De oudste bouwgegevens van het pand op de hoek van de Korfmakersstraat en de Ciprianussteeg dateren naar verluidt uit de late zestiende eeuw. De voorgevel van het smalle pand, die is georiënteerd op de Korfmakersstraat, is veel jonger dan de nog goed herkenbare oudere kern en dateert van 1894, volgens een inscriptie in een baksteen rechts van de voordeur. De ontwerper en de opdrachtgever zijn niet bekend. De voorgevel heeft de stilistische kenmerken van het destijds nog gangbare Eclecticisme. De bescherming geldt het exterieur en het interieur. Exterieur: Het vanuit een parallellogramvormige plattegrond opgetrokken pand staat met twee bouwlagen onder een met oorspronkelijke, blauw geglazuurde (voorste dakschild) en vernieuwde, oranje Hollandse golfpannen gedekt, afgeknot schilddak. De voorgevel en een klein deel van de zuidelijke zijgevel zijn gemetseld van schone bruine baksteen, verlevendigd met rode verblendsteen (het voegwerk met een knipvoeg verkeert nog in oorspronkelijke staat), terwijl de voor het grootste deel beduidend oudere, zuidelijke zijgevel aan de Ciprianussteeg bestaat uit oranjerode baksteen met een kalkmortelvoeg. De gevelopeningen in de voorgevel zijn recht gesloten en nog voorzien van de oorspronkelijke kozijnen. De smalle, twee traveeën brede voorgevel is links op de begane grond voorzien van een paneeldeur met staande deurlichten achter decoratief smeedwerk. De deur staat onder een kalf met rollend geld motief, een vijfdelig tussenlicht met oranje ruitjes, kleine, gesneden hoekconsoles, een tweede, geprofileerd kalf en een ongedeeld bovenlicht. Hierboven bevinden zich een aan de onderzijde getoogde strek van rode verblendsteen en een met tegeltjes ingevuld boogveld. Rechts van de deur bevindt zich een baksteen, waarin de stichtingsdatum “20 JUNI 1894” van de bestaande voorgevel is gegraveerd. Ook de overige gevelopeningen in deze gevel staan onder een aan de onderzijde getoogde strek van rode verblendsteen en een met tegeltjes ingevuld boogveld. Rechts van de deur ligt een keldervenster met dubbel raam. Het venster daarboven bevat een kruisraam met geprofileerde onderdorpel. Op de verdieping zijn twee vensters met T-raam in de gevel opgenomen. De gevel wordt beëindigd door een hoofdgestel met een geprofileerde gootlijst tussen houten consoles met bladmotieven en kraagstukken met een diamantkop. In het dakschild hierboven staat een houten dakkapel met zwanenhalzen op gesneden voluten en een plat dak met geprofileerde daklijst. De op de Ciprianussteeg gerichte linker zijgevel heeft een gepleisterde plint De gevel bestaat uit een circa één meter breed deel (rechts) dat gelijktijdig met de voorgevel is opgetrokken en ingekast is in een veel ouder deel. Het oudere, linker deel van de gevel bevat een laag deurtje en een tussen rollagen staand vierkant traplicht. Kozijnen, raam en deur zijn vernieuwd. De gevel is ter hoogte van alle drie vloeren voorzien van muurankers met schieters en wordt beëindigd door een op ijzeren beugels rustende bakgoot. Interieur: Een belangrijk kenmerk van het inwendige van het kleine, onderkelderde pand is het voornamelijk door de aanwezigheid van een kelder met balkenplafond veroorzaakte hoogteverschil in de gangvloer. De vrij ondiepe gang achter de voordeur is voorzien van een balkenplafond, waarvan de oudste, door een sleutelstuk ondersteunde balk nog een overblijfsel is van de oude woningstructuur. In de gangvloer bevindt zich een luik, die toegang geeft tot de kelder. De gang heeft twee niveaus, met op het tweede niveau de deur naar de vóór in het huis gesitueerde woonkamer. Het niveauverschil overbruggende trapje in de gang is voorzien van een geprofileerde handlijst. De boven de kelder staande kamer is vrij laag en is in feite een opkamer. Vermoedelijk betreft het hier een voor de zestiende en zeventiende eeuw karakteristieke structuur van een binnenhaard (kelder) en insteekverdieping, waarbij de warmte van de schouw in de kelderkeuken de leefruimte daarboven van een aangenaam klimaat voorzag. De kamer heeft een oud balkenplafond, waarvan de balken, zowel de laatnegentiende-eeuwse als de oudere, worden ondersteund door sleutelstukken. De kamer bevat een schouw met zich verjongende boezem, een zwart geschilderde houten schoorsteenmantel en een zware, geprofileerde kroonlijst. Op de balken liggen de planken van de verdiepingsvloer. De houten wenteltrap naar de verdieping bevindt zich aan het eind van de gang en heeft een gewelfde, geprofileerde handlijst als leuning. Op de overloop van de verdieping steekt uit de muur een oude muuranker van het buurpand. De kamer op de verdieping is eveneens voorzien van een balkenplafond, maar bevat verder geen bijzondere elementen. De trap naar de zolder is vergelijkbaar met de trap naar de verdieping en is voorzien van een trappaal. Op de zolder zijn de kapspanten (XIXd) in het zicht gelaten.