Typering, historie en ligging: BOERDERIJ van het hallehuistype, gebouwd als zogenaamde “kötter” uit Haarlo en reeds genoemd in de 17de eeuw. Het boerderijtje is vernieuwd in 1857 met gebruikmaking van ouder materiaal, waaronder het gebintwerk. In 1911 is de voorgevel, bestaande uit vakwerk met metselwerk, vervangen door de huidige. Waarschijnlijk was het voorhuis toen al naar links uitgebouwd en verhoogd. Na nauwgezette afbraak is het herbouwd in 1994 in de achtertuin van het Museum De Scheper (Grotestraat 41). Het pand verkeerde vóór de afbraak uit- en inwendig nog vrijwel geheel in de originele toestand van 1857. Het pand ligt nu met de voorgevel in de rooilijn naar de Hagen gericht, terwijl de nog bestaande oudere bebouwing, waaronder één Saksisch boerderijtype, de indruk wekt dat de oorspronkelijke bebouwing aan de noordzijde van de Hagen, met een overwegend agrarische functie, met de achtergevel (de deel) naar de Hagen gericht was. Plattegrond en opbouw: De hallebuisboerderij bezit vijf gebinten waarbij door het ontbreken van een strijkgebint tegen de voorgevel vijf balkvakken worden gevormd, afgezien van de uitgebouwde onderschuur (of -schoer). Het voorhuis beslaat de eerste twee balkvakken. De voorgevel is in onregelmatig kruisverband herbouwd, de overige gevels zijn halfsteens. Er is een beeldverstorend moderne cementmortel in een brede voeg gebruikt, en vanwege de museale functie is een spouwblad aan de binnenzijde opgetrokken. Er is geen gepleisterde plint aanwezig, noch een goot. Het dak is met overwegend rode Oudhollandse pannen gedekt, met heide onder de nok- en keperpannen. De dakvoet is opgewipt, hoger dan in het oorspronkelijke model. Aan de voorzijde bevindt zich een wolfeind, aan de achterzijde een houten geveltop boven de door een overstekende pannenrand verbonden afdekking van de onderschoeren. De windveren zijn op niet oorspronkelijke wijze geschulpt. In de nok een schoorsteen t.p.v. de achterwand van het voorhuis. Luiken, deeldeuren en geveltop zijn van populierenhout. Voorgevel: De asymmetrische voorgevel bezit vensters met een segmentboog beëindiging, waarbij het boogveld is gepleisterd. De lekdorpels zijn gepleisterd. De luiken zijn overwegend hergebruikt en gemaakt van kraaldelen. De middenbeuk is voorzien van twee vensters links en de toegangsdeur rechts, zesruits schuiframen, 2x(2+1), klampdeur niet spiegelklampen en kraaldelen. Links en rechts bevindt zich een kleiner venster met vierruits schuifraam, 2x(1+1). Onder de dakrand zijn twee kleine zaadzoldervensters geplaatst met tweeruits raam. Rechts naast de voordeur bevindt zich een gevelsteen met de tekst: VUUREVER H.G.S. 1994 Linkerzijgevel: De linkerzijgevel bezit ter plaatse van het uitgebouwde en verhoogde voorhuis een klein origineel vensterluik niet smeedijzeren scharnieren in een eiken kozijn, alles onbehandeld, Boven en onder het venster een rollaag, Ter plaatse van het achterhuis bevinden zich van rechts naar links twee vensterluiken als beschreven van verschillende grootte. De rollaag erboven ontbreekt. Dan een zeer kleine opening onder de muurplaat en uiterst links een staldeur met gedeelde deur. Achtergevel: De achtergevel bezit in het rechterdeel één vensterluik als beschreven. In het linker deel een kleine opening met glasinvulling. De deeldeur met middeleroe is gedeeld in onder- en bovendeur. Het metselwerk van de onderschoer is naar de deeldeur toe op dezelfde hoogte voortgezet als in de achtergevel. Het gedeelte erboven tot de dakrand zal worden ingevuld met lemen wand. De geveltop is van onbehandelde verticale delen voorzien. Rechterzijgevel: Ook hij de herbouw is de bouwnaad tussen de zijgevel en de vernieuwde voorgevel gehandhaafd. De dakrand van de rechter zijgevel wordt eenmaal onderbroken door een zijdeur die, anders dan in de originele situatie, in zijn geheel onder een opgelicht dakvlak niet windveren is gebracht (onbehandelde klampdeur). Links van de deur bevindt zich een origineel venster met houten traliën, rechts een vensterluik als beschreven en een kleine muuropening met glasinvulling. Meer naar rechts een originele staldeur in een nieuw kozijn, waarnaast een zeer klein venster niet éénruits raampje. Interieur: Het interieur is vrijwel gelijk aan de originele situatie opgebouwd, doch op het moment van inventarisatie was men nog niet geheel klaar, niet name voor wat betreft de eindafwerking. In de indeling van het voorhuis neemt de haard over twee balkvakken in de middenbeuk niet de grote schouw, een bedstee en verschillende muurkastjes de belangrijkste plaats in. Links daarvan bevindt zich een slaapkamer met eveneens een bedstee. Rechts een kleine slaapkamer en de kelder. Daarachter in het achterhuis de via een gangetje vanuit de haard te bereiken spoelkamer. Aan de andere zijde van de deel de weefkamer. De rest van het achterhuis wordt door de voor de verschillende dieren te onderscheiden stalruimtes onder de hilden ingedeeld. Een belangrijke wijziging is het aanbrengen van een ruimte in de onderschoer voor (onder andere) technische installaties. Hier heeft men als voorbeeld van een oude afwerking van een houten vloer met “blote voeten marmer” aangebracht. Voor het overige is zoveel mogelijk van de originele elementen hergebruikt als gebinten, deuren, bedsteden, en dergelijke. Ook zijn vloeren overgebracht zoals estriken vloeren, een wandschroot vloer en de bijzondere keitjesvloer van de 'heerd'.