Zwitserswaltje 10
Eenvoudig woonhuis welks gevel door een rechte kroonlijst is afgesloten. Drie zesruits vensters.
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Middenin het bouwblok, omsloten door het Blokhuisplein (Onder de Boompjes), het Zwitserswaltje, de Weaze en de Blokhuissteeg, kwam in de late zestiende eeuw een vermaning of doopsgezinde kerk tot stand. De vroegst bekende vermelding dateert uit 1595, waarbij de vermaning als naastligger wordt aangeduid: “die minnoniste vergaederende ten noorden”. Onduidelijk is of het geloofsgenootschap zich heeft gevestigd in een bestaand gebouw of zelf nieuw liet bouwen. Er zijn berichten dat het oorspronkelijk (mede) de functie van graanpakhuis had, maar zeker is dit niet. Zeker is dat het onderkomen weggestopt op het binnengebied stond, niet zichtbaar vanaf de openbare weg, en alleen via vier smalle stegen bereikbaar was, twee vanaf het Zwitserswaltje (de Eerste en Tweede Vermaningsteeg) en twee vanaf de Blokhuissteeg. Op de Wijkkaart van Leeuwarden van 1843 is de bijzondere situering goed te zien, een groot rechthoekig gebouw met de lengterichting noord-zuid georiënteerd. De vermaning was een schuilkerk. Doopsgezinden staan ook wel als mennonieten of mennisten bekend, naar hun geestelijk leidsman Menno Simons (1496-1561). Na de Reformatie in 1580 werden zij alleen oogluikend getolereerd. Hun godshuizen mochten niet zichtbaar zijn en torens waren uit den boze. Al tijdens Simons’ leven dienden zich de eerste scheuringen binnen de religieuze beweging aan, die er uiteindelijk toe leidden dat in Leeuwarden drie verschillende doopsgezinde gemeenten ontstonden, elk met een eigen kerkgebouw. De vermaning achter het Zwitserswaltje moet de plaats van samenkomst zijn geweest van de denominatie van de janjacobsgezinden. De fotograaf H.A. Rollema maakte in 1931 een opname, waarop het gebouw nog goed is te zien. Het ziet eruit als een gewoon stadspand, naar het uiterlijk te oordelen daterend uit de tweede helft van de zestiende eeuw, van twee bouwlagen plus een hoge kap tussen topgevels en met kruisvensters in de zuidelijke kopgevel. In 1806 besloot de doopsgezinde gemeente het pand bij publieke verkoop te veilen. Daarbij werden ook het huis en vier eenkamerwoningen verkocht, die als een aangesloten huizenblok tussen het ‘kerkgebouw’ en de straat stonden. De vermaning kwam in handen van een doopsgezinde koopman en zijn vrouw. De gebouw van de vermaning bestaat anno 2011 nog steeds. De hoge kapverdieping is er in de twintigste eeuw (vermoedelijk de jaren-1950 of -1960) vanaf gehaald, toen het zo bouwvallig was geworden dat betreden niet langer verantwoord was, en vervangen door een derde bouwlaag onder een plat dak. De twee onderste bouwlagen zijn behouden gebleven, herkenbaar aan het metselwerk van geeltjes. Aan de westelijke van de twee Vermaningstegen bevindt zich zelfs nog een tweelichtvenster met een afgeschuinde zandstenen middenstijl. De aanwijzing van een oorspronkelijke functie als pakhuis wordt weer wel sterker, doordat de vloer tussen de eerste en tweede bouwlaag ligt op een zware balklaag, die op hun beurt rusten in dikke (buiten)muren. In de noordwestelijke hoek staat een houten spiltrap tussen de begane grond en de derde bouwlaag, met versleten treden aan een ronde houten trapboom (XVI-B). Het huizenblok ging kort vóór 1900 tegen de vlakte (de oostelijke van de Vermaningstegen was overigens al eerder verdwenen, blijkt uit de Wijkkaart van Leeuwarden uit 1876). Er verrezen twee nieuwe panden aan het Zwitserswaltje: een kaaspakhuis annex kantoor, Zwitserswaltje 14, dat aan de achterzijde meteen aansloot op het (vroegere) ‘kerkgebouw’ dat al eerder in gebruik was genomen voor kaasopslag, en een bedrijfswoning voor de pakhuischef, Zwitserswaltje 12 (rechts daarvan ligt nog de westelijke van de Vermaningstegen). Het nieuwe pakhuis kreeg op de begane grond een grote, dubbele inrijdeur ter linkerzijde en een brede vensterpartij ter rechterzijde en op de eerste verdieping een een smalle hijsdeur die werd geflankeerd door hoog geplaatste, gedrukte vensters. Het kaaspakhuis is in 1924 nog eens verbouwd in opdracht van de kaashandelaar P. v.d. Sande, waarbij onder meer de gevel op de verdieping werd gewijzigd en daarachter een kantoortje werd ingebouwd. De gevel kreeg nu op de verdieping min of meer dezelfde kenmerken als de ongewijzigde onderpui. De hijsdeur werd een gewoon venster, de flankerende vensters werden naar beneden verlaagd en de vensters werden voorzien van een omlijsting. Een inwendige verbouwing