De Sint Bonifatiusschool is gesitueerd bij de neo-gotische Sint Bonifatiuskerk en haar bijgebouwen. Met de stichting van de diverse gebouwen is rondom het Bonifatiusplein als het ware een rooms-katholieke enclave ontstaan. De Sint Bonifatiusschool is in 1928 gebouwd als rooms-katholieke lagere school voor jongens. De ontwerper van het schoolgebouw met aangebouwd gymnastieklokaal was de Leeuwarder architect Arjen Witteveen, die aan het gebouw de voor de bouwtijd karakteristieke kenmerken van het zakelijk Expressionisme gaf. Halverwege de jaren ’60 is rechts aan het gymnastieklokaal een kleedkamer toegevoegd. Het schoolgebouw heeft de oorspronkelijke functie verloren en bevat appartementen sinds een inwendige verbouwing in de jaren-1990. Exterieur: Het ten noorden van de kerk staande, met de voorgevel op het zuiden gerichte schoolgebouw is samengesteld uit twee min of meer blokvormige volumes, die voor een deel in elkaar geschoven zijn. Het betreft een drie bouwlagen hoog linker volume met 7 klaslokalen, entree, trappenhuis en een werkkamer voor het schoolhoofd, en een naar voren springend, één bouwlaag hoog volume met gymnastieklokaal er rechts van. Het volume met de klaslokalen staat onder een met gesmoorde pannen gedekt, uitkragend schilddak, waarvan de dakschilden vanaf het plein nauwelijks zichtbaar zijn. Het gymnastieklokaal staat onder een zadeldak dat eveneens is gedekt met gesmoorde pannen. Daar waar de volumes in elkaar geschoven zijn bevinden zich de entree en het trappenhuis. Het schoolgebouw is boven een trasraam van klinkers opgetrokken in schone, gele baksteen. Het trasraam is afgedekt met een rollaag. Het metselwerk is uitgevoerd in Vlaams verband. Beide volumes worden verticaal geleed door zware uitgemetselde penanten met een versnijding, die het vooraanzicht verlevendigen en boven de beide delen worden afgedekt door vierkante natuurstenen blokken. Deze verticale accenten markeren ook de hoeken van beide volumes. Alle gevelopeningen zijn recht gesloten. Het linker volume met de klaslokalen bevat de zeven grote vensters van de klaslokalen. De twee linker traveeën met zes klaslokalen hebben een regelmatige indeling en bevatten een lokaalvenster in alle drie bouwlagen. Het zevende lokaalvenster ligt boven het trappenhuis en een vertrek in het ingeschoven volume met het gymnastieklokaal. Dit vertrek bevat drie smalle gevelopeningen, die staan achter een balkon met gemetselde borstwering. De borstwering staat in één vlak met het bovenste deel van de gevel van het gymnastieklokaal. De lokaalvensters van het linker volume staan tussen betonnen lateien en lekdorpels van graniet. Ze zijn voorzien van samengestelde ramen die oorspronkelijk een roedenverdeling hadden en nog zijn voorzien van kleine, beweegbare benedenlichten. In de door de verschuiving van de volumes ontstane ‘oksel’ van beide volumes is de ingang teruggelegd, waardoor een ondiep portiek is ontstaan. De dagkanten naast het deurkozijn van de dubbele deur springen getand terug als bij de archivolten van een gotische kerkentree en de ingang is overhuifd met een betonnen luifel. Op de rand van de luifel is met smeedijzeren letters in Art Décostijl de naam van de school aangebracht. Boven die toegangspartij zijn op twee niveaus drie smalle, onder rollagen staande vensters met glas-in-loodramen voor de verlichting van de hal en het daarboven liggende vertrek geplaatst. Ook tussen deze vensters staan uitgemetselde penanten. Rechts daarvan markeert een diepe, haaks op het gebouw staande muurdam de overgang naar het volume met het gymnastieklokaal. Deze door een natuurstenen deklijst beëindigde muur is doorgetrokken tot in de benedenramen van het hierboven liggende klaslokaal en is aan de aanzet uitgebouwd met een gemetselde plantenbak. Bovenin deze muur bevindt zich een spitsboogvormige opening waarin de schoolbel hangt. Interieur: Het interieur bevat enkele belangwekkende onderdelen. Het tochtportaal wordt van de hal gescheiden door een dubbele klapdeur. Deze staat tussen zij- en bovenlichten met glas-in-loodramen in een symmetrisch patroon met gekleurd glas aan de randen. Dit geldt ook voor de reeks klimmende traplichten in het trappenhuis, dat zich bevind in de noordoostelijke achterhoek van het volume met de klaslokalen. Bijzonder is het trappenhuis met de fraai vormgegeven trappen over drie bouwlagen. De steektrappen met tussenbordes zijn voorzien van houten handlijsten op trapleuningen van fraai Art Déco siersmeedwerk, dat karakteristiek kan worden genoemd voor de jaren ’20 van de 20e eeuw. Aan de betegelde muren zijn eveneens houten handlijsten bevestigd. Tochtportaal, hal en trappenhuis zijn nog voorzien van de oorspronkelijke tegellambrisering.