Vrijstaand woonhuis, in 1933-’34 gebouwd naar een plan van D. Meintema. Het vrij kleine woonhuis, type landhuis, staat aan de vroegere Breede Dijk of Stienserweg, de uitvalsweg naar Stiens. Het staat te midden van andere, hoofdzakelijk vrijstaande woonhuizen, zoals dat karakteristiek is voor lintbebouwingen die overal aan bestaande kernen in Friesland ontstonden in de periode van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. De stedelijke bebouwingsgrens is inmiddels verder in noordelijke richting opgeschoven, maar het lintbebouwingskarakter is nog altijd afleesbaar. De bekende Leeuwarder architect Doeke Meintema ontwierp de woning voor G. Dijkstra, die leraar was aan het Stedelijk Gymnasium. Het pand doet in zijn hoofdmassa, verschijningsvorm en materiaaltoepassing denken aan het woonhuis dat Meintema in 1928 voor zichzelf ontwierp aan de Harlingerstraatweg 26. Het landhuisje is gebouwd in een voor de bewuste periode karakteristieke, expressionistische Interbellum-trant. De bescherming geldt het exterieur en interieur. Exterieur: Het deels onderkelderde huis is opgetrokken in gemêleerde, roodbruine baksteen, vanuit een rechthoekige plattegrond voor het hoofdvolume. Het pand staat met één bouwlaag en een ruime zolderverdieping onder een rietgedekt wolfdak met steile dakschilden en een forse, met riet beklede en met staande Friese golfpannen bekroonde schoorsteen op het achterste deel van de nok. De gevels hebben diep liggende lintvoegen en platvol gevoegde stootvoegen van een lichtere kleur. Alle gevelopeningen zijn recht gesloten. De voorgevel is op de begane grond voorzien van een breed venster met links ervan een overluifelde, boven een betegeld stoepje staande voordeur met vierruits deurlicht. In de geveltop staat een venster met samengesteld raam. Pal onder het wolfsend is een staand zolderlicht geplaatst. Ter hoogte van de zoldervloer steken twee steekbalken uit de gevel. Het rechter deel van de linker zijgevel risaleert ten opzichte van het linker deel. In het rechter deel is een venster met tweeruits raam geplaatst. Het linker geveldeel bevat een smal licht en een breder drieruits venster links ervan. De vensters in deze gevel zijn hoog geplaatst. Het linker deel van de achtergevel bevat op de begane grond een stel openslaande deuren tussen zij- en bovenlichten. Rechts daarvan staat een lage, platte uitbouw met een staand drieruits venster, een liggend venster met twee kruisramen, een deur en nog een venster met een enkel kruisraam. Ramen en deuren zijn met elkaar verbonden en geplaatst in één brede gevelopening. De geveltop van de achtergevel is voorzien van een venster met samengesteld raam, een hier rechts van staande, op het platte dak van de uitbouw met bijkeuken uitkomende deur met gedeeld bovenlicht en een pal onder het wolfsend met de schoorsteen staand zolderlicht. Tussen de deur en het dak van de uitbouw is een liggend venster geplaatst. De gevel is bovendien voorzien van een viertal steekbalken. De symmetrisch ingedeelde zuidelijke zijgevel is in het midden hoger opgaand en vormt daar als het ware een vanuit de gevel opgetrokken, aangekapte dakkapel. Deze gevelpartij bevat een keldervenster, een venster op de begane grond en een venster in de ‘dakkapel’. Aan weerszijden van deze middenpartij is een venster in de gevel geplaatst. Interieur: In het inwendige van het huis zijn nog diverse onderdelen uit de bouwtijd bewaard gebleven. Achter de voordeur ligt een gang met ingebouwde kasten, die voert naar een dwarsgang. Tussen deze gangen staat een tochtdeur met een roedeverdeling in het grote deurlicht. In de dwarsgang bevinden zich de door paneeldeuren afgesloten toegangen tot de diverse vertrekken, een nis met een afgeknotte keperboog en een steektrap met volwandige leuning naar de zolderverdieping bevinden. De nis bevat twee deuren en de onder de trap geplaatste kelderdeur. De gangen en de kamers op de begane grond staan evenals de bijkeuken onder balkenplafonds. De trapleuning loopt op de zolderverdieping over in een balustrade, die het trapgat afschermt. De achter paneeldeuren staande slaapvertrekken op de verdieping bevatten ingebouwde kasten, die ook te vinden zijn op de overloop. De vertrekken op de verdieping hebben eveneens een balkenplafond. Op de met een steile steektrap (in een trapkast) bereikbare zolder is de gordingkap geheel in het zicht gelaten. De versleepte schoorsteen is onder het schuin staande deel van de schacht ondersteund met schoren.