Omstreeks 1850 gebouwd pand met vermoedelijk als oorspronkelijke functie een bedrijfsruimte met een bovenwoning. Dat de begane grond oorspronkelijk waarschijnlijk niet als winkelruimte bedoeld was, valt af te leiden uit oud beeldmateriaal. Daarop komt de onderpui van de voorgevel in originele vorm voor met een invulling van drie getoogde muuropeningen, die atypisch is voor een winkel: aan de linkerkant bevindt zich een paneeldeur met een bovenlicht als entree tot de bovenwoning, het middelste travee heeft een gewoon schuifraam en rechts bevindt zich een dubbele deur (wellicht gemoderniseerd) onder een kalf en een vast bovenlicht. Deze laatste muuropening is een karakteristieke werkplaatsingang. Boven de muuropeningen bevindt zich op de foto een hoge, gemetselde borstwering tot aan de onderdorpelband onder de vensters van de tweede bouwlaag. Omlijstingen in welke vorm dan ook die kenmerkend zijn voor een negentiende-eeuwse winkeluitstraling ontbreken ten enen male. In 1977 ging de onderpui bij een verbouwing verloren en kreeg het pand een winkelpui. Achter de hoge witte beplating daarboven bevindt zich waarschijnlijk nog een groot deel van de gemetselde borstwering. In 2004 zijn boven de winkel nieuwe appartementen gerealiseerd in een Wonen boven Winkels-project naar ontwerp van architect M. Gerbenzon. Het pand is gebouwd in een vrij strenge, aan het Classicisme verwante bouwtrant. De bescherming geldt het exterieur en de constructie inclusief het achterhuis. Exterieur: Pand, opgetrokken vanuit een rechthoekige plattegrond in schone, bruine baksteen, van drie bouwlagen onder een met zwart geglazuurde, Friese golfpannen gedekt, afgeknot schilddak. In de noordoostelijke hoek van het perceel staat een achterhuis, waarschijnlijk uit de bouwtijd van het hoofdpand, van twee bouwlagen onder een (thans) plat dak. De voorgevel van het hoofdvolume is een lijstgevel met een niet voor de bescherming in aanmerking komende winkelpui. Boven deze detonerende pui is, zoals in de inleiding aangegeven, mogelijk een deel van de borstwering onder de onderdorpelband of cordonlijst van de tweede bouwlaag bewaard gebleven - is de gevel drie traveeën breed en voorzien van getoogde, onder strekken staande vensters met vernieuwde T-ramen. Zowel de hoge vensters op de eerste verdieping als de lagere vensters op de tweede verdieping staan boven een dunne, geprofileerde cordonlijst, die tevens de functie van onderdorpel heeft. De gevel wordt bekroond door een hoofdgestel met een bloktandfries onder een uitkragende, geprofileerde kroonlijst. In het dakschild hierboven staat een dakkapel met plat dak. Van de zijgevels van het hoofdvolume zijn alleen de bovenste, in gele baksteen opgemetselde bovenhoeken te zien. In het dakschild boven de rechter zijgevel staat een schoorsteen van gele baksteen. Aan de achterzijde is het hoofdpand door middel van een tussenlid verbonden met een onder plat dak staand achterhuis. Van de achtergevel van het hoofdvolume staan de verdiepingen in het zicht boven een twintigste-eeuwse platte aanbouw die het resterende oppervlak van het perceel om het achterhuis in beslag neemt (deze aanbouw valt buiten de bescherming). Links op de eerste verdieping bevindt zich een stel onder een rollaag en bovenraam staande openslaande glasdeuren, die uitkomen op het plat van de eenlaagse uitbouw. Op de tweede verdieping staan twee vensters met originele achtruits schuiframen en een deur (rechts), die uitkomt op het platte dak van het achterhuis. Van het achterhuis staan slechts de verdiepingsgevels enigszins in het zicht. De wit geschilderde, op het hoofdvolume gerichte gevel is blind. De goed zichtbare zijgevel is op de verdieping voorzien van een venster met vierdelig openslaand raam onder ongedeeld bovenlicht en rollaag. Rechts in de gevel staat een eveneens onder een rollaag geplaatste, vernieuwde lage deur, die uitkomt op het dak van de aanbouw. Interieur: In het appartement op de eerste verdieping bevindt zich onder meer een kamer en suite. Hierin staan nog de met glas-in-lood ingevulde, tussen kasten met panelen geplaatste schuifdeuren en twee schouwen met zwart marmeren schoorsteenmantel. De bijna tegen een dwarsmuur aanstaande schouw in de achterkamer heeft nog een boezem met gecanneleerde pilasters met kapiteeltjes op de hoeken. Aan de gang en in de doorgang naar de vestibule staan paneeldeuren binnen een geprofileerde omlijsting. Ook in de wanden van de bijkeuken staan nog enkele originele, naast elkaar geplaatste paneeldeuren. Op de overloop van de eerste verdieping, tussen de deels nog oorspronkelijke, houten scheluwe trappen met tussenbordes (alleen de trap van begane grond naar de eerste verdieping) bevinden zich de door houten pilasters geflankeerde, getoogde doorgangen voor de trapopgang en de trapafgang. In het achterhuis zijn geen bijzondere onderdelen bewaard gebleven.