Volgens de doorgaans redelijk betrouwbare vogelvluchtkaart van Leeuwarden uit 1603 door Johannes Sems stond indertijd op de bewuste locatie een huis onder een zadeldak tussen een trapgevel (voor) en een tuitgevel (achter). Uit archieven is bekend, dat dit woonhuis in 1808 in het bezit was van L. Pierson. De kadastrale legger van 1832 vermeldt als eigenaren de erven van de apotheker Lodewijk Noé, die het pand op 16 november 1820 had gekocht. Mogelijk is hij de opdrachtgever geweest van een vernieuwing van de voorgevel, welke, stilistisch gezien, in die periode moet zijn gebeurd. Op 9 augustus 1851 verkopen Noé’s erven het pand aan mr. Frans Julius van Eijsinga, lid van de Staten-Generaal. Blijkens een advertentie in de Leeuwarder Courant van 30 mei 1851 zijn er in dat jaar “belangrijke herstellingen” aan het woonhuis uitgevoerd. Dat gebeurde opnieuw in 1879. Op 3 december 1878 verscheen in de Leeuwarder Courant een advertentie tot "AANBESTEDING van het afbreken der Huizinge letter K no. 65, op de Deinumer Zuupmarkt te Leeuwarden, en het ter plaatse bouwen van een Woonhuis. (…) De teekeningen [liggen] ter inzage ten huize van den Architect H.R. Stoett Fz.” De aanbesteding zou op 12 december plaatshebben. Architect Herman Rudolph Stoett was in zijn tijd een gerespecteerd architect in de stad. Ofschoon in de advertentie het woord afbreken is gebruikt, hoeft dat niet te letterlijk worden genomen: er was dan vaak sprake van ingrijpende verbouw en zo was het ook hier. De verbouw in 1879 omvatte niet alleen Nieuwestad 65 maar ook het belendende woonhuis Nieuwestad 67. Beide panden werden min of meer tot een bouwkundige en bouwkunstige eenheid gesmeed. Onder meer werden de daken vervangen door een afgeknot schilddak en de achtergevels in één gebaar gepleisterd in blokverband. Wie opdracht tot de verbouwing heeft gegeven, is niet met absolute zekerheid vast te stellen, maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet het Johan Sippo van Harinxma thoe Slooten (1848-1904) zijn geweest. Blijkens een advertentie in de Leeuwarder Courant van 28 december 1899 werden Nieuwestad 65 en 67, evenals een daarachter staand pand aan de Bagijnestraat, op dat moment beide te koop aangeboden. De verkoop gebeurde op verzoek van mr. M.J.P.D. baron van Harinxma thoe Slooten, de zoon van Johan Sippo, die ook genoemd wordt in de advertentie, als degene bij wie de woonhuizen en de achtergelegen tuin c.a. in gebruik waren geweest. Johan Sippo was van 1892 tot 1898 burgemeester van Leeuwarden geweest en bij benoeming van 25 mei 1898 burgemeester van Den Haag geworden. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de verhuizing naar Den Haag de aanleiding is geweest om het huis aan de Nieuwestad te verkopen. In latere tijd, vermoedelijk in de eerste helft van de twintigste eeuw, is de bestemming van het pand gedeeltelijk winkel geworden en is de begane grond daarvoor uitgebroken. De bescherming geldt het casco (exterieur en constructie) Exterieur: Woon- en bedrijfs(winkel-)pand van drie bouwlagen en een zolder onder een, met zwart geglazuurde gegroefde platte Friese pannen gedekt, afgeknot schilddak (1879). De voorgevel, die mogelijk uit omstreeks 1820 dateert, is gemetseld van bruine, hier en daar gesinterde baksteen in kruisverband met oorspronkelijke snijvoeg. De gevel wordt beëindigd door een geprofileerde gootlijst op klossen en een kroonlijst. De begane grond heeft een laat-twintigste-eeuwse winkelpui (deze valt buiten de bescherming). De twee verdiepingen hebben drie vensters, waarvan de kozijnen zijn voorzien van een kwartrond profiel (1820) en de onder- en bovenramen zijn gemoderniseerd (waarschijnlijk 1879). De ramen in de middelste vensters zijn stolpend (XXa). Alle ramen zijn voorzien van dubbelglas dat met een latje is afgetimmerd (XXd). De vensters zijn recht gesloten en worden door anderhalfsteens hanekammen ontlast. De zolder heeft een eenvoudige dakkapel. Het kozijn is van een kraal voorzien (waarschijnlijk 1879) en is met een plank (XXd) betimmerd. De achtergevel is met Portlandcement gepleisterd in blokverband (1879) en wordt beëindigd door een houten geprofileerde goot met tandlijst en een gepleisterde vlakke kroonlijst. De gevel is in 1879 gelijk getrokken met de achtergevel van Nieuwestad 67. De begane grond is door aanbouwen aan het oog onttrokken. De verdieping heeft twee vensters. De kozijnen zijn van een kraal voorzien (waarschijnlijk 1879). In het oostelijke venster is met behoud van de onderdorpel een deur aangebracht (XXd). De tweede verdieping heeft twee vensters. De vensters hebben een stolpend onderraam (XXa). De zolder heeft een eenvoudige dakkapel met stolpramen (XXB). Het kozijn is van een kraal voorzien (waarschijnlijk 1879) en is met een plank (XXd) betimmerd. Alle ramen zijn voorzien van dubbel glas dat met een latje is afgetimmerd (XXd). De vensters zijn recht gesloten. Interieur: De begane grond is kaalgeslagen waarbij de enkelvoudige balklaag, waarschijnlijk uit de late zestiende eeuw, is behouden. Het interieur van de overige bouwlagen is niet in de beschouwing opgenomen.