 2010 aangeheeld in metselwerk met speklagen en voorzien van twaalf vensters en een deur. Het oorspronkelijke zadeldak van het zuidelijk bouwdeel met de visitatiezaal werd verwoest bij het bombardement. In 1953 kreeg de zaal een gebogen kap op 5 spanten. In de voormalige visitatiezaal zijn enige interieurelementen uit de periode Van Ravesteyn bewaard gebleven, waaronder het gebogen houten plafond, de betegelde lambrisering, gemetselde pilasters, drie cirkelvormige blindvensters met een gemetselde rand en houten deuren met cirkelvormige ruitjes. Perrongevel noord De aangetaste noordvleugel van het station van Peters is rond 1963 gesloopt. Van Ravesteyn bouwde op de fundamenten van Peters het districtskantoor in een zakelijke stijl. In latere periode volgden nog diverse wijzigingen. De gevel heeft geen individuele architectonische waarde maar is wel onderdeel van het ensemble. De wachthuisjes op perron 3-4, fase Peters Beide eenlaags wachthuisjes zijn identiek vormgegeven op een rechthoekig grondplan. In een veel latere fase zijn beide huisjes verbonden door een tussenlid in de vorm van een houten opbouw, bestaande uit ramen rondom op een gemetselde plint. De gevels worden geleed door pilasters met kapitelen en afgesloten met siermetselwerklijst en een kroonlijst, waarboven een dichte gemetselde attiek. Tussen de pilasters bevinden zich drie rondboogvensters aan de lange zijde en een aan de korte zijde met gepleisterde geboorte- en sluitstenen. De borstweringen onder de vensters zijn deels voorzien van siermetselwerk. Kozijnen, ramen, hang-en sluitwerk zijn deels oorspronkelijk, deels later gewijzigd. De gevels zijn rond 2000 grondig gereinigd. De perronkappen De gebogen perronkappen van het perronplein en het eilandperron zijn portaalconstructies van smeed- en gietijzer met gebogen vakwerkliggers, trekstaven en gietijzeren zuilen met een basement, kapiteel en een achtzijdige abacus. Op de zuilen rusten luifels met geschulpte randen op geklonken dwarsliggers, die steunen op gebogen schoren, waarvan de onderzijde tegen de zuil is bevestigd. De perronkap op het eilandperron heeft onder de overkapping zijlichten met een niet oorspronkelijke invulling, waaronder de luifels volgen. Ook de perronkap op het perronplein is aan de spoorzijde op deze wijze opgebouwd. De perronkap op spoor 1 en 35 is smaller, heeft geen zijlichten en een veel flauwer gebogen kap. Deze is pas bij het herstel van de oorlogsschade in 1959 aangebracht en heeft geen geklonken vakwerkliggers, maar gelaste gebogen spanten. De toen aangebrachte, niet oorspronkelijke kappen zijn van hout met bitumineuze dakbedekking.
| Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
|---|---|---|---|---|
| Perronoverkapping | – | – | Oorspronkelijke functie | – |
| Overige gebruiksfunctie | Handelsgebouwen opslag en transportgebouwen | – | Huidige functie | – |
| Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Stationsplein | 1 | – | 6512AA | – | – | – | – |
Inleiding
Inleiding
Omschrijving