Bagijnestraat 36
Pand onder zadeldak en voorschild, rechte kroonlijst, XVIII.
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
De Nieuwestad raakte in de loop van de vijftiende en zestiende eeuw geleidelijk aan bebouwd en bewoond door burgers van aanzien en kooplieden. De terreinen aan weerskanten van het water waren verdeeld in relatief smalle en diepe percelen, reikend tot aan de Bagijnestraat (noordzijde) respectievelijk het Ruiterskwartier (zuidzijde). Men woonde aan de Nieuwestad, in ruime huizen, terwijl achterop het erf met een uitgang op de evenwijdige straten bijgebouwen als koetshuizen en paardenstallingen verrezen. Latere eigenaren vergrootten en verfraaiden de huizen, wat uiteindelijk de huidige, vooral laat-achttiende- en negentiende-eeuwse gevelwanden heeft opgeleverd. De Bagijnestraat had overwegend het karakter van een achterstraat, een ontsluiting voor koetsen, karren en paarden en voor goederenleveranties. Bewoners kende de straat ook, onder meer personeel. Met het groeien van de stadsbevolking binnen de vesting had in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw soms opsplitsing van de lange percelen plaats. De bebouwing veranderde deels van karakter en er verschenen volwaardige huizen. De koetshuizen en woonhuizen werden bovendien afgewisseld met panden waar (pré-)industriële bedrijvigheid was te vinden, zoals ter rechterzijde van Bagijnestraat 32 en achter het herenhuis Nieuwestad 53, waar vanaf de zeventiende eeuw een zeepziederij was gevestigd. Dit oude, gemengde karakter is afleesbaar gebleven van de straat, vooral in het gedeelte tussen de Kleine Kerkstraat en de Nieuwesteeg. Het pand Bagijnestraat 32 is waarschijnlijk gebouwd als zo’n koetshuis, paardenstalling en bovenwoning, oorspronkelijk vermoedelijk in het derde kwart van de achttiende eeuw. Het heeft toebehoord aan de eigenaren van het herenhuis Nieuwestad 53, waar het ook achterop het erf staat: de familie van zeepfabrikanten Zeper. Zij hadden het perceel in elk geval in de late achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw in eigendom. Volgens de eerste kadastrale registratie - de minuutplannen van Leeuwarden dateren al van 1825 – bevindt zich dan een stal op het perceel. In 1916 onderging het pand een ingrijpende verbouwing onder leiding van architect J.H. Stoett. Of het daarna nog steeds de (gedeeltelijke) functie van stal had, is onzeker. Er is een bouwtekening uit het voorjaar van 1916 bekend met een nieuwe gevelindeling (of zelfs een geheel nieuwe voorgevel) die geen opening toont die breed genoeg is voor het inrijden van een koets of wagen. Mogelijk heeft het pand toen de functie van bedrijfsruimte met een bovenwoning gekregen. De vensters kregen hierbij bovenramen met een fijne roedeverdeling. Omdat de verbouwing de panden Bagijnestraat 32 én Bagijnestraat 30 betrof, mag worden aangenomen dat beide toen nog steeds dezelfde eigenaar en gebruiker hadden. In 1937 en 1951 onderging het pand opnieuw een verbouwing. De verbouwing in 1951 was voor de toenmalige eigenaar en gebruiker P. Weiland, een grossier in levensmiddelen. Bij een verbouwing in 1980 is de benedenruimte verbouwd tot verenigingsgebouw. Tegenwoordig is op de begane grond een horecaonderneming gevestigd en heeft de verdieping nog steeds een woonfunctie. De bescherming geldt het historische casco (exterieur en constructie) en enkele bepalende onderdelen van historische ruimte-indeling, in het bijzonder de trappen. Exterieur: Het blokvormige pand is opgetrokken in schone, bruine baksteen (het voegwerk is nog origineel), vanuit een rechthoekige plattegrond. Het staat met twee bouwlagen onder een afgeknot schilddak, gedekt