Op 4 januari 1893 werden namens het “Bestuur van de Vereeniging tot verpleging van zieken door Diaconessen gevestigd te Leeuwarden, onder den naam van het Diaconessenhuis”, twaalf percelen aan de Noordersingel geveild. Deze percelen lagen ten noorden van het Diaconessenhuis. Tussen perceel zes en zeven was ruimte gereserveerd voor de aanleg van een weg, de latere Natalstraat, zodat er zes percelen ten zuiden en vijf ten noorden van die straat lagen. In de koopakten waren nadere bepalingen omtrent de bouw opgenomen. “De hoogte der te stichten gebouwen moet minstens acht meter uit den begane grond bedragen en de tekeningen der gevels moeten aan de goedkeuring van het gemeentebestuur van Leeuwarden worden voorgedragen”. Op die twaalf percelen verrezen in elf herenhuizen in twee rijtjes. Die rijtjes kennen een sterke ruimtelijke samenhang en stilistische verwantschap, waardoor er sprake is van grote ensemblewaarde. Op een uitzondering na is niet bekend wie de bouwmeesters van de huizen zijn geweest. Het herenhuis Noordersingel 76 is in 1894 gebouwd op perceel 7, dat in 1893 was gekocht door timmerman Johannes Wijbes Franzen. In 1920 is het huis door B.A. Beintema verkocht aan het Diaconessenhuis. Het op de hoek van de Noordersingel en de Natalstraat gesitueerde huis is het meest noordelijke van de reeks van zes en is als enige voorzien van een topgevel. Omdat ook het huis op de andere straathoek (nr. 74) een topgevel heeft, vormen deze hoekpanden een representatieve entree tot de Natalstraat. Het huis heeft een representatieve, op de singelgracht en de Prinsentuin georiënteerde voorgevel en is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, aan de Hollandse Neorenaissance verwante bouwstijl. Exterieur: Dit woonhuis staat met twee bouwlagen onder een met platte Friese pannen met keperwel gedekt, afgeknot schilddak. Uit het linker deel van de kap steekt een vrij brede dakkapel met een fronton met profiellijst. De representatieve, op de singelgracht en de Prinsentuin georiënteerde, vier traveeën brede voorgevel is boven een hardstenen plint opgetrokken in schone baksteen. De uit twee delen samengestelde gevel wordt verlevendigd door speklagen en accenten van gepleisterde baksteen rondom de gevelopeningen. Vergelijkbare versieringen van metselwerk zijn ook te zien in de gevels van de andere huizen in dit rijtje. De gevelopeningen zijn recht gesloten en staan onder segmentbogen met sluit- en aanzetstenen (begane grond en zolder) en hanenkammen (T-ramen op de verdieping). De boogvelden onder de segmentbogen zijn ingevuld met kleurrijke baksteenmozaïekjes. De sluitstenen worden geaccentueerd door diamantkoppen. De vensters op de begane grond zijn geplaatst boven wit geschilderde velden met diamantkoppen. Het linker deel van de gevel wordt beëindigd door een uit gekleurd, decoratief metselwerk bestaande kroonlijst, waartussen kleine, gecanneleerde consoles zijn aangebracht. Deze ondersteunen de geprofileerde gootlijst en een geprofileerde dakgoot. Het hoger opgaande, risalerende rechter geveldeel is een topgevel van het tuit-/schoudergevel-type. De deur hierin is voorzien van een hardstenen stoepje en onder een bovenlicht en frontons staande rondboogvormige deurlichten. De geveltop is voorzien van kraagstukken, geprofileerde deklijsten en een eikelvormige bekroning op de beide schouders. De decoratieve tuit is onder meer voorzien van een toppenant met sieranker en een fronton met een obelisk. De zijgevel bevat links in beide bouwlagen een recht gesloten venster met sluitsteen in de strek en een eveneens recht gesloten traplicht met glas in lood. De gevel wordt beëindigd door een lijst met zaagtandfriezen. De achtergevel bevat op de begane grond nog twee originele, onder segmentbogen en decoratief ingevulde boogvelden staande gevelopeningen. De vier recht gesloten gevelopeningen op de verdieping staan onder strek. De linker twee bevatten ramen, de rechter twee openslaande deuren met bovenlicht die uitkomen op het platte dak van een uitbouw (serre). Tegen de achtergevel staat een tweede, kleinere uitbouw. Deze is deels vernieuwd. In het dakschild boven de achtergevel staat een brede, toegevoegde dakkapel. Het voortuintje heeft een uit de bouwtijd daterende erfscheiding in de vorm van een ijzeren hek met gietijzeren balusters. Langs de Natalstraat had het huis aan de achterzijde vanaf de uitbouw oorspronkelijk een gemetselde tuinmuur als erfscheiding met de openbare weg, zoals bij Noordersingel 74 op de andere straathoek. De beide tuinmuren begeleidden als het ware de straatentree. Deze tuinmuur is in de jaren-1970 of -1980 afgebroken ten behoeve van een grondsanering en toen vervangen door een houten erfscheiding. Interieur: De hal en de gang hebben een vloer van marmeren platen en ziin voorzien van een gemarmerde ‘plint’ met profiellijst en met profiellijsten aan het plafond en aan de wanden. De scheiding tussen het tochtportaal en de gang wordt gemarkeerd door een rondboogvormig bovenlicht. De paneeldeuren in de gang en elders in het huis staan binnen geprofileerde kozijnen. De voorkamer van de woonkamer en suite bevat een monumentaal stucplafond, kleinere stucdecoraties in de achterkamer en kasten voor de vouwblinden. Onder aan de trap bevindt zich een (voormalig) toilet met de originele toiletdeur. Het trappenhuis bevat een traplicht met kleurrijk glas-in-lood en rechte steektrappen met een tussenbordes, alsmede een trapleuning met een eenvoudige trappaal en geprofileerde handlijsten op rechte spijlen. De kamers op de verdieping bevatten eveneens goed bewaard gebleven stucplafonds met florale ornamenten binnen ronde en ovale profiellijsten. De zolderindeling is gewijzigd.