Blok van zes woningen, gelegen in de grotendeels uit de Interbellum-periode daterende Vogelwijk en binnen een (deel)stratenplan dat in 1931 is gerealiseerd naar een voorstel van het bureau van de architecten Kalma en Witteveen. De initiatiefnemer tot de bouw was de in Leeuwarden gevestigde Y. de Jong, vermoedelijk een timmerman/aannemer. Hij gaf de Leeuwarder architect A.J. Feddema opdracht een ontwerp te maken, dat blijkens de bewaard gebleven blauwdruk in juni 1931 gereed kwam. Reeds op 1 juli 1931 verleenden Burgemeester en Wethouders de benodigde bouwvergunning voor de zes “woonhuizen”, type middenstandswoningen. De bouw is waarschijnlijk in 1931 aangevangen en moet in 1932 zijn voltooid. Het symmetrisch opgezette blok heeft in het midden een stevig accent gekregen in de vorm van een risalerend volume met een hoog opgaande geveltop onder een zadeldak. Dit volume staat precies in de as van de Ibisstraat, waardoor deze straat een stedenbouwkundig opvallende visuele beëindiging heeft gekregen. Feddema breidde het blok een klein jaar later aan de rechter zijde (noord) uit met nog eens vier woningen. Het verzorgd gedetailleerde woningblok is gebouwd in een zakelijk expressionistische trant, die enigszins verwant is aan die van Amsterdamse School. De bescherming geldt het exterieur, met het accent op de voorzijde, en het interieur op hoofdlijnen voor zover daterend uit de oorspronkelijke bouwtijd. De voortuinen staan achter de oorspronkelijke, gemetselde erfscheidingen, die ook onder de bescherming vallen. Exterieur: Het blok is vanuit een rechthoekige plattegrond opgetrokken in schone gele baksteen en gesinterde roodbruine klinkers, uitgevoerd met diep gevoegde lintvoegen. Het blok staat met twee bouwlagen onder een met rode pannen gedekt zadeldak met schoorstenen op de nok. Een centraal, dwars op het hoofdvolume staande risaliet deelt het blok door midden. Het risalerende dwarsvolume staat met één bouwlaag en een hoge zolderverdieping onder een hoger opgaand en dieper afhangend zadeldak met steile dakschilden. De daken zijn voorzien van schoorstenen op de nokken. De gevels bevatten voornamelijk recht gesloten gevelopeningen. Achter de gevels aan weerszijden van de risaliet bevinden zich twee woningen, alsmede de entrees van de twee middelste woningen, die zich grotendeels achter de gevels van de risaliet bevinden. De symmetrische voorgevel is aan beide uiteinden voorzien van een hoger opgaand hoekaccent, dat wordt verlevendigd met vierkanten van uitgemetselde, gesinterde rode baksteen en is afgedekt met een rollaag en een profiellijst van zink. De twee maal twee woningen tussen deze hoeken en de middenrisaliet bevatten op de begane grond een terug staande gevelpartij, waarin de entrees zijn opgenomen. De boven een hardstenen stoep staande originele houten deuren met roedeverdeling en zijlicht worden van elkaar gescheiden door een scheimuurtje van gemêleerde rode klinkers, waarop een smallere, aan de voorzijde uitkragende wand van wit geschilderd beton staat. Ze ondersteunen een over vrijwel de gehele breedte doorgetrokken houten luifel. De geveldelen naast de deuren sluiten door middel van een schuin om de hoek gaande raampartij aan op het grote (erker)raam, dat in het hetzelfde vlak staat als de rest van de gevel. Boven de luifel, recht boven de gevelopeningen van de begane grond zijn vierkante bovenlichten in de gevel geplaatst. Boven deze lichten kent de gevel een beëindiging in de vorm van een volwandige, gemetselde balustrade met een betonnen deklijst. Deze balkonbalustrade staat voor loggia’s, die eveneens van elkaar zijn gescheiden door een scheimuurtje van gemêleerde rode klinkers, waarop een smallere, uitkragende wand van wit geschilderd beton staat.