In 1886 ingrijpend verbouwd of nieuw gebouwd pand, ten behoeve van vermoedelijk een dubbele bestemming van bedrijvigheid op de begane grond en wonen op de verdiepingen. In 1912 was er een aanvraag voor een hinderwetvergunning voor de bakkerij van H.J. Bakker op dit adres. Het is dus goed mogelijk dat het pand al vanaf 1886 een gecombineerde bedrijfs- en woonfunctie had. In 1958 vroeg de N.V. Bronswerk een (ver)bouwvergunning aan voor het pand. Een foto uit 1973 laat zien dat de begane grond op dat moment een bedrijfsfunctie (Bronswerk) had en voorzien was van recht gesloten inrijdeuren. In de jaren-1980 of -1990 heeft de begane grond een nieuwe invulling gekregen. De voorgevel van het pand, een trapgevel zoals er in de onmiddellijke omgeving meer voorkomen, zowel uit de zestiende eeuw als de negentiende, is een vrij stijlzuiver voorbeeld van de destijds in zwang zijnde Neo-Hollandse Renaissance. Het casco bevat mogelijk nog enige materiële restanten van een oudere voorganger, zoals delen van muurwerk en balkenlagen. Het inwendig ingrijpend verbouwde pand is op de begane grond verbonden met het buurpand Tweebaksmarkt 28 (rijksmonument). De bescherming geldt het exterieur en de constructie. Het pand is voornamelijk opgetrokken in schone, gemêleerde roodbruine baksteen, vanuit een rechthoekige plattegrond. Het staat met drie bouwlagen onder een met oranje holle pannen gedekt zadeldak. De drie traveeën brede voorgevel is van het trapgeveltype. De gevel wordt verlevendigd door speklagen en andere decoratieve toevoegingen van (oorspronkelijk vermoedelijk ongeverfde) kunststeen terzijde van en boven de muuropeningen en in de vensterbogen. Alle gevelopeningen zijn recht gesloten. De begane grond is herhaaldelijk verbouwd: van het oorspronkelijke materiaal resteert niets meer, voor zover waarneembaar. De bestaande invulling (XXd) repeteert de indeling van de boven gelegen bouwlagen en refereert daar ook qua vormgeving aan. Boven gereconstrueerde bogen ligt nog wel een oorspronkelijk fries van siermetselwerk en drie, tussen triglyfen geplaatste tegeltableaus en een profiellijst, die gezamenlijk als cordonlijst fungeren. Op de boven de begane grond gelegen bouwlagen zijn de kozijnen alle nog oorspronkelijk. De ramen verkeren gedeeltelijk nog in oorspronkelijke staat. De drie vensters op de eerste verdieping bevatten vierruits schuiframen en staan onder strekken met aanzet- en sluitstenen. De drie vensters op de tweede verdieping bevatten eveneens vierruits schuiframen en staan onder rondbogen met sluit- en aanzetstenen. De boogvelden zijn decoratief ingevuld met gekleurde baksteentjes die een mozaïek vormen. Boven de buitenste vensterbogen, op de aanzet van de getrapte geveltop, bevinden zich twee rolwerkcartouches met “ANNO” en “1886”. De geveltop bevat een eveneens onder een rondboog met sluit- en aanzetstenen staand venster met een mozaïek van gekleurde steentjes. De trappen van de geveltop zijn voorzien van geprofileerde deklijsten. De gevel wordt bekroond door een tuit met uitgemetselde, op kraagstukken staande hoekpilasters en een deklijst waarop een obelisk op een piëdestal staat, alles uitgevoerd in kunststeen. Tussen de strekken en vensterbogen en in de geveltop zijn decoratief uitgewerkte ijzeren muurankers bevestigd. De linker (zuidelijke) zijgevel is gedeeltelijk waarneembaar. Het zichtbare, bovenste deel is in verband met de voorgevel gemetseld en dateert onmiskenbaar uit de late negentiende eeuw. Zowel op de scheiding van de tweede en de derde bouwlaag als op de scheiding van de derde bouwlaag en de zolderverdieping is een reeks muurankers (schieters) ter bevestiging van de achtergelegen balklagen te zien. Het achterste deel van het pand staat onder een plat dak. De noordelijke zijgevel van dit platte volume is opgetrokken in gele baksteen en is waarschijnlijk ouder dan de rest van het pand. De zuidelijke zijgevel en de achtergevel zijn van bruine baksteen. De achtergevel is op de begane grond voorzien van een niet-oorspronkelijke glaspui. Op de eerste verdieping bevindt zich een op zijmuurtjes en een ijzeren kolom rustende rechthoekige houten erker over vrijwel de volle breedte van de gevel. Deze, deels vernieuwde, erker heeft een samengestelde, vierdelige raampartij met in het midden twee T-ramen en aan weerszijden een raam met een roedeverdeling en ruitjes van uiteenlopend formaat. Het linker raam (van binnenuit gezien) is bovendien voorzien van zowel mousseline glas als geëtst glas en glas met ingeslepen decoraties. Op de tweede verdieping bevindt zich in het midden een grote, rondboogvormige gevelopening met een nieuwe invulling. De boog is voorzien van een hardstenen sluitsteen. Aan weerszijden van de opening bevindt zich nog aan hardstenen hoekstenen bevestigd ijzeren hangwerk, waaraan oorspronkelijk laaddeuren of luiken waren bevestigd. Aan weerszijden hiervan bevindt zich een dicht gemetseld rondboogvenster met een hardstenen onderdorpel. Van een deel van het dak zijn de kapspanten (XIXd ?) in het zicht gelaten. Het inwendige van het pand is ingrijpend gewijzigd en bevat geen behoudenswaardige onderdelen meer.