van het kaaspakhuis in 1949 was vooral bedoeld om het bouwvallig geworden pand te verstevigen met een constructie van balken en kolommen. De voorgevel van het kaaspakhuis met kantoor heeft het karakter van de Vernieuwingsstijl van de vroege twintigste eeuw. De bescherming geldt het casco (exterieur en constructie) en het interieur. Exterieur: Het kaaspakhuis telt drie bouwlagen onder een plat dak, waarbij de derde bouwlaag aan de straatzijde is voorzien van een steil dakschild, gedekt met blauw geglazuurde, gegolfde Friese pannen. Het pand is opgetrokken vanuit een min of meer rechthoekige plattegrond met een sterk gerende achtergevel, in roodbruine verblendsteen (voorgevel) en gele baksteen (zijgevels). Voorgevel en zijgevels zijn strak tegen elkaar aan gezet, onregelmatigheden in het metselwerk zijn niet waarneembaar, zoals is te zien in de rechter bovenhoek, zodat de conclusie is gerechtvaardigd dat ze tegelijkertijd zijn opgetrokken. De voorgevel is de enige volledig zichtbare gevel van het pakhuis. Het metselwerk van deze gevel wordt verlevendigd door speklagen van gele verblendsteen en door gepleisterde strekken. De gevel heeft licht getoogde openingen, alle met de oorspronkelijk kozijnen, ramen en deuren, waarbij de kozijnen voorzien zijn van een voor de periode 1900-1910 kenmerkend afgeschuind hoekprofiel. Links in de onderpui staat een dubbele, opgeklampte inrijdeur en rechts venster boven een gepleisterde plint. Het venster bevat een zesdelig raam, waarvan de drie bovenramen een roedeverdeling hebben en de bovenste delen van de stijlen decoratief zijn bewerkt. Het onderste deel van de onderramen staat achter een hekwerk in de vorm van getordeerde ijzeren spijlen met dwarsverbindingen. Boven de deuren en het venster en onder een rand van geprofileerde bruine grèsstenen is de onderpui voorzien van een veld van gepleisterde baksteen met schijnvoegen. De verdieping bevat drie identieke vensters met tweedelige onderramen en bovenramen met een roedeverdeling. De vensters staan onder een strek van gepleisterde steen. Het middelste venster bevatte tot de verbouwing in 1924 een laad- en losdeur, wat nog mis te zien in de afwijkingen in het metselwerk en de lijst onder het venster. De gevel wordt beëindigd door een uitgemetselde gevelbeëindiging van gele verblendsteen met gootklossen van hetzelfde materiaal. In het dakschild boven de gevel staat een met luiken behangen, houten dakkapel met lessenaardak. Van de in gele baksteen opgetrokken rechter zijgevel is het bovenste deel met een onder een rollaag staand venster te zien te zien. De afgeschuinde linker bovenhoek loopt evenwijdig aan het dakschild boven de voorgevel en is voorzien van een deklijst van bruine baksteen. Interieur: In het inwendige van het kaaspakhuis zijn onderdelen uit uiteenlopende periodes terug te vinden. Het voorste deel van het pand met kantoor is voornamelijk vroeg-twintigste-eeuws. Het voor een belangrijk deel nog in de staat van de jaren-1920 verkerende kantoor bevindt zich op de verdieping. Het kantoor is te bereiken via een scheluwe houten trap met gesloten houten wanden in de trapkooi. Het kantoor wordt van de omringende ruimten afgeschermd door deels houten, deels transparante wanden met mousseline glas en een regelverdeling. De toegangsdeur tot het kantoor, een paneeldeur met kruisraam als deurlicht, bevind zich tussen een houten paneelwand, met ingebouwde kasten, die een korte wand vormen naast de deur. In het deurlicht van de tussendeur naar het kantoor van de ‘directeur’ staat in het geëtste glas “KANTOOR” vermeld. De kantoorruimte heeft een balkenzoldering en is voorzien van een overhoekse schouw met marmeren schoorsteenmantel. Ook staan er buiten de kantoorruimten houten wanden die deel uitmaken van de verbouwing in 1924. Verder is in het pakhuis rechts achter de voorgevel nog een houten trap aanwezig.
| Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
|---|---|---|---|---|
| Pakhuis | – | – | Oorspronkelijke functie | – |
| Industriefunctie | Handelsgebouwen opslag en transportgebouwen | – | Huidige functie | – |
| Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Zwitserswaltje | 14 | – | 8911LG | – | – | – | – |
Eenvoudig woonhuis welks gevel door een rechte kroonlijst is afgesloten. Drie zesruits vensters.
Pand met verdieping onder dwarsdak tussen twee topgevels. Vensters met roeden, omlijste deur, gesneden kalf.
Zeven traveeën breed woonhuis met verdieping onder schilddak. Omlijste ingangspartij in het midden, allerwege zesruits vensters. Drie dakkapellen.