Licht overkomend, want witgepleisterd, onderkelderd pand op waaiervormige kavel met gebogen voorgevel en uitbouwen aan achterzijde van één, twee en drie lagen hoog. Gesitueerd in de kromming van de rooilijn aan de noord-oostzijde van het Mariënburg, aan beide zijden aansluitend op de voorgevels van de buurpanden. Het onderkelderde gebouw telt in het hoofdbouwvolume aan het Mariënburg drie bouwlagen, waarvan de bovenste een zolderverdieping met grotere en kleinere dakkapellen is. Op het zadeldak staat een bekronende achthoekige dakruiter met windvaan (met bij en honingraatmotief, symbool van de spaarbank). Aan de niet-monumentale achterzijde van het pand zijn over de gehele breedte meerdere uitbouwen van drie lagen, en geheel rechts een verdere uitbouw van eerst twee lagen en vervolgens één laag. Al deze uitbouwen hebben platte daken. Vooral van de lagere uitbouwen is het zeer waarschijnlijk dat ze niet tot de oorspronkelijke bouw behoren. De voorgevel is horizontaal geleed door een granieten plint, grijs geverfde sokkelzone, kapiteelzone, twee sobere profiellijsten en de afsluitende houten klassieke kroonlijst. De gevel is symmetrisch, ware het niet dat er rechts nog een extra risalerende travee naast staat, waarin zich de ingangsportiek bevindt, een erker op de tweede bouwlaag en een doorgestoken dakkapel. De detaillering in de voorgevel (sokkels, kapitelen, decoratieve reliëfs en gootlijst) is uitgevoerd in vrijzinnige klassieke vormen met Jugenstil details. De voorgevel is bepleisterd boven een granieten plint. Het steile zadeldak en de dakruiter zijn gedekt met koper (oorspronkelijk leien voor het dak). Op de begane grond treffen we zes grote gebogen vensters met 24-ruits ramen met centraal 4- ruits draairamen en gebogen glas in stalen kozijnen, die worden gescheiden door muurdammen waarop pilasters zijn aangebracht op uit de sokkelzone risalerende pedimenten, en die worden bekroond door kapitelen met gehelmde koppen in de typische vormen van rond 1900. Ter weerszijden van de serie vensters zijn er bredere muurdammen, die door een soort kapiteelzones, met dezelfde koppen, worden gedekt. In deze muurdelen zijn kleinere smalle vensters achter smeedijzeren sierroosters opgenomen. Boven de vensters op de begane grond bevinden zich parellijsten. De portiek rechts in de gevel is vernieuwd en wordt bereikt door een moderne hellingbaan links en dito treden rechts. Boven de portiek hangt een luifel die de portiek met het naastliggende pand nr.69 verbindt. Beide laatste elementen zijn niet beschermwaardig. Boven de portiek vinden we op de eerste bouwlaag een erker die steunt op een console met een leeuwenkop en acanthusblad in stucwerk: onderin de erker is een sierband in reliëf. In de erker zijn er drie smalle twee-ruits ramen, terwijl de erker wordt geflankeerd door twee smalle nissen (oorspronkelijk vensters) onder gestucte festoenen. In de bovenzone van de erker (tegenwoordig is dat de balustrade van een klein balkon op de erker) vinden we drie gestucte cassettes, aan de buitenzijden met slang en adelaarskop, in het centrum met een soort vikingschip. Ter weerszijden van de erker wordt deze zone geflankeerd door stucco decoraties met wapenemblemen, links met een adelaar, rechts met twee leeuwen (waarschijnlijk de wapens van Nijmegen en Nederland), omgeven door guirlande-achtige motieven. In het symmetrische hoofdgedeelte van de gevel bevinden zich in de tweede bouwlaag zes 4- ruitsramen onder parellijsten, met in de muurdammen kleine panelen. Boven dit deel van de gevel zijn er drie doorgestoken dakkapellen met klokgevels, beëindigd door geprofileerde lijsten. In deze dakkapellen zijn 4-ruitsramen aangebracht, in de middelste gevel, die groter is, twee, en in de flankerende één. In de gevels van de kleinere dakkapellen vinden we gestucte ovalen. In het grotere dakkapel is een klein ovaal venster omgeven door guirlandes met erboven een gehelmde kop opgenomen. De risalerende travee rechts in de gevel wordt beëindigd in een meer gedrukte klokgevel-vorm, boven een 4-ruitsvenster en een balkondeur. In de geveltop zien we een bij en honingraatmotief afgebeeld in beschilderd reliëf (alwaar dit het oorspronkelijke reliëf van twee wapendragende leeuwen vervangt). Het interieur van het pand is in verschillende fasen sterk gewijzigd. De kelder heeft nog de meeste oorspronkelijke elementen. Een originele paneeldeur en een naastgelegen venstertje in de zuidelijke hoek en twee grote kluizen met zware lips-deuren in het noordelijke deel. Aan de achterzijde is er ook nog een bijzondere betegelde wasruimte, waarvan de vloer vreemd genoeg hoog ligt en langs twee trappetjes bereikt kan worden, met schuin aflopend wasbassin. Ook zijn in dit deel van de kelder, dat in de jaren '50 is verbouwd, nog twee fraaie glazen deuren in stalen kozijnen te zien. De begane grond, die tot één ruimte is samengevoegd met nr.69, vertoont geen interessante zaken. In de tweede bouwlaag is er in de noordelijke hoek een achterkamer met een bijzondere decoratieve houten betimmering en bijbehorende ingebouwde kast, vermoedelijk van rond de jaren '30. Overal vinden we stalen raamkozijnen die niet origineel zijn. Met name twee glas-in-lood ramen aan de achterzijde in het oostelijke trappenhuis, vermoedelijk uit de jaren '50, zijn markant. In de tweede en derde bouwlaag is er nog een aantal originele deurkozijnen bewaard gebleven.