Sacramentsstraat 24, Leeuwarden

Monumenttype:
Gemeentelijk monument
Monumentnummer:
1007451800
Monumentnaam:
Sacramentsstraat 24
Plaats:
Leeuwarden

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Beschrijving

Min of meer blokvormig gebouw met de op het zuiden gerichte voorgevel aan de Sacramentsstraat en de achtergevel aan een steeg ten noorden, die vanaf de Breedstraat leidde naar de schuilkerk die het pand oorspronkelijk was. In het pand zijn drie hoofdmomenten te onderscheiden. De voorgevel van het pand is opnieuw vormgegeven omstreeks 1915, maar daarachter bevindt zich een bouwmassa die deels nog uit de (vroege?) 17e eeuw dateert en deels uit de jaren rond 1800. Uit deze laatste periode dateren ook belangrijke interieuronderdelen. De geschiedenis van Sacramentsstraat 24 is nauw verbonden met Gerrit van der Wielen (Tytsjerk, 11 januari 1767 – Leeuwarden, 5 mei 1858). Van der Wielen was van 1812 tot 1843 achtereenvolgens stadstimmerbaas en stadsarchitect van Leeuwarden. Of het pand hem en zijn gezin ook van meet af aan als woonhuis heeft gediend, is onzeker. Hij werd voor de Reële Goedschatting weliswaar aangemerkt als ‘gebruiker’ van Sacramentsstraat 24, maar dit hoeft niet te betekenen dat hij er zelf woonde. In het Kadaster van 1832 staat Sacramentsstraat 24 (West-Hoekster espel 57, kadastraal A 198) overigens wel te boek als “Huis, Erf, Bleek” en uit de Quotisatie 1808 blijkt dat hij er in dat jaar wel woonde. Volgens het Registre Civique zou dat in 1815 nog steeds het geval zijn geweest. De administrateurs van de katholieke gemeente moesten in 1797 een deel van de katholieke bezittingen verkopen om een belasting van 20% over instellingsbezittingen te kunnen betalen. De timmerman Gerrit van der Wielen en zijn vrouw Debora Broersma profiteerden van de daling van de prijzen van onroerend goed, die het gevolg was van die eenmalige heffing. Zij verwierven voor 2731 carolusguldens de voormalige statie (roomskatholieke schuilkerk) aan de Sacramentsstraat. Deze was opgericht door de jezuïeten, maar in 1680 overgegaan op de franciscanen. De kopers aanvaardden het gekochte per 12 november 1797. Opmerkelijke clausule uit de akte: de verkoper had het recht om vóór 28 november 1797 de zaken die tot het oude godshuis behoorden, weg te mogen breken, zoals het nog aanwezige orgel, de preekstoel en het altaar. Van der Wielen heeft het gebouw hoogstwaarschijnlijk meteen daarna ingrijpend laten aanpassen, want de huurwaarde voor het Reëel steeg fors: van 70 naar 185 gulden in het jaar volgend op de aankoop. Met de verbouw realiseerde Van der Wielen de aanzet van wat in een kort tijdbestek zou uitgroeien tot een deftig ‘uitgaanscentrum’ met destijds nieuwe cultureel-maatschappelijke functies. Op de benedenverdieping kwamen een vergaderruimte en een kolfbaan voor de koopmanssociëteit, terwijl Van der Wielen de bovenzaal van de vroegere kerk inrichtte voor bijeenkomsten van de ‘Sociëteit tot beoefening van de proefondervindelijke natuurkunde’, ook wel ‘Phijsisch Collegie’ genoemd, dat in 1804 werd omgedoopt tot ‘Natuurkundig Gezelschap te Leeuwarden’. Van der Wielen was zelf, getuige een uit 1797 daterend reglement, een van de zeventien leden van het genootschap, dat haar deelnemers rekruteerde uit de stedelijke notabelen. De doelstelling van het gezelschap was het populariseren van natuurkundige kennis. ‘Natuur’ werd daarbij zo ruim mogelijk genomen. De leden vervulden spreekbeurten en verrichtten gezamenlijk