De Harlingerstraatweg is de oude uitvalsweg naar Franeker en Harlingen. De straat ontwikkelde zich vanaf de late negentiende eeuw tot een woongebied voor de gegoede burgerij in de vorm van lintbebouwing. Grote, vrijstaande woonhuizen met ruime, diepe tuinen bepalen er het beeld, afgewisseld door een enkele dubbele of driedubbele woning. Het merendeel van de woningen dateert uit de periode van het Interbellum, de jaren tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, maar er zijn ook een paar panden uit de vroegste periode behouden gebleven. Het vrijwel op de hoek van de Harlingerstraatweg met de Spanjaardslaan gesitueerde vrijstaande woonhuis Harlingerstraatweg 2 is gebouwd in 1926-’27 naar een ontwerp van de architect E.A.M. Wölcken voor N. Siebesma. Harlingerstraatweg 2 is in één project ontwikkeld met het meteen oostelijk belendende hoekpand Mr. P.J. Troelstraweg 172. Wölcken had in september 1926 zijn definitieve ontwerp voor beide huizen gereed. Zowel van de gevelaanzichten (uit augustus 1926) als de plattegronden (uit september 1926) is de blauwdruk bewaard gebleven. Op de blauwdruk met de plattegronden is ook een situatietekening te vinden en daaruit blijkt, dat Harlingerstraatweg 2 werd gebouwd voor N. Siebesma en Mr. P.J. Troelstraweg 172 voor W. v.d. Berg. Het huis is van het type landhuis en heeft de stilistische kenmerken van het destijds in zwang zijnde Expressionisme. De bescherming geldt het exterieur en de bewaard gebleven verkeersruimten van de oorspronkelijke inpandige structuur. Exterieur: Het onderkelderde woonhuis staat met twee woonlagen onder een fors uitkragend, met riet gedekt, samengesteld schilddak met convex gewelfde dakschilden en holle nokpannen op de nokken. De aan alle kanten verspringende gevels zijn gemetseld van bruine baksteen met voegwerk dat grotendeels is vernieuwd. De gevels zijn voorzien van recht gesloten gevelopeningen en worden geleed door licht uitgemetselde banden, in de vorm van rollagen, waartussen de vensters staan. De voorzijde is links in beide bouwlagen voorzien van een om de hoek gaand venster met een dunne, overhoekse, bakstenen hoekpenant. De voorgevel wordt gedomineerd door een uit een erker en een balkon samengestelde risaliet. De erker heeft gemetselde hoekpenanten, een venster met driedelig raam aan de voorzijde en enkele ramen in de zijkanten. Het balkon hierboven heeft een volwandige, met een rollaag afgedekte balustrade met op de hoeken een gemetselde kolom, waarop een fors overstek rust. Op de verbinding van de balustrade met de gevel van het hoofdvolume is de gevel voorzien van een liseen. Op het balkon komt een stel openslaande deuren uit. De rechter zijgevel is op de beide bouwlagen eveneens voorzien van een om de hoek gaand venster met een dunne overhoekse bakstenen hoekpenant. In het rechter deel van de zijgevel bevat dit venster een driedelig raam. Op de verdieping is het venster voorzien van glas-in-lood. Het rechter deel van de gevel is terugstaand. Op de begane grond bevat dit geveldeel de entreepartij. De hierin staande, originele voordeur staat boven een betegeld stoepje. De deur is aan de bovenkant voorzien van een gewelfde verjonging, binnen een kozijn met eenzelfde vorm. De deur bevat een deurlicht achter decoratief vormgegeven traliewerk. In het veld rechts van de deur is een brievenbus van gepolijste natuursteen geplaatst. Hierboven en rechts van de deur bevindt zich een om de hoek gaand portaallicht met glas-in-lood ramen. De rechter hoek is schuin weglopend met in elkaar grijpende (vertande) baksteen op de hoek. Op de verdieping bevindt zich eveneens een om de hoek gaand venster. De entreepartij staat onder een platte houten luifel, die aan een ijzeren stang hangt. In het dakschild hierboven staat een aangekapte, met riet gedekte dakkapel met kleurrijk glas-in-lood in het rondbogige raam. De terugstaande gevelpartij rechts van de entree is op de verdieping voorzien van een venster. De linker zijgevel verspringt een keer met een krimp met een scherpe hoek en een keer met een schuine erkerhoek er links van. Het rechter deel van deze gevel wordt doorsneden door een als een liseen in de gevel staande schoorsteen, die de gevel geleed en door de dakvoet heen steekt. De hoge schoorsteen is door middel van een gemetselde verbinding met de kap verbonden. De krimp is op de begane grond voorzien van een om de hoek gaand venster met een dunne, overhoekse, bakstenen hoekpenant. Daarboven staat een korter venster. De erker heeft een schuine rechter zijde en loopt aan de bovenzijde door als de volwandige balustrade van een balkon. Het lagere linker deel van de gevel staat onder een afhangend deel van de kap waarin een aangekapte, met riet gedekte dakkapel met rondbogig raam is opgenomen. Dit deel van de kap is voorzien van een tweede hoge schoorsteen. Interieur: Het tochtportaal (vestibule) achter de voordeur is onder glas-in-lood ramen voorzien van een houten lambrisering en een staand wanddeel, waarin de brievenbus is opgenomen. In de hal achter het portaal bevindt zich de centrale hal waaraan de diverse vertrekken zijn gesitueerd. De trapwand in de hal bevat een paneeldeur naar de kelder. Het plafond in de hal is een balkenplafond, de wanden zijn voorzien van een paneellambrisering. Ook de gemoderniseerde woonkamers, oorspronkelijk een kamer en suite, hebben een balkenplafond. Een deel van de deuren heeft een geprofileerde omlijsting. De trap is een dubbele steektrap met paneellambrisering aan de kant van de buitenmuur en een volwandige houten trapleuning met panelen en met trappalen op de hoeken. De leuning loopt door als balustrade, waar het op de verdieping het trapgat omheint. Het tussenbordes wordt verlicht door kleurrijk glas-in-lood. De trap loopt met eenzelfde leuning en lambrisering als houten steektrap met tussenbordes door naar de zolderverdieping.