Groot pand met een winkelruimte op de begane grond en een grote bovenwoning, omstreeks 1880 tot stand gekomen met gebruikmaking van (delen van) het casco van een oudere, vermoedelijk zeventiende-eeuwse voorganger. De oude voorganger is onder meer nog ‘aanwezig’ in de zijgevels en de achtergevel. Deze bestaan tot en met de tweede bouwlaag uit metselwerk van geeltjes, terwijl in de achtergevel ook nog ontlastingsbogen van decoratief rood en geel metselwerk aanwezig zijn, welke de posities in de gevel aanduiden waar zich ooit muuropeningen bevonden. Rond 1880 is het pand aanmerkelijk vergroot. Het pand kreeg er een volle bouwlaag bij en werd voorzien van een nieuwe kap. De winkelpui is herhaaldelijk gewijzigd. Bij een ingrijpende verbouwing en restauratie van het pand in het kader van een Wonen boven Winkels-project in 2005-’06 (in opdracht van Bouwbedrijf Adema en onder leiding van Bauke Tuinstra van GDA architecten) is de winkelruimte op de begane grond vergroot en de entree tot de bovenwoning verplaatst naar de achterzijde. Het pand heeft de stilistische kenmerken van het destijds in zwang zijnde Eclecticisme. De bescherming geldt het uit twee hoofdfasen daterende casco (met uitzondering van de winkelpui) en het interieur van de bovenwoning. Exterieur: Het vanuit een rechthoekige plattegrond met een gerende voorgevel opgetrokken pand opgetrokken pand staat met drie bouwlagen onder een afgeknot schilddak, dat is gedekt met blauw geglazuurde Lucas IJsbrandspannen (voorschild) en gesmoorde platte Friese pannen (zijschilden en achterschild). De gevels zijn gemetseld van schone, bruine baksteen (voorgevel en derde bouwlaag achtergevel) en gele baksteen van twee leeftijden (zijgevels en eerste en tweede bouwlaag achtergevel) en bevatten recht gesloten gevelopeningen. Het voegwerk met kalkmortel is nog nagenoeg geheel origineel. De voorgevel is een lijstgevel, die op de begane grond ingrijpend is gewijzigd en daar geen oorspronkelijke onderdelen meer bevat. Boven de begane grond is de gevel drie vensterassen breed. De vensters op de eerste verdieping bevatten oorspronkelijke T-ramen (schuiframen, 1883) en staan tussen hardstenen lekdorpels en strekken met aanzet- en sluitstenen, welke laatste zijn voorzien van diamantkoppen. De vensters op de tweede verdieping zijn identiek aan die op de eerste maar staan boven houten lekdorpels. De gevel wordt beëindigd door een hoofdgestel met profiellijst en een geprofileerde, uitkragende kroonlijst met bloktand. In het dakschild erboven staat een vernieuwde houten dakkapel met zinken wangen en een plat dak. De linker zijgevel (zuid) van gele baksteen is grotendeels blind maar bevat halverwege op de tweede/derde bouwlaag een groot samengesteld venster ter verlichting van het daarachter staande trappenhuis. De oorspronkelijke glas-in-lood ramen in het venster zijn (vóór 2005) verdwenen (de nieuwe eigenaren na de verbouwing van 2005-’06 hebben opnieuw glas-in-lood aangebracht). In het dakschild hierboven staat een schoorsteen. De achtergevel, zoals vermeld in de inleiding met vermoedelijk zeventiende-eeuwse ontlastingsbogen, heeft in het laatnegentiende-eeuwse muurdeel op de derde bouwlaag een groot samengesteld venster met glas-in-lood in de bovenramen. Interieur: De bovenwoning heeft in belangrijke mate de oorspronkelijke indeling behouden, met woonvertrekken aan voor- en achterzijde, die met elkaar zijn verbonden door een gang, en in de kern van het pand een monumentaal trappenhuis met een royale bordestrap. In diverse ruimten zijn oorspronkelijke elementen bewaard gebleven. De gangwanden en het plafond van de gang op de eerste verdieping zijn voorzien van decoratief lijstwerk. Boven de deur naar de woonkamer aan het eind van de gang is een fraai, vanuit het geprofileerde deurkozijn opgezet deurstuk met voluten, rolwerk, bladmotieven en een geprofileerd gebogen fronton geplaatst. De kamer heeft een hoger liggende vloer en een balkenplafond en is te betreden via een gebogen houten opstapje. In de voorkamer aan het andere eind van de gang is onder de vensters het houtwerk (panelen) nog intact en zijn een stucdecoraties aan het plafond, een schouw met marmeren schoorsteenmantel en geprofileerde houten koofjes bewaard gebleven. De paneeldeur tussen de gang en de woonkamer staat onder een driedelig bovenlicht met glas-in-lood. De trap naar de tweede verdieping is een dubbele steektrap met royaal tussenbordes. De trap is voorzien van gedraaide trappalen aan leuningen met geprofileerde op gedraaide houten balusters. Op het tussenbordes ligt een van glastegels en staal vervaardigd vloerdeel (traplicht) met in reliëf de woorden “Amsterdam”, “Luxfer”, “Wm” [red.: Willem] en “van Rijn”, aanduiding van de producent. Een kamer aan het achtereinde van de gang op de tweede verdieping bevat een houten paneellambrisering, een ingebouwde boekenkast, een balkenplafond en zware geprofileerde houten koven. Onder de koof in een afgesnoten hoek zijn een decoratief vormgegeven (ajour) gietijzeren rooster en een betegelde (negentiende-eeuwse) achterwand voor een haard geplaatst. De voorkamer op deze verdieping is voorzien van geprofileerde stuclijsten aan de randen van het plafond en van een schouw met een rijk versierde, classicistische houten schoorsteenmantel. De deuren aan de gang zijn binnen geprofileerde kozijnen staande paneeldeuren. De zolder is te bereiken via een scheluwe trap met aan het trapgat een balustrade met gietijzeren spijlen. De zolderverdieping is voorzien van een dakbeschot achter de in het zicht staande spanten.