* Deze ondersteunen het dakoverstek. De transparante loggiawanden bevatten een deur met boven- en zijlichten, alsmede een groot venster met samengesteld raam. Deze gevelopeningen worden van elkaar gescheiden door een gemetselde penant. Aan weerszijden van de risaliet staat een deur als de reeds beschreven deuren. De deur staat onder een ondiepe luifel die is doorgetrokken over een deel van de risaliet. De hoeken van de risaliet zijn terug liggend tussen een overstek en een plantenbak die een voortzetting is van het door een rollaag afgedekte, in gemêleerde, gesinterde baksteen opgemetselde trasraam. De gemetselde hoekpenanten tussen de risalietvensters op de begane grond zijn doorspekt met lagen van dezelfde baksteen. In de zijramen van de grote ramen en in de smalle ramen boven de plantenbakken is eenvoudig glas-in-lood geplaatst. Boven de grote ramen liggen drie glas-in-loodramen met een decoratief geometrisch patroon. In het midden van de risaliet staat een rondboogdeur. Hierachter ligt een gemeenschappelijke, inpandige gang waardoor de achterkant van de woningen bereikbaar is. Op de verdieping van de risaliet zijn twee, onder rollaag staande vensters met roedeverdeling in de driedelige ramen opgenomen. In de punt van deze gevel staan twee smalle zolderlichten naast elkaar. De gemetselde erfscheidingen aan de voortuintje zijn aan weerszijden van de toegangspaden opgetrokken in uitgemetselde, deels gesinterde rode baksteen met bloembakken. De hoger opgaande muurtjes ertussen zijn van gele baksteen. De linker kopgevel is blind en wordt beëindigd door een tuit die tevens als schoorsteen functioneert. Tegen de gevel staat een lage, platte aanbouw die buiten de bescherming valt. De achterzijde van het blok is voor een belangrijk deel in de oorspronkelijke staat bewaard gebleven. De woningen die deel uitmaken van het centrale deel met de dwarskap zijn voorzien van een vrij smal, over beide bouwlagen doorgetrokken risaliet met plat dak. Op de begane grond is hier een schuur met plat dak mee verbonden. Boven het platte schuurdak bevinden zich een bovenlicht en een deur met bovenlicht die middels een trap op het schuurdak uitkomt. In deze schuren zijn de bijkeuken en een kolenhok opgenomen. Een zeer hoge, uitgemetselde vierkante schoorsteenpijp is met de risaliet verbonden. De buitenste woningen zijn per tweetal voorzien van een bredere schuur aan een breder risaliet, die in het midden in tweeën wordt gedeeld door een zelfde hoge schoorsteen. De schoorsteen aan de risaliet van de twee meest noordelijke woningen (44 en 46) is echter verdwenen. Op de begane grond (van 48) bevindt zich een brede gevelopening met tussen zijlichten staande openslaande deuren en met glas-in-lood ingevulde bovenlichten. Op de verdieping is een venster met samengesteld raam in de gevel opgenomen. De gevelopeningen in zowel de achtergevel als in de uitgebouwde bouwdelen staan onder rollagen. In het midden van het blok staat de rondboogvormige doorgang naar de straat. Interieur: De oorspronkelijke interieurs zijn in hoge, maar uiteenlopende mate bewaard gebleven. De cultuurhistorische waarde berust vooral in de gaafheid van de (afwerking van de) verkeersruimten en van de ruimtelijke structuur. In de oorspronkelijke opzet bevindt zich achter de voordeur een tochtportaal met een granito vloer en een lambrisering van gepolijste natuursteen. De wand tussen het portaal en de gang is een transparante wand met een verdeling in houten stijlen. Ook de gangvloer is van granito. De gangwand heeft een tegellambrisering van voornamelijk gevlamde groene tegels, die wordt voortgezet in de trapwand. De wand aan de trapzijde is van hout en bevat een deur naar het toilet onder de trap. De deuren aan de gang zijn paneeldeuren. De deur tussen de gang en de keuken aan het eind van de gang heeft bovendien een roedeverdeling. De woonkamer is een kamer en suite met glas-in-lood in de schuifdeuren met kasten aan weerszijden en een bergruimte erboven, een geprofileerd balkenplafond met een vakverdeling en een overhoekse schouw met marmeren schoorsteenmantel. De oorspronkelijke achterpui is voorzien van kleurrijk glas-in-lood in de bovenlichten. De trap naar de verdieping is een scheluwe trap met aan één kant een tegellambrisering en aan de andere kant een leuning met geprofileerde houten spijlen en een vlakke handlijst. Rond de overloop staat een zestal paneeldeuren met deurlichten die zijn ingevuld met kleurrijk glas-in-lood. De trap naar de zolder is een wenteltrap met een gekeperde houten binnenboom. In enkele woningen is (een deel van) het oude hang- en sluitwerk bewaard gebleven.