Flatgebouw met 24 appartementen die op uitkomen op drie portieken, gebouwd op een locatie aan de Wijbrand de Geeststraat waar op 22 maart 1944 een reeks uit de periode van de eeuwwisseling daterende panden was verwoest door een bominslag (een geallieerde vlieger maakte een vergissing met fatale gevolgen). In 1953 werd begonnen met de bouw van de “Wybrand de Geest-flat” en de oplevering had plaats in de zomer van 1954. Voor het ontwerp was het Leeuwarder architectenbureau D. Witteveen verantwoordelijk en voor de uitvoering het aannemersbedrijf van de firma P. Hettema en Zonen. In het flatgebouw zijn vier woningtypen: A,B, C en D, opgenomen. Vijf van de zes flatwoningen op de begane grond zijn van het Type A. De kleinere, zesde parterreflat bevindt zich naast de doorgang naar het achterterrein en is van het type B. De zes woningen op de eerste verdieping zijn van het type C en de woningen op de tweede en de derde verdieping zijn alle van het type D. Op het achterterrein staan rijen schuurtjes uit de bouwtijd van het flatgebouw. De gebouwen hebben de uiterlijke kenmerken van de destijds gangbare Shake Handsbouwstijl. De bescherming geldt zowel het hoofdvolume (exterieur, constructie en de portieken met trappenhuizen inclusief de voordeuren) als de erachter gesitueerde schuurtjes. Exterieur: Het flatgebouw is opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in schone, gele baksteen en kunststeen (beton en, volgens de verkoopbrochure, “sierbeton”, dat een uitstraling van natuursteen heeft). Het gebouw staat met vier bouwlagen onder een plat dak met uitkragende rand aan de betonnen lijst en heeft gevels met voornamelijk recht gesloten gevelopeningen. De voorgevel is vrijwel symmetrisch ingedeeld en wordt op de hoeken gemarkeerd door sterk risalerende hoeklisenen met blokken kunststeen. De balkons aan deze gevel staan voor ondiepe loggia’s met dubbele deuren onder bovenlichten. De voorgevel bevat drie ondiepe ingangsportieken met twee deurlichten in de originele toegangsdeuren. De portiekopening is voorzien van een getoogde blokomlijsting van kunststeen. De ingangstravee is blind boven de entree en wordt verlevendigd door kunststenen blokken met een decoratief patroon. Aan deze blinde gevelvelden is een vlaggenmast bevestigd. De woningen aan weerszijden van de entree zijn voorzien van een terug staande dubbele deur met bovenlichten. Daarnaast is een brede vensterpartij met een groot middenraam en smalle, driedelige zijramen in de gevel geplaatst. Boven de openslaande deuren en het venster ligt de brede betonnen voetplaat van het balkon voor de woningen op de eerste verdieping. Ook hier en in de twee bouwlagen hierboven zijn openslaande deuren geplaatst in een terugstaand deel van de gevel (loggia). Evenals het balkon op de eerste verdieping zijn de balkons voor de loggia’s op de tweede en de derde verdieping voorzien van ijzeren balkonbalustrades, die met bollen zijn bekroond op de hoekspijlen. De naar de entree gekeerde hoeken van de balkons op de eerste verdieping zijn afgerond. Het venster op de eerste verdieping staat boven een vlakke borstwering van kunststeen (beton). De borstweringen van hetzelfde materiaal onder de vensters van de tweede en de derde verdieping, die verder identiek zijn aan de vensters op de eerste verdieping, zijn versierd met ornamenten van sierbeton als die in de gevelpartijen boven de entrees. De symmetrie in de voorgevel wordt licht doorbroken door de aanwezigheid van een onder bovenlicht staande deur geheel rechts in de gevel. Deze deur geeft toegang tot het achterterrein. De achtergevel is soberder gedetailleerd. De gemetselde balkons aan de achtergevel rusten op betonnen consoles en zijn bereikbaar via een deur met bovenlicht. Op de balkonranden liggen nog de originele droogrekken van gegalvaniseerd staal. In deze gevel staan onder een betonnen latei ook hoge met glas-in-loodramen ingevulde, samengestelde traplichten. Van de beide kopgevels (van het type lijstgevel) is alleen het blinde, bovenste deel zichtbaar. Voor het gebouw liggen tuintjes die zijn omzoomd door hagen. Daartussen liggen de betegelde paden naar de entrees. Deze paden zijn decoratief opgevat door de grijze stoeptegels te leggen binnen kaders van rode klinkers. Interieur: De vloeren en wanden van de portiekhallen en trappenhuizen zijn betegeld. De betegeling verschilt echter per portiek. De vloerbetegeling in de hal en de trapbordessen heeft een decoratief patroon. De tegellambriseringen aan de wanden zijn monochroom. De stootborden tussen de aantreden van de betonnen trappen zijn eveneens betegeld. De trappen zijn voorzien van stalen trapleuningen met houten handlijsten. Ook de balustrades voor de traplichten zijn van staal met houten handlijsten. De entrees van de woningen op de begane grond bevinden zich in de hal. Evenals de deuren van de woningen op de verdiepingen zijn deze voorzien van grote deurlichten. Aan weerszijden van de portiekdeur bevinden zich brievenkasten met vier brievenbussen per kast. Overige: Op het achterterrein staan twee rijen schuurtjes, waarvan de kortere reeks een deels afgeschuinde gevel heeft en de lange reeks is samengesteld uit drie, in een scherpe hoek van meer dan 90° op elkaar staande delen. De schuurtjes staan onder platte daken en zijn deels nog voorzien van de oorspronkelijke deuren met kruisramen, deels van vernieuwde deuren naar oud model.