De ten oosten van het Westerpark (Vossepark) in de Vosseparkwijk gesitueerde school voor Christelijk lager onderwijs is zeer waarschijnlijk gebouwd in 1926. Bouwtekeningen en ook andere bronnen ontbreken in het archief, waardoor de naam van de ontwerper van de Koningin Wilhelminaschool niet met zekerheid bekend is. Het was zeer waarschijnlijk de Leeuwarder architect A. Pijkstra, die enkele jaren tevoren ook woonhuizen aan de Fonteinstraat had ontworpen. Dat het achtklassige schoolgebouw zeer waarschijnlijk verrees in 1926, is gebaseerd op een foto van de afgebouwde school van 7 januari 1927 in combinatie met het uitbreidingsplan uit 1925, waarop de school nog niet is geprojecteerd. De school is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, aan de Amsterdamse School verwante, expressionistische trant. De bescherming betreft het exterieur (met uitsluiting van de laat-20e-eeuwse aanbouwen) en van het inpandige hoofdzakelijk het trappenhuis. Ook de gemetselde muur als erfscheiding tussen het schoolterrein en de openbare weg valt onder de bescherming. Exterieur: Het vanuit een vrijwel rechthoekige plattegrond opgetrokken schoolgebouw staat met twee bouwlagen onder een uitkragende, met gesmoorde, verbeterde Hollandse pannen gedekt mansardedak. De gevels zijn boven een trasraam opgetrokken in schone, deels gesinterde en vrij diep gevoegde rode baksteen, verlevendigd met banen dieper liggende donkere steen. Het in hoogte verspringende trasraam (plint) is vervaardigd van platvol gevoegde gesinterde klinkers. De gevels bevatten louter recht gesloten gevelopeningen. De op de Fonteinstraat gerichte voorgevel bevat de hoofdentree, die is geplaatst in het rechter deel van de school. De bouwlagen hierin hebben een afwijkende hoogte ten opzichte van het hoofdvolume, de verdieping staat in overstand boven de onderste bouwlaag en de kap is hier verder afhangend. De risalerende rechter gevelpartij bevat de in een portiek staande hoofdentree, waarin een dubbele deur is opgenomen en waarvan de rechter portiekwand aan de bovenkant is opengewerkt. De hardstenen stoep met tegelvloer is in de portiek verfraaid met kleurige mozaïekdecoraties. De verdieping is voorzien van een hoekloggia met openslaande deuren en een gesloten balustrade met een dekrand van grèstegels. Links van zowel het portiek als van de loggia is een liggend venster met vierdeling raam in de gevel opgenomen. Dit geveldeel wordt geleed door betonnen luifels boven beide bouwlagen. Boven de verdiepingsluifel wordt de gevel verlevendigd door een afwisselend gebruik van lagen rode en lagen dieper liggende steen. In het dakschild hierboven staat een dakkapel met lessenaardak. Achter het brede linker deel van de gevel bevinden zich vier klaslokalen per bouwlaag. De borstweringen (tevens plint/trasraam) van de lokalen op de begane grond verspringen. De vooruitspringende delen hebben waarschijnlijk de functie van plantenbakken gehad. Daartussen zijn houten zitbanken geplaatst. De grote vensters bevatten samengestelde ramen met lekdorpels van grèstegels. Boven de vensters op de begane grond ligt een dunne latei. De gevelvelden tussen de verdiepingsvensters zijn aan de bovenkant verlevendigd door een afwisselend gebruik van lagen rode en lagen dieper liggende grauwe steen. De rechter kopgevel bevat links op de begane grond drie gekoppelde glas-in-loodramen, die aansluiten op de openingen hoog in de portiekwand, alsmede twee samengestelde, vierdelige traplichten met glas-in-loodramen. Deze worden van elkaar gescheiden door dunne betonnen regels en smalle gemetselde penanten. Tegen de linker kopgevel staat een laat 20e-eeuwse aanbouw, die buiten de bescherming valt. Onder de dakrand van het lager afhangende linker deel van de kap ligt een reeks kleinere vensters. Het risalerende linker deel van de achtergevel staat onder een ondiepe dwarskap en wordt op de hoek geaccentueerd door een horizontaal doorgetrokken deel van het trasraam (plint). Hierachter ligt een gemetselde ‘bak’. Op de begane grond van de risaliet bevindt zich een reeks van drie staande gevelopeningen met smalle penanten van grauwe steen, die tezamen met de hogere deur onder een gemeenschappelijke, verspringende latei zijn geplaatst. De risalerende rechter hoek wordt gemarkeerd door een hoog opgaande, ten opzichte van de gevel iets uitspringende schoorsteen. Het grote traplicht op de verdieping is samengesteld uit 15 glas-in-loodramen, die van elkaar worden gescheiden door betonnen regels en penanten van grauwe steen. Rechts van de schoorsteen is de school uitgebreid met een voor de bescherming niet relevante, detonerende laat 20e-eeuwse aanbouw in de vorm van een hoge, smalle uitbouw. In het brede rechter deel van de gevel bevinden zich in beide bouwlagen een reeks samengestelde gangvensters, die hoog in de bouwlagen zijn geplaatst en middenonder zijn voorzien van een extra raam. Het rechter deel van de gevel risaleert eveneens. Het schoolterrein is omheind door in rode, licht gemêleerde steen gemetselde, in hoogte verspringende muren (borstweringen) waarop vernieuwde ijzeren hekken staan. De overhoekse entree tot het schoolplein op de hoek van de Fonteinstraat en de Westerparkstraat wordt gemarkeerd door stevige muurdammen van bruine baksteen. Interieur: Het inwendige van de school is aan het einde van de 20e eeuw stevig verbouwd is. Een van de belangrijkste onderdelen, het trappenhuis met een glas-in-lood raam, is desondanks redelijk intact gebleven, al is de betegeling grotendeels vernieuwd. In het centrale glas-in-loodraam van het grote traplicht is de gekroonde “W” van koningin Wilhelmina opgenomen.