proefnemingen. In 1802 vond het gezelschap een ander onderdak. In de navolgende jaren verwierf Van der Wielen meer huizen en grond in de directe omgeving. Zo legde hij vermoedelijk in 1800 de hand op het tegenwoordige Sacramentsstraat 22 (West-Hoekster espel nr. 58: Kadaster 1832 A 197). Ook dat werd na een verbouwing, in 1801-1802, toegevoegd aan het complex, blijkt uit aantekeningen in de Reële Goedschatting. Zaal Van der Wielen bleef, op enkele maanden na, liefst honderd jaar in de familie. Het werd gestaag uitgebreid en vervulde steeds nieuwe functies. Zo vond het Fries Genootschap er vergaderruimte in de eerste jaren van zijn bestaan. Op 23 april 1897 werd het complex, bestaande uit “diverse gebouwen waarin een woonhuis, concert- en schouwburgzalen met plaats, tuin en erf cum annexis”, door de notaris mr. Jan Tjebbes voor de weduwe van IJbe van der Wielen, een van Gerrits nazaten, en hun kinderen c.q. erfgenamen verkocht aan Klaas Visser, de pachter van een ander belangrijk Leeuwarder uitgaanscentrum: de Prinsentuin. Visser is aanmerkelijk korter eigenaar en uitbater van het complex geweest. Zijn hypotheekgevers (waaronder nog steeds leden van de familie Van der Wielen!) lieten het gebouw in 1913 veilen, omdat na het overlijden van Visser betaling van de rente uitbleef. Bij de finale veiling op 12 augustus werd de koopman en winkelier Petrus Rodenhuis voor 42.500 gulden de nieuwe eigenaar. Omdat de koopsom slechts vijfhonderd gulden hoger lag dan de prijs waarvoor Visser het verwierf, zullen er geen ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden in de tijd dat deze eigenaar was. Dat moet getuige het uiterlijk van het gebouw wel gebeurd zijn in een van de daaropvolgende jaren. Het pand kreeg toen een nieuw aanzicht, passend bij de mode van de Vernieuwingsstijl. Het is overigens zeer waarschijnlijk, gelet op de opzet van de bestaande gevel, dat de voorgevel niet volledig is vervangen maar alleen is ingrijpend aangepast – achter de gladde pleistering gaat vermoedelijk nog muurwerk van oudere datum schuil. Wat dit vermoeden versterkt, is de aanwezigheid van muurankers in de borstwering tussen de begane grond en de eerste verdieping van de linker helft van de gevel. Het pand kreeg bij de verbouwing ook een plat dak op zowel het hoge als het lagere volume, een dak dat op de wijze van de Vernieuwingsstijl aan de voorzijde wordt ‘ingeleid’ door hoekpinakels. De bescherming geldt het casco (exterieur aan voor- en achterzijde en constructie) en het interieur. Exterieur: Het pand is geleed in twee volumen, corresponderend met de oorspronkelijk twee afzonderlijk van elkaar ontwikkelde panden. De ‘herkomst’ van de beide panden is af te lezen van de muurdammen tussen de vensters, die in breedte verschillen, en van de venstergrootte op de tweede bouwlaag. Het hoofdvolume, links (west), wordt in de kern gevormd door het pand dat Gerrit van der Wielen in 1797 verwierf. Het is een gebouw van twee bouwlagen hoog en drie traveeën breed onder een plat dak. Linksachter in de noordwestelijke hoek, achter Sacramentsstraat 26, bevindt zich aan dit hoofdvolume een secundair volume, eveneens onder plat dak, dat inpandig ruimtelijk geïntegreerd is met het hoofdvolume. Het voor het oog iets ondergeschikte volume rechts (oost) is in de kern het pand Sacramentsstraat 22, waarmee Van der Wielen in 1800 zijn bezit vergrootte. Onder een plat dak heeft het ook twee bouwlagen, die evenwel lager zijn dan die in het