Winkel met bovenwoning, waarvan de hoofdmassa en de kern worden gevormd door een pand uit 1870 voor de vishandel van de firma J. Glastra en H. Rekker en waarvan de voorgevel het resultaat is van een ingrijpende verbouwing in 1927-’28. Het pand was toen nog steeds een viswinkel met bovenwoning. De nieuwe voorgevel werd ontworpen door de Leeuwarder architect A. Nauta: zijn ontwerp is gedateerd “Oct. 1927”, zodat naar alle waarschijnlijkheid de verbouwing pas in 1928 gereed kwam. Nauta verving de negentende-eeuwse voorgevel op de tweede en derde bouwlaag door een rondgebogen erker, maar liet het pand de oorspronkelijke, laat-negentiende-eeuwse winkelpui behouden. De dakkajuit werd vereenvoudigd, vermoedelijk omwille van een algehele ‘verstrakking’ van het gevelbeeld, door de negentiende-eeuwse decoraties (een segmentvormig fronton en de wangen) te verwijderen. Architect A.J. Feddema maakte in 1943 het ontwerp voor een nieuwe winkelpui, ter vervanging van de negentiende-eeuwse pui. Daarna is de winkelpui nog herhaaldelijk aan heersende modes aangepast. De voorgevel van het pand heeft de karakteristieke typologische en stilistische kenmerken van de architectuur uit het Interbellum, gecombineerd met laat-negentiende-eeuwse kenmerken in het bovenste deel. De bescherming geldt het aanzicht (zonder de gemoderniseerde winkelpui) en de constructie. Exterieur: Pand van drie bouwlagen, opgetrokken op een rechthoekige grondslag met een gerende voorgevel (westzijde), onder een afgeknot schilddak. Boven de winkelpui is de voorgevel opgetrokken in schone baksteen, die deels staand en deels liggend is vermetseld. De tweede en de derde verdieping worden over vrijwel de gehele breedte gevormd door een rondgebogen erker. In beide bouwlagen zijn drie, door smalle penanten van elkaar gescheiden, recht gesloten vensters opgenomen. Deze bevatten convex gebogen schuiframen, waarvan de bovenramen zijn voorzien van glas-in-lood met gebrandschilderde voorstellingen, die verwijzen naar het visbedrijf. Aan weerszijden van de erker bevinden zich smalle, vlakke geveldelen die worden geleed door banden donkergrijze steen en aan de randen worden geaccentueerd door dezelfde donkere steensoort. De erker wordt beëindigd door een houten kroonlijst. De gevel wordt beëindigd door een geprofileerde houten kroonlijst met op beide hoeken een gecanneleerd accent in de vorm van een naar een vergaarbak verwijzend kraagstuk, dat rust op decoratief gemetselde consoles. In het voorste dakschild staat een rechthoekige dakkapel met een uitkragend plat dak met geprofileerde lijst, openslaande ramen, een decoratieve bovenrand met diamantkoppen en met leien beklede wangen (XIX-B, in vereenvoudigde vorm). Van de linker zijgevel is een klein deel zichtbaar. Deze blinde gevelpartij, met metselwerk van roodbruine baksteen (XIX-B), is aan de bovenkant voorzien van muurankers. Schilddak met kapconstructie uit de oorspronkelijke bouwtijd (1870). Het voorste dakschild is gedekt met (jongere) blauw geglazuurde Hollandse golfpannen (oude foto’s laten zien dat er voordien gegolfde Friese pannen op het voorschild lagen). De zijschilden zijn belegd met gesmoorde en het achterschild met oranje Friese golfpannen.