met gesmoorde holle pannen, met een dakkapel in het voorste dakschild. De gevelopeningen zijn recht gesloten en staan onder strekken (voorgevel) en rollagen (achtergevel). De voorgevel heeft een gepleisterde plint en een gewijzigde asymmetrische indeling. Links op de begane grond bevindt zich een oorspronkelijke paneeldeur (als toegang tot de bovenwoning) met getoogd deurlicht met roedeverdeling onder een bovenlicht met tweedelig raam. De deur hier rechts van is een van elders afkomstige negentiende-eeuwse deur boven een later geplaatst stoepje van hardsteen. Deze deur verving een venster, dat op zijn beurt weer de opvolger was van een paneeldeur met bovenlicht. Het venster hier rechts van heeft nog de oorspronkelijke roedeverdeling. De brede rechter gevelopening is voorzien van een niet oorspronkelijke, brede gevelopening onder een houten plaat. Dit deel van de onderpui bevatte honderd jaar geleden een deur onder een driedelig bovenlicht en een wat smallere deur onder ongedeeld bovenlicht. Aan weerszijden van de plaat zijn nog net een hoek van de strekken van de oorspronkelijke gevelopeningen zichtbaar. Op de verdieping is de gevel intact gebleven. Een breed linker venster is voorzien van twee, door een houten stijl van elkaar gescheiden schuifraam met roedeverdeling in de bovenramen. Rechts daarvan staan twee vensters, eveneens met een roedeverdeling in de bovenramen van de schuiframen. Alle verdiepingsvensters staan boven gemetselde lekdorpels (afzaat) en hebben kozijnen met een pen-gatverbinding. De gevel wordt beëindigd door een geprofileerde kroonlijst met een eveneens geprofileerde dakgoot die ligt op klossen. Aan de achterzijde is de oorspronkelijke gevel op de begane grond door een uitbreiding niet meer aanwezig. Op de verdieping staat links een deur met een boven- en een zijlicht. Rechts van de deur is een laag liggende rollaag het overblijfsel van een verdwenen gevelpening. In het midden van de gevel staan twee vensters met vernieuwde ramen en rechts is een stel openslaande deuren met bovenlicht in de gevel opgenomen. De raamkozijnen zijn voorzien van pen-gat verbindingen. Interieur Door enkele ingrijpende wijzigingen zijn op de begane grond geen vermeldenswaardige zaken bewaard gebleven. De woonverdieping is bereikbaar via de linker van de twee naast elkaar staande voordeuren in de voorgevel. De gang hierachter is voorzien van een terrazzo vloer. Aan het eind van de gang rechts is een getoogde trapopgang in de gevel opgenomen. De trap is voor een deel in de oorspronkelijke staat bewaard. De trap naar de verdieping is een scheluwe trap. Op de overloop van de verdieping staat een houten balustrade met bewerkte trappaal, gedraaide spijlen en geprofileerde handlijst aan het trapgat. De trap naar de zolder is een steektrap met een uit dezelfde onderdelen samengestelde trapleuning. Op de verdieping staan enkele van de oorspronkelijke, binnen geprofileerde kozijnen staande paneeldeuren. Op de zolderverdieping is één, uit zware balken samengesteld spant in het zich gebleven.
| Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
|---|---|---|---|---|
| Koetshuis | – | – | Oorspronkelijke functie | – |
| Bijeenkomstfunctie - Woonfunctie | Boerderijen molens en bedrijven | – | Huidige functie | – |
| Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Bagijnestraat | 32 | – | 8911DR | – | – | – | – |
Pand onder zadeldak en voorschild, rechte kroonlijst, XVIII.
Eenvoudig pand onder zadeldak met voorschild, waarvoor dakkapel; rechte kroonlijst.
Pandje onder zadeldak tegen verzorgde trapgevel met aardig gedetailleerde toppilaster op kopje; deur XVIIIc in geblokt kozijn. Zesruitsvensters.