In de loop van de 17e eeuw namen de handels- en opslagactiviteiten aan het Vliet sterk toe. Voor veel Leeuwarder kooplieden was het Vliet een geschikte plaats om pakhuizen te bouwen, omdat de mogelijkheid van vervoer van goederen over water van levensbelang was, er hier nog bouwruimte beschikbaar was en de grond veel minder kostte dan in de binnenstad. Ook detailhandel vestigde zich aan het begin van de 20e eeuw aan het Vliet. In 1913 maakte de Leeuwarder architect H.H. Kramer in opdracht van koffie- en theehandelaar H. Dijkstra een omvattend bouwplan voor een locatie aan het begin van het Noordvliet. Dijkstra en Kramer koesterden een langdurige relatie. Kramer had onder andere in 1883-’84 aan de Oostergrachtswal een groot herenhuis voor Dijkstra gebouwd en daarna pakhuizen aan de Eewal (1897-’98) en Emmakade (ca. 1910). Voor het Noordvliet kreeg Kramer opdracht tot nieuwbouw van een woonhuis (Noordvliet 5), de verbouw van een bestaand herenhuis (Noordvliet 7) en de nieuwbouw van een winkel met bovengelegen magazijnruimte (nu Noordvliet 7a). Bovendien zou recht achter Noordvliet 7, maar verbonden met Noordvliet 7a nog een groot magazijn (“pakhuis”) verrijzen. In 1914 kwamen de bouwactiviteiten gereed. Het vooraanzicht van het winkelpand (met schuin daarachter het grote opslaggebouw) heeft een voor de bouwtijd karakteristieke, historiserende gevel van het type klokgevel. Het erbij behorende pakhuis heeft een op de functie toegesneden sober-functioneel uiterlijk. De bescherming geldt het exterieur en de draagconstructie. Het winkel- en magazijnpand staat met twee bouwlagen onder een met geglazuurde Friese golfpannen gedekt zadel-/schilddak. De gevels zijn opgetrokken in schone, door middel van speklagen van kunststeen verlevendigde baksteen en bevatten voornamelijk recht gesloten gevelopeningen met afgeronde neggen. Het meest opvallende element in de voorgevel was een grote winkel- en etalagepui die over de eerste en de tweede bouwlaag doorliep, slechts onderbroken door een latei achter een houten plank met de firmanaam erop, en die nagenoeg de volle gevelbreedte in beslag nam. Daarvan is de pui op de tweede bouwlaag bewaard gebleven. De gevelopening op de begane grond heeft tussen de hoekpenanten een gewijzigde invulling met een deur met bovenlicht en een venster, boven een eveneens vernieuwde gemetselde borstwering met een lekdorpel van grèstegels. De hoekstenen in de pui zijn van hardsteen. De gevelopening staat onder een houten latei en een aan de uiteinden in de gevel verzonken houtplank met de vermelding “FIRMA GEBR. DIJKSTRA” en Q7A. Het zesdelige raam op de verdieping staat onder een rollaag en een houten latei. Voor de latei ligt een plank die is afgedekt met een loodslabfries en is voorzien van de vermelding “MANUFACTUREN EN GEMAAKTE GOEDEREN”. De zolderverdieping bevat een rondboogvenster met kruisraam en gemetselde lekdorpel. In de sluitsteen van de vensterboog is de letter D opgenomen. Aan weerszijden van dit venster is een cartouche met AoDo (links) en een onvolledig jaartal (19..) in de gevel geplaatst. De schouders van de gevel worden geaccentueerd door hoekblokken en voluten van kunststeen. Van hieruit vertrekken profiellijsten naar de geveltop, die wordt bekroond door een driehoekig fronton met profiellijst en een rijzende zon in het fronton. De rechter zijgevel is van gele baksteen en is op het niveau van de zoldervloer voorzien van schieters. In de achtergevel is de oorspronkelijke indeling met twee gevelbrede muuropeningen onder een rollaag bewaard gebleven. Ook de brede houten puien met decoratieve geschubde loodslabben aan de bovenzijde verkeren nog in oorspronkelijke staat, maar op de begane grond is de invulling gewijzigd. Het grote verdiepingsvenster staat op een gemetselde lekdorpel en bevat een zesdelig raam. Het dakschild hierboven wordt bekroond door een zinken piron en draagt een oorspronkelijke dakkapel onder plat dak met openslaande hijsdeuren en -stang. Het inwendige van het pand is ingrijpend gewijzigd en bevat behalve het balkenplafond op de verdieping geen vermeldenswaardige oude onderdelen meer. In de noordoostelijke hoek, in een paardensprong gesitueerd ten opzichte van Noordvliet 7a, staat een groot pakhuis, dat inpandig zowel op de begane grond als de eerste verdieping met dat winkel- en magazijnpand was en is verbonden. Het deels aan een binnenplaats (oorspronkelijk een tuin) grenzende, vanuit een vrijwel vierkante plattegrond opgetrokken opslaggebouw staat met twee bouwlagen onder een vrijwel plat dak. De belangrijkste zichtgevel, de oostelijke aan de oorspronkelijke tuin achter Noordvliet 7a, is opgemetseld van roodbruine baksteen. De minder belangrijke zuidgevel, tegenover de achtergevel van Noordvliet 7, en de achtergevels zijn opgetrokken uit gele steen. Ter hoogte van de verdiepingsvloer zijn de muren voorzien van muurankers met schieters. De gevelopeningen in de oostgevel zijn rechtgesloten en staan tussen strekken en gemetselde lekdorpels. De gevelopeningen op de begane grond zijn dichtgetimmerd. De drie verdiepingsvensters bevatten de oorspronkelijke negenruits schuiframen en geschulpte loodslabben aan de kozijnen. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudige houten kroonlijst. In de noordgevel is op de verdieping een vensteropening ingezaagd. Aan de bovenrand van deze gevel zijn muurankers met schieters bevestigd. Ook deze gevel wordt beëindigd door een eenvoudige houten kroonlijst. Het inwendige van het pakhuis bevatte oorspronkelijk één ongedeelde ruimte in beide bouwlagen en bezit geen vermeldenswaardige onderdelen.