Drie herenhuizen-onder-een-kap op de oostelijke hoek van de Emmakade en de Maria Louisastraat, gebouwd in of kort na 1900 door ondernemer M. Meijer. Het blok woonhuizen Emmakade 18 t/m 22 maakt deel uit van de gesloten, zuidelijke bebouwingswand langs de Emmakade. Deze bestaat evenals de noordzijde hoofdzakelijk uit voor Leeuwarder begrippen forse herenhuizen en ruime middenstandswoningen. De laat-negentiende- en vroeg-twintigste-eeuwse woonwijken aan weerszijden van het Nieuwe Kanaal zijn voor een niet onbelangrijk deel gebouwd in de vorm van ‘projectontwikkeling’ op initiatief van aannemers en timmerlieden, ofschoon er ook architecten, sommige zeer gerenommeerd, actief zijn geweest. Marten Meijer was zo’n timmerman-aannemer die her en der, onder meer aan de oostzijde van de Maria Louisastraat, woningen neerzette voor de verkoop. Ook Emmakade 18 t/m 22 is gebouwd op initiatief van en door Meijer. In 1899 of 1900 diende hij de bouwtekeningen (“Ontwerp voor drie Heerenhuizen”) bij de gemeente in voor de benodigde vergunning. Of er een architect bij betrokken geweest is, is onbekend: de bouwtekeningen geven daarover geen uitsluitsel. Het blok herenhuizen is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, aan de Neo-Renaissance verwante bouwtrant. De bescherming geldt het exterieur en het interieur voor zover daterend uit de oudste bouwperiode. De nog aanwezige oorspronkelijke delen van de erfscheiding in de vorm van smeedijzeren hekken vallen eveneens onder de bescherming. Exterieur: Het vanuit een L-vormige plattegrond, in voornamelijk schone, bruine baksteen opgetrokken blok staat met een souterrain, een eerste verdieping en een tweede (zolder)verdieping onder een grotendeels plat dak met steile, met leien gedekte dakschilden aan de straatzijde. Het linker deel van het dakschild aan de Emmakade is gedekt in maasdekking, het rechter dakdeel en het dakschild aan de Maria Louisastraat zijn voorzien van een rens- of schubbendak, ofschoon de leien geen halfronde onderkant hebben, maar afgehoekt zijn. De gevels bevatten recht gesloten gevelopeningen en worden verlevendigd door accenten van gepleisterde baksteen en kunststeen. De straatgevels worden beëindigd door een kroonlijst met geprofileerde dakgoot. De gevelopeningen in de op de straat gerichte gevels staan onder hanekammen (souterrain) en segmentboogvormige ontlastingsbogen met sluit- en aanzetstenen. De in alle gevels voorkomende souterrainvensters staan in koekoeks en grotendeels achter smeedijzeren diefijzers. De ramen op de bel-etage zijn tweedelig, die op de verdieping driedelig. De bovenramen van de ramen van Emmakade 22 zijn op de bel-etage ingevuld met glas-in-lood. Op de bel-etage en de verdieping zijn de boogvelden voorzien van een decoratieve invulling van gekleurde steen. De straatgevels worden geleed door geprofileerde lekdorpels, die tevens fungeren als cordonlijst. De brede, op het noorden gerichte gevel aan de Emmakade heeft tussen de souterrainvensters en de entrees een gepleisterde plint met geprofileerde rand en wordt gedomineerd door twee risalieten van elk twee traveeën breed. Deze worden bekroond door een op de kroonlijst in het dakschild staande dakkapