Woonhuis uit 1903-’04, gebouwd in een aan de Neo Hollandse Renaissance verwante overgangsstijl en bestemd voor de steenfabrikant A.G. van der Meij uit Oude Bildtzijl. Er zijn geen gegevens gevonden over de architect. In 1943 vond er een hoofdzakelijk inpandige verbouwing plaats (HCL, 9-B 14347). De bescherming geldt het exterieur en het interieur voor zover daterend uit de oorspronkelijke bouwtijd. De oorspronkelijke hekken van smeed- en gietijzer die de voortuintjes afgrenzen van de openbare weg, vallen eveneens onder de bescherming. Exterieur: Het vanuit een rechthoekige plattegrond, in schone bruine baksteen opgetrokken, deels onderkelderde woonhuis staat met één bouwlaag (voorzijde) en twee bouwlagen (achterzijde) onder een vrijwel plat dak met aan de rechterzijkant van vooraf gerekend tot de schoorsteen en aan de voorzijde een met leien (maasdekking) gedekt, steil dakschild met houten noklijst. In het linker deel van het dakschild aan de voorzijde is een kleine dakkapel met een met zink gedekte heksenmuts opgenomen. Het dakraam in het rechter dakschild is niet oorspronkelijk. Het huis heeft een asymmetrisch ingedeelde, vier traveeën brede voorgevel en bevat recht gesloten gevelopeningen De met speklagen doorsneden gevel heeft een uitgemetseld trasraam van klinkers, afgedekt met een hardstenen lijst. De vermoedelijk omstreeks 1930 geplaatste voordeur staat boven een hardstenen stoepje, onder een recht gesloten bovenlicht en in een ondiepe portiek met getoogde opening. De segmentboog van de portiek wordt geaccentueeerd door wit geschilderde sluit- en aanzetstenen. De vensters staan tussen hardstenen lekdorpels en segmentboogvormige ontlastingsbogen met sluit- en aanzetstenen en boogvelden met mozaïeken van gekleurde baksteentjes. Het venster links van de deur is een breed venster met kruisraam. De twee vensters rechts van de deur zijn smaller en bevatten tweeruits ramen. De gevels worden boven de vensters beëindigd door een uitgemetselde lijst en eveneens uitgemetselde stijlen, waaraan de bewerkte klossen van de geprofileerde dakgoot zijn bevestigd. Boven de deur bevindt zich een houten balkon met een geprofileerde handlijst op een balustrade van gedraaide spijlen en rechthoekige hoekbalusters. Op het balkon komt een stel openslaande deuren uit. Ze staan onder een segmentboogvormige ontlastingsboog met sluit- en aanzetstenen en een boogveld met mozaïeken van gekleurde baksteentjes. De balkondeuren onderbreken de geprofileerde gootlijst en maken deel uit van een geveltop met dwarskap. Deze heeft uitkragende schouders met kraagstukken aan de aanzet van de top, een deklijst met uitkragingen ter hoogte van de aanzetstenen van de deurboog en een beëindiging in de vorm van een brede tuit, bekroond door een smeedijzeren decoratie met windvaan. De deels gewijzigde achtergevel is van baksteen (thans wit geverfd). Links staat een serre onder plat dak, waarop vanuit de tweede bouwlaag van het huis openslaande deuren onder een segmentboog uitkomen. Een lage aanbouw rechts van de serre en daar weer mee verbonden aanbouw die dieper in de tuin staat, zijn van jongere datum en vallen buiten de bescherming. Boven de aanbouw rechts zijn het bovenlicht van de oorspronkelijke buitendeur en de ontlastingsboog van een smalle gevelopening te zien. Het platte dak van de aanbouw is door middel van een houten trapje verbonden met een stel onder een segmentboog staande openslaande deuren. Interieur: De openslaande deuren tussen het tochtportaal en de gang bezitten de oorspronkelijke, geëtste ramen met Art Nouveau decoraties. (Het bovenlicht in de zoldering boven het entresol is een kopie uit 1976 naar het in dat jaar door een storm beschadigd geraakte origineel). De vloeren van de gang en het toilet zijn nog bedekt met de oorspronkelijke, uitbundig met palmetten en andere motieven versierde cementtegels. De deuren voor de vertrekken zijn de oorspronkelijke paneeldeuren, omlijst door geprofileerde kozijnen. De woonkamer is een kamer en suite met stucplafonds, houten vloeren, paneeldeuren, blindenkasten en een tussenwand met ingebouwde kasten en schuifdeuren. De stucplafonds zijn verfraaid met reliëfs van vogels, kransen en florale ornamenten en met diverse lijsten. Beide kamers zijn voorzien van een schouw met een schoorsteenmantel van zwart marmer, een betegelde achterwand en een door een zware, samengestelde kroonlijst beëindigde boezem. De trap naar de zolder is een dubbele steektrap met tussenbordes. De houten trapleuningen zijn samengesteld uit een gedraaide trappaal, geprofileerde handlijsten en gedraaide spijlen. Aan het bordes staan twee smalle paneeldeuren. In de wand daarboven is een paneel met kwartholle hoeken opgenomen. De trapleuning is doorgetrokken over de overloop, waar het als een balustrade het trapgat afschermt. Op de zolder bevindt zich onder meer een zolderkamer met houten wanden, waarin smalle paneeldeuren staan.