hoofdvolume. Dit deel is bovendien in tegenstelling tot het hoofdvolume twee traveeën breed. De voorgevel is gepleisterd. Onderaan is over de volle breedte een manshoge borstwering aangebracht van opgeruwd pleisterwerk. Daarboven is het pleisterwerk glad opgebracht en van schijnvoegen voorzien. De voorgevel heeft recht gesloten muuropeningen, die op de tweede bouwlagen onder segmentboogvormige ontlastingsbogen van roodbruine baksteen (XXa) staan. Bovenaan zijn de twee geveldelen beëindigd met een ruim overstekende, geprofileerde gootlijst op gesneden consoles tussen op geprofileerde kunststenen consoles uitkragende, van roodbruine baksteen gemetselde hoekpinakels met een geprofileerde kunststenen dekplaat. Terwijl de twee volumen op de tweede bouwlaag goed van elkaar zijn te onderscheiden door de verschillende hoogten en vensters, zijn ze op de begane grond architectonisch volledig samengetrokken. De eerste bouwlaag is zo opgezet, dat de entreepartij nagenoeg symmetrisch in de gevel staat en wordt geflankeerd door twee venstertraveeën. Deze hebben hoge schuifvensters met onverdeelde ramen en een wisseldorpel op ongeveer 2/3 van de hoogte. De meeste kozijnen hebben pen-gat verbindingen, rechts bovendien een kwartrond hoekprofiel (XIX-A): de ramen dateren uit ca. 1900. De forse entreepartij bestaat uit een eenvoudige classicistische omlijsting van lijstpilasters die een meervoudig geprofileerde kroonlijst dragen (ca. 1800). Daarbinnen staat een vermoedelijk oorspronkelijk deurkozijn op gefrijnde hardstenen neuten met een eenvoudig kalf tussen de voordeur en het bovenlicht (XIX-A). De deur is vernieuwd (XX-B). Op de tweede bouwlaag is er wel onderscheid gemaakt tussen beide volumen. In het hoge, meeste westelijke volume bevind zich op de eerste verdieping de voormalige kerkzaal, waarin Van der Wielen de zaal inrichtte waarin het Phijsisch Genootschap bijeen kwam. Deze ruimte heeft drie hoge schuifvensters met een wisseldorpel ongeveer halverwege het kozijn en een roedeverdeling in de ramen waarvan de datering onzeker is. Het lagere oostelijke volume heeft vensters van geringere hoogte met een T-vormige indeling en stolpramen (XIXd?). De zijgevels zijn gemetseld van gele baksteen en hebben bovenaan een eenvoudig boeiboord als overgang naar het platte dak. Aan de twee bouwlagen tellende achtergevel is de (vermoedelijk vroeg-) zeventiende-eeuwse oorsprong van het gebouwencomplex te herkennen. Deze gevel staat aan een min of meer oost-west liggende, smalle steeg, die vanuit de Breedstraat de oorspronkelijke toegang vormde tot de rooms-katholieke schuilkerk. Deze gevel is gemetseld van gele baksteen met kalkmortelvoegen en heeft in het gedeelte van het hoofdvolume ontlastingsbogen met zandstenen aanzetblokken en sluitstenen. Eén van de ontlastingen heeft een spitsboogvorm, wat duidt op een datering in de vroege zeventiende eeuw of mogelijk zelfs nog iets vroeger. In de borstwering bevindt zich een reeks ankers, staafankers in het hoofdvolume en knopankers in het gedeelte dat behoort tot het secundaire volume in de noordwestelijke hoek. De gevel van het hoofdvolume is boven de vensters van de tweede bouwlaag is later opgehoogd, eveneens met geeltjes (1800?). Alle vensters in de achtergevel zijn recht gesloten, hebben kozijnen uit omstreeks 1800 en zijn voorzien van ramen van uiteenlopende typen, deels zesruits schuiframen, deels stolpramen waarvan enkele met een roedeverdeling zoals ook voorkomt in de voorgevel. Interieur: