Vrijstaand woonhuis, in 1926 gebouwd in opdracht van bouwondernemer E. Hofman naar een plan van de Leeuwarder architect Piet de Vries. Op 27 mei 1926 verleenden Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden vergunning voor het bouwen van een woonhuis op het adres Spanjaardslaan 124. Het bouwplan was ingediend door architect Piet de Vries. Op de bewaard gebleven blauwdruk heet het een “Ontwerp v/e heerenhuis”, waarop voor de gemeentelijke beoordeling ook enkele aanwijzingen met betrekking tot de uitvoering staan: “Metselwerk: Vlaams verband: voegwerk: iets terugliggend: pannen: holle zwarte verglaasd”. Het bouwplan was ontwikkeld in opdracht van E. Hofman, die in het Adresboek van 1928 staat vermeld als timmerman op het adres Polderstraat 15. Ofschoon zekerheid ontbreekt, kunnen een paar dingen worden aangenomen: Hofman was geen grote ‘projectontwikkelaar’, want zijn naam wordt niet met regelmaat als initiatiefnemer aangetroffen in archieven. En het ligt voor de hand dat Hofman het huis zelf heeft gebouwd in 1926. Het huis onderging omstreeks 1950 een verbouwing, waarbij het aan de achterzijde is verhoogd. In de oorspronkelijke gedaante had het huis een zadeldak met een steil voorschild en een zeer flauw hellend achterschild. Het marmer in het huis is afkomstig uit de afgebroken Bonifatiusstatie aan de Nieuwestad, waar zich nu het bioscoopgebouw van Tivoli bevindt. Het huis heeft de stilistische kenmerken van het destijds in zwang zijnde Zakelijk Expressionisme. De bescherming geldt het exterieur en het interieur. De oorspronkelijke erfscheiding voor de voortuin valt ook onder de bescherming. Exterieur: Het huis is opgetrokken in schone bruine baksteen, vanuit een rechthoekige plattegrond. Het staat met drie bouwlagen onder een plat dak (achterste deel) en een met blauwzwart geglazuurde, verbeterde holle pannen gedekt, evenwijdig aan de staat liggend zadeldak met een schoorsteen op beide nokhoeken. De gevelopeningen zijn recht gesloten. De asymmetrische voorgevel wordt gedomineerd door een afhangend, uitkragend dakschild, waarvan de schuin weglopende onderkant aan weerszijden wordt omklemd door een hoog opgaande hoekpenant, als voortzetting van de gevel. De gevel heeft een brede, over twee bouwlagen doorgetrokken erker, die met de onderkant van de kap is verbonden. Op de begane grond bevat de erker een om de hoek gaande vensterpartij met een boven een betonnen lekdorpel staand, samengesteld raam, waarvan de bovenramen zijn ingevuld met glas-in-lood. Rechts is de erker verbonden met de entreepartij met de boven een hardstenen stoep staande, originele paneeldeur, die is voorzien van geprofileerde lijsten en twee smalle deurlichten met gebrandschilderde ruitjes. De deur staat tussen smalle zijlichten en een tweedelig bovenlicht, alle ingevuld met glas-in-lood. Rechts van de deur is een gemetselde plantenbak met de gevel verbonden. Het erkervenster op de verdieping is minder hoog, maar heeft eveneens een betonnen lekdorpel en gaat eveneens om de hoek, waar het een verbinding aangaat met een boven de deur en onder het overstek staande verdiepingsvenster. In het onderste deel van het dakschild is een dakkapel met plat dak en driedelig venster opgenomen. In het zichtbare deel van de linker zijgevel is op de eerste verdieping een klein venster met gemetselde lekdorpel geplaatst. In de top van de gevel bevinden zich nog twee kleine gevelopeningen. De punt van de gevel is evenals die van de rechter zijgevel afgedekt met een rollaag en wordt bekroond door de als tuit fungerende schoorsteen. De achtergevel is rechts voorzien van een serre met schuine zijden en een gemetselde opbouw die fungeert als balkonbalustrade. De serre is in het midden voorzien van openslaande tuindeuren en staat tussen zijlichten en onder bovenlichten met glas-in-lood ramen. De aan beide zijden met een knik en een haakse hoek gemetselde balkonbalustrade wordt afgedekt door een uitgemetselde rollaag. Links is de serre verbonden met een ondiepe uitbouw met om de hoek gaand venster. Deze uitbouw is verbonden met een onder een plat dak staande schuur. Het balkon op de serre is bereikbaar door middel van vernieuwde dubbele deuren met zijlichten van kunststof, die onder een rollaag staan. Het hier links van staande venster heeft een gemetselde lekdorpel en een vernieuwd raam. Tegen de linker gevelhoek staat een sterk verticaal accent in de vorm van een uitgemetselde schoorsteen. Waarschijnlijk is de boven een witte lijst staande tweede verdieping toegevoegd. Het diagonale metselverband in de borstwering is typerend voor de jaren rond 1950 en wordt doorsneden door houten stijlen. Boven de borstwering bevindt zich een brede vensterpartij met een reeks van vijf ramen. Rechts op het platte dakdeel is ook nog een schoorsteen geplaatst. Halverwege in de rechter zijgevel zijn staan het met glas-in-lood ramen ingevulde traplicht en een driehoekig venster. De punt van de gevel is evenals die van de linker zijgevel afgedekt met een rollaag en wordt bekroond door de als tuit fungerende schoorsteen. De erfscheiding is samengesteld uit gemetselde muurtjes met een rollaag en decoratief vormgegeven hekwerk van smeedijzer. Interieur: In het inwendige van het huis is een belangrijk deel van de oorspronkelijke ruimtelijke indeling en afwerking bewaard gebleven. In het hele pand bevinden zich nog de originele, binnen geprofileerde kozijnen staande paneeldeuren en koven met profiellijsten aan de stucplafonds. Enkele deuren zijn voorzien van een gedeeld deurlicht. Het huis is rijkelijk voorzien van gebrandschilderde glas-in-lood ramen in de stijl van de Art Déco en de Amsterdamse School. In het tochtportaal zijn de wanden voorzien van een marmeren lambrisering en zowel de tochtdeur als de beide zijlichten bevatten glas-in-loodramen in de stijl van de Art Déco. Ook de gangwanden zijn voorzien van een lambrisering van marmer, terwijl de gangvloer is bedekt met granito. De gang wordt aan het einde afgesloten door een deur, waarvan de twee staande deurlichten fraaie glas-in-loodramen bevatten. In deze gang bevindt zich tevens de trap naar de eerste verdieping. Het trapgat is verfraaid met een brede, concaaf gewelfde koof met profiellijsten. De woonkamer is een kamer en suite met vouwdeuren tussen de voor- en de achterkamer. De beide kamerdelen hebben stucplafonds die zijn versierd met geprofileerde lijsten aan en in de panelen. Dergelijke plafonds zijn ook in de gang en de overige ruimtes in het huis te vinden. De hoeken van de doorgang tussen de achterkamer en het achterste kamerdeel met de serre worden verlevendigd door midden van profiellijsten. In de woonkamer bevindt zich ook nog een schouw, waarvan de boezem wordt bekroond door een concaaf gewelfde, geprofileerde kroonlijst. De scheluwe trap naar de verdieping is zowel op de begane grond als op de verdieping voorzien van een trappaal. De trappaal op de verdieping is verbonden met een voor het trapgat staande balustrade. De trapleuningen met geprofileerde handlijsten zijn van hout. De buitenste trapwand is onder het samengestelde, met fraai glas-in-lood ingevulde traplicht voorzien van een marmeren lambrisering. Ook op de verdieping zijn de oorspronkelijke paneeldeuren en de met profiellijsten doorsneden stucplafonds bewaard gebleven. In een betegelde kast in een van de kamers is zelfs nog een oude wastafel te vinden. Bijzonder is ook een klein driehoekig venster in het toilet. De trap naar de tweede verdieping is een steektrap met een rondboog doorgang en een houten balustrade aan het trapgat. In de wand boven de boog is een ovaal licht in de wand geplaatst. De plafondbalken zijn op meerdere plaatsen decoratief bewerkt.