Herberg of logement Benthem bestond al in de late zestiende eeuw. Mogelijk kwam de eerste eigenaar oorspronkelijk uit het Duitse Bentheim. ‘Benthem’ was toen al gevestigd op de huidige locatie aan de oostzijde van de Voorstreek, om de hoek van de Koningsstraat. De herberg ‘figureerde’ in de loop der jaren herhaaldelijk in boeken. In 1669 noteerde L. van Aitzema in zijn Saken van staet en oorlogh: "6 november 1635 (...) gedelibereert om eenige Gecommitteerden te senden na den Hage (...) de Raetsheeren Sakema, Doyem ende de Staet Generael Hottinga doen in de Provincie zijnde: maer de ghemelte twee Raden hebben haer ge-excuseert. (...) Sakema ende Doyem gedeputeert om de Gecommitteerde in [de herberg] Bentem [aan de Korenmarkt, tegenwoordig de Voorstreek te Leeuwarden] te bezoeken". En in zijn kroniek beschreef G.A. Wumkes, hoe op 7 juli 1762 in de herberg te zien was een uitmuntend kunststuk, n.l. twee levensgroote figuren, verbeeldende een herder en herderin, zooals ze in de opera voorgesteld worden en speelen op twee fluiten travers allerlei toonen, primo en secundo.* Omstreeks 1900 werd het oude ‘Benthem’ vernieuwd, met handhaving van constructieve onderdelen van het bestaande pand. Afgaande op bouwsporen is zelfs aannemelijk, dat de modernisering in hoofdzaak een nieuwe voorgevel met een voorschild inhield en her en der balken en spanten zijn vervangen. Daartegenover staat dat het dak nog grotendeels van vóór 1900 dateert (de kap bestaat deels uit spanten met krommers, die mogelijk zelfs zestiende-eeuws zijn, en de dakbedekking van de zijschilden is eveneens ouder dan de voorgevel). Op een foto uit de jaren-1960, toen het pand diende als Protestants Militair Tehuis, zijn in de grote eetruimte balken en daaronder versierde sleutelstukken met peerkraalprofiel te zien, wat eveneens een sterke aanwijzing vormt voor een zestiende-eeuwse oorsprong van het pand. De voorgevel heeft de uiterlijke kenmerken van de destijds in zwang zijnde Neo-Renaissance. Ook in de periode van het Interbellum en in de oorlogsjaren had het café nog een “ruime vergaderzaal met tooneel”. Door verbouwingen in de tweede helft van de twintigste eeuw bezit het pand geen noemenswaardige interieuronderdelen meer. De bescherming geldt het exterieur en de constructie. Pand op een bijna vierkante plattegrond, van vier traveeën breed (het meest noordelijke, linker travee is iets smaller dan de andere drie) en twee bouwlagen onder een zadeldak met een voorschild hoog. De voorgevel is een lijstgevel, gemetseld van schone bruine baksteen (het voegwerk is nog oorspronkelijk), voorzien van een plint met een bijzondere bossering van rechthoekige en vierkante kunststenen blokjes en dunne cordonlijsten van hout bij wijze van onderdorpelbanden op beide bouwlagen, en beëindigd door een hoofdgestel met een dunne profiellijst, een fries van tegels met een zich repeterend decor en een geprofileerde goot-/kroonlijst. De kroonlijst heeft blokvormige beëindigingen die liggen op consoles van wit geschilderde terracotta of gips. Alle gevelopeningen zijn recht gesloten, staan onder strekken met wit geschilderde sluit- en aanzetstenen, die de gevel verlevendigen, en bevatten grotendeels nog de oorspronkelijke kozijnen (hoeken met kraalprofiel) en ramen met de originele indeling. De begane grond kende oorspronkelijk een indeling van twee vensters, geflankeerd door een entree. De entree links in de gevel, in het smalle travee, vermoedelijk de toegang tot de bovenwoning, bevat een paneeldeur onder een bovenlicht met middenstijl. De bredere entree in het meest zuidelijke, rechter travee, vermoedelijk de toegang tot het cafe, is vervangen door een venster. Overigens zijn de ramen op de begane grond vernieuwd binnen de oude kozijnen. Centraal boven de middelste twee vensters op de begane grond is een gepleisterd veld binnen een eenvoudige profiellijst aangebracht, waarop nog de tekst “CAFE BENTHEM” is waar te nemen. Het dak is gedekt met zwart geglazuurde Friese golfpannen (voorste en rechter dakschild, ca. 1900) en zeldzame rode links dekkende holle pannen (linker dakschild, XVII?). In het voorschild staat op de dakvoet een originele, rechthoekige dakkapel met geprofileerde dakrand aan het uitkragende platte dak. De zijgevels en de achtergevel, een topgevel, zijn niet zichtbaar. Aangenomen kan worden dat deze gevels beduidend ouder zijn dan de voorgevel. In het inwendige zijn bijna alle oorspronkelijke interieuronderdelen verdwenen. Het balkenplafond op de verdieping is echter bewaard gebleven (deels ca. 1900) en zowel een aantal spanten (XVI?) als de kapconstructie van rond 1900 zijn nog in het pand aanwezig.