Vrijstaand en in een bijbehorende tuin langs de noordzijde van het Kerkpad gelegen ruime dorpsvilla. De woning is twee bouwlagen hoog en heeft een zolderverdieping onder een afgeplat omlopend schilddak. De schilden zijn gedekt met gesmoorde Oudhollandse pannen. Op het voorschild staat in het midden een houten dakkapel die de symmetrie van het pand accentueert. Deze bevat een dubbel enkelruits draairaam en wordt beëindigd door een timpaan. De in pleister afgewerkte gevels zijn geleed met hoeklisenen, cordonlijsten en een hoofdgestel met een houten kroonlijst. In de drie vensterassen brede voorgevel bevindt zich in het midden een portiek met hoofdingang. Alhier een toegangsdeur met gietijzeren sierroosters. De portiek wordt voorafgegaan door een vernieuwde houten portaal met hoekstijlen en aan de bovenkant een balkon met smeedijzeren sierhekken. Aan weerskanten van dit portaal ontvangt de begane grond daglicht via twee vensters met een T-raam en een bovenlicht met glas-in-lood. Net als de overige gevelopeningen zijn deze vensters voorzien van vernieuwde houten persienne-luiken. Op de verdieping bevindt zich centraal een ingang met balkondeuren, geflankeerd door vensters als op de begane grond maar nu zonder glas-in-lood. Vergelijkbare vensters bevinden zich in de zijgevels. Verder sluiten hier serres aan op de bouwmassa. In het interieur van de woning is op de begane grond de indeling grotendeels nog oorspronkelijk, bestaande uit een middengang met aan weerszijden kamers, een kelder met daarboven een opkamer, de huidige keuken. In de gang zijn de oorspronkelijke edeuren en trap nog aanwezig. De indeling van de plattegrond van de kamers aan de rechterzijde van de gang is vernieuwd. In deze kamers en in de gang zijn verlaagde plafonds aanwezig. Op de verdieping is de indeling gewijzigd.