De inpandige structuur vormt de logische voortzetting van het exterieur van het pand. Achter de entree bevindt zich een vestibule, waar vanuit door een dubbele openslaande paneeldeur met ruiten (XIX-A, mogelijk 1800) een lange gang wordt betreden. Deze is belegd met vierkante hardstenen vloertegels en strekt zich uit tot aan de achtergevel. De daar nog aanwezige, getoogd gesloten doorgang (tegenwoordig dichtgemetseld) vormde oorspronkelijk de toegang tot wat zich in de loop der tijd zou ontwikkelen tot Zalen Schaaf. Links en rechts van de gang bevinden zich vertrekken, bereikbaar via voor een deel nog uit ca. 1800 daterende deuren. In het lagere, oostelijke volume en ter rechterzijde van de gang bevindt zich achter de voorgevel op de begane grond een vertrek met een kastenwand en een schouwpartij van zwart marmer en een van gevarieerde profiellijsten (onder meer tand- en kraalprofiel), acanthusblad en hoekrozetten voorziene, gesneden houten omlijsting van de spiegel (deels 1800, deels XIX). Daarachter staat ongeveer halverwege de gang de trap die naar de verdieping voert. Achter in het pand bevindt zich ter linkerzijde van de gang een van de belangrijkste ruimten uit de tijd van Van der Wielen, de door Eekhoff genoemde ‘Vergaderkamer’. Deze is als het ware dwarsgeplaatst langs de achtergevel en loopt door in het secundaire volume linksachter. De ruimte is vanuit de gang te betreden door een paneeldeur (1800) met architraaf. De vier wanden van deze ruimte, inclusief de noordwand met de ramen in de buitengevel, hebben een architectonische geleding in vakken tussen ionische pilasters, die een stevige, meervoudig geprofileerde kroonlijst dragen welke de overgang naar het plafond vormt. Tegenover de ingang bevindt zich op de korte zijde een gesneden houten schouwpartij. Ook de trap naar de tweede bouwlaag, samengesteld uit treden die aan beide zijden zijn ingekast in de muur en een gedeelte in de vorm van een spiltrap met een forse spil, dateert waarschijnlijk uit de bouwcampagne van omstreeks 1800. Het trappenhuis wordt verlicht door een vierkant daklicht. Vanaf de overloop wordt de door de Eekhoff als ‘nette Zaal’ aangeduide ruimte betreden die diende voor het ‘Phijsisch Collegie’. Het belangrijkste zichtbare interieurelement uit de periode van rond 1800 is de uit hout gesneden, classicistische deuromlijsting aan de binnenzijde. De porte brisée staat tussen Korintische pilasters met verdiepte vakken onder een eenvoudige kroonlijst. Boven de dubbele deur vormt een rijk gesneden kalf de overgang naar een sopraporte met een voorstelling van muziekinstrumenten (XIX-A), gevat in een omlijsting met onder meer laurierbladeren. De zuidelijke binnenwand van de voorgevel heeft nog de originele betimmering met een lambrisering en panelen tussen de vensters. Vanuit deze zaal zijn kleinere vertrekken aan de achterzijde te bereiken die eveneens nog afwerkingen bezitten uit de periode rond 1800.

Bron: Fenicks B.V.

Specificaties

Bron: Fenicks B.V.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Woonhuis Oorspronkelijke functie
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Sacramentsstraat 24 8911GK
Bron: Fenicks B.V.

Tijdlijn Sacramentsstraat 24

Voeg een verhaal over dit monument toe aan de tijdlijn

Weet u meer over dit bijzondere monument of heeft u een herinnering over dit monument? Vul de tijdlijn aan. Deel uw verhaal en houd dit monument springlevend.

Andere monumenten in de buurt

Naar boven