De Harlingerstraatweg is de oude uitvalsweg naar Franeker en Harlingen. De straat ontwikkelde zich vanaf de late negentiende eeuw tot een lintvormig woongebied voor de gegoede burgerij. Grote, vrijstaande woonhuizen met ruime, diepe tuinen bepalen er het bebouwingsbeeld, afgewisseld door enkele dubbele of driedubbele woningen. Het merendeel van de woningen dateert uit de periode van het Interbellum, de jaren tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, maar er zijn ook een paar panden uit de vroegste periode behouden gebleven. Een voorbeeld van niet-vrijstaande woningen is de kleine reeks Harlingerstraatweg 75 t/m 79, drie-woningen-onder-één-kap aan de zuidzijde van de straat. Het “Plan voor 3 stuks woningen […] voor rekening van den weled. Heer M. Spandaw aldaar” kwam blijkens de bewaard gebleven blauwdruk in september 1934 van de tekentafel van de Leeuwarder architect G.A. Heldoorn. De initiatiefnemer was een timmerman, wonend aan Achter de Hoven 308, die optrad als bouwondernemer/projectontwikkelaar. De bouwaanvraag werd ook in september ingediend bij de gemeente en Burgemeester en Wethouders gaven de benodigde vergunning af op 4 oktober 1934. De bouw zal dan in 1935 zijn voltooid. In 1960 heeft een inwendige verbouwing van nummer 75 plaats gevonden, waarbij onder meer de oorspronkelijke ruimte-indeling is veranderd. De woningen zijn gebouwd in een voor de bouwtijd kenmerkende, romantisch-expressionistische trant. De bescherming geldt het exterieur. De vlak voor de voorgevel staande tuinmuren en de hiermee verbonden dwarsmuren en gemetselde plantenbakken vallen ook onder de bescherming. Exterieur: Het onderkelderde pand is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond, in schone lichtbruine baksteen met diepe voegen. Het staat met twee bouwlagen onder een met riet gedekt, uitkragend schilddak met twee schoorstenen op een nok met rode vorstpannen en een eveneens met riet gedekte, zadeldakvormige steekkap aan de beide zijschilden. De gevelopeningen zijn rondboogvormig en recht gesloten en deels voorzien van nieuwe ramen. De voorgevel is links op de begane grond voorzien van een terug staande travee met een glas-in-lood raam in het rondboogvormige venster. Rechts daarvan zijn een groot venster met schuin staand linker zijraam, nog een groot venster, een oorspronkelijke rondbogige deur met houten zwikken, wederom een groot venster en een smaller venster in de gevel opgenomen. De gevelopeningen staat onder een reeks steekbalken. Daarop liggen, in de lengterichting van de gevel, twee lange balken, waarop een reeks rondstaven is gelegd bij wijze van een pergola.* Voor de gevel staan gemetselde muren van grote baksteen (formaat kloostermop), die zijn doorgetrokken langs een deel van de zijgevels en een terras omheinen. Deze muren zijn hier en daar uitgebreid tot plantenbakken en/of door middel van een dwarsmuurtje met de gevel verbonden. Aan weerszijden van het toegangspad naar de middelste woning staat ook een muurtje. Op de verdieping bevindt zich een over vrijwel de gehele breedte van de gevel doorgetrokken vensterpartij, waarvan de raampartijen worden gescheiden door houten penanten. Het dakschild hierboven heeft een overstek en bevat drie aangekapte, rondboogvormige dakkapelletjes met roedeverdeling in de eveneens rondboogvormige ramen. De begane grond van de linker, oostelijke zijgevel staat grotendeels onder een diep, met riet gedekt overstek. De gevel is rechts voorzien van een erker met schuine zijden en glas-in-loodramen. De deur hier links van is een rondboogdeur met houten zwikken en links in de gevel staat een klein venster. Het meest linkse deel van de gevel maakt deel uit van de uitbouw en de achterzijde en bevat een onder een overstek staande erker met schuine zijden. De verdieping van de zijgevel is boven het overstek voorzien van drie vensters met glas-in-lood ramen. De verdieping maakt deel uit van een puntgevel onder zadeldak. De top van de gevel is beschoten met liggende planken en bevat een rond, stalen oeil de boeuf met glas-in-lood en een radiale roedeverdeling. Rechts tegen de achtergevel staat een aanbouw. Het tegen de woning aanstaande deel heeft een plat dak, het deel daarachter staat onder een uitkragend, met riet gedekt schilddak met rode vorstpannen op de nok. De gevel van de aanbouw aan tuinzijde bevat een driehoekig erkertje. De kopse zijde is voorzien van een venster met driedelig raam. Op de begane grond van het hoofdvolume bevindt zich een brede gevelopening met een stel openslaande deuren met een zijlicht aan weerszijden. De terug staande verdieping heeft hierboven een even brede gevelopening met een vergelijkbare invulling van deuren met zijlichten. Rechts daarvan is de verdieping voorzien van een traplicht met glas-in-lood in het vijfdelige raam. De deuren op de verdieping komen uit een op een plat, dat is omheind door een houten balustrade. Het diepere plat voor het traplicht is opgenomen in de kap van de uitbouw. De brede middenpartij van de achtergevel is uitgebouwd en heeft een nieuwe invulling, transparante invulling gekregen. Geheel links is de gevel op de verdieping onder meer voorzien van een traplicht met een vijfdelig raam met glas-in-lood. Rechts daarvan bevindt zich de dubbele deur, die toegang geeft tot een met een houten balustrade omheind plat. Aan beide uiteinden van de gevel staat een deels uitgemetselde schoorsteen, die door het uitkragende deel (overstek) van de kap heen steekt. Ook de woningen met huisnummer 77 en 79 zijn voorzien van een eenlaagse uitbouw, waarvan die van 79 eveneens onder een met riet gedekte kap staat. De rechter, westelijke zijgevel is spiegelbeeldig vrijwel identiek aan de linker. De begane grond van deze zijgevel staat grotendeels onder een diep, met riet gedekt overstek. De gevel is links voorzien van een erker met schuine zijden en glas-in-loodramen. De deur hier rechts van is een rondboogdeur met houten zwikken en rechts in de gevel staat een klein venster. Het meest rechtse deel van de gevel maakt deel uit van de uitbouw en de achterzijde en bevat een onder een overstek staande erker met schuine zijden. De verdieping van de zijgevel is boven het overstek voorzien van drie vensters met glas-in-lood ramen. De verdieping maakt deel uit van een puntgevel onder zadeldak. De top van de gevel is beschoten met liggende planken en bevat een rond, stalen oeil de boeuf met glas-in-lood en een radiale roedeverdeling. Interieur: De interieurs zijn in de loop der jaren in wisselende mate aangepast. Ze zijn voor zover nog oorspronkelijk weliswaar van cultuurhistorische betekenis, maar vallen buiten de bescherming.