Winkel met bovenwoning, gebouwd omstreeks 1880. De handel wordt in de winkelpui gesymboliseerd door de aanwezigheid van twee gevelstenen met een caduceus, de door twee slangen omwonden en door een gevleugelde helm bekroonde staf van Mercurius, de Romeinse god van de handel. Omstreeks 1920 was in het winkelgedeelte ‘DE GOEDKOOPE WINKEL’ gevestigd. Nog vóór de oorlog bood het pand onderdak aan een winkel van Jamin. De bijzondere, nagenoeg gave winkelpui, een portiekpui heeft de stilistische kenmerken van de destijds gangbare Neo Hollandse-Renaissance. Betreurenswaardig is, dat het natuursteen (hardsteen) omstreeks 2008 is geverfd. De gevel boven de winkelpui is opgetrokken in een traditionele, aan het Classicisme verwante trant. De bescherming geldt het casco (exterieur, met de nadruk op de voorzijde, en constructie). Het pand is opgetrokken in gepleisterde baksteen vanuit een nagenoeg rechthoekige plattegrond. Het pand is aan de voorzijde hoger dan aan de achterzijde. Het ondiepe voorste deel staat met drie bouwlagen onder een schilddak met ongeglazuurde gemêleerde holle pannen (XXIa) boven de voorgevel en gemêleerde, verbeterde holle pannen op de overige dakschilden. Aan de achterzijde verloopt de kap met een verlenging van het achterste dakschild naar een aan-/uitbouw met een licht hellend plat dak. De voorgevel is in vrijwel oorspronkelijke, negentiende-eeuwse staat bewaard gebleven. De symmetrische portiekpui bestaat grotendeels uit (geverfde) hardsteen, die is gebruikt voor de plinten en voor de hoekpenanten (hoekpilasters). De plinten zijn geprofileerd en zijn doorgetrokken tot in de vrij ondiepe portiek. De grote etalageramen in de voorgevel staan tussen de hoekpilasters en slanke, gietijzeren kolommen, die de ingang van de portiek markeren en vóór de hoekstijlen zijn geplaatst. Delen van de raamkozijnen zijn geprofileerd en op de hoeken met de portiek tevens voorzien van een afgeronde houten hoekstijl. De deels gecanneleerde, gelede ijzeren kolommen staan op een geprofileerde basis en worden bekroond door een composietkapiteel. De portiek heeft schuine wanden en een hardstenen plaat als vloer en bevat een nieuwe deur boven een hardstenen onderdorpel of drempel onder een bovenlicht en een geprofileerd kalf met rondboogfries. De hoekpilasters hebben een geprofileerde basis met paneel. Daarop staat een korte, gietijzeren kolom met ronde schacht, die eveneens wordt bekroond door een composietkapiteel. Deze kolommen dragen een hoog kraagstuk (impost) met onderin een kruis, daarboven een reliëf met druiventrossen en -bladeren en daarboven een reliëf met de caduceus (Mercuriusstaf). De bekroning bestaat uit een geprofileerde kroonlijst, waarop een fioel (fiale) met gotische kruisbloem is geplaatst. Tussen de reliëfs met de caduceus ligt een door de portiekkolommen gedragen vlakke puibalk, beëindigd door een geprofileerde kroonlijst. De gevel voor de woonverdiepingen heeft een gevelbekleding van pleisterwerk met schijnvoegen en is drie traveeën breed. De getoogde vensters op de eerste verdieping zijn voorzien van openslaande T-ramen boven lekdorpels met een fijne profilering. De eveneens getoogde vensters op de tweede verdieping zijn minder hoog en bevatten eveneens openslaande ramen. Boven het middelste venster bevindt zich een hijsbalk met een pironbekroning op de houten overhuiving, waarvan het zadeldakje rust op schoren. De gevel wordt beëindigd door een geprofileerde houten kroonlijst. Van de noordelijke (rechter) zijgevel is alleen het in schone baksteen opgetrokken bovenste deel zichtbaar. De zuidelijke (linker) zijgevel, die voorheen tegen de gevel van het uitgebrande pand ‘De Zwaan’ stond, is van gepleisterde baksteen. Van de oorspronkelijke achtergevel is alleen het bovenste deel zichtbaar. Hierin zijn een venster en een op een plat dak uitkomende deur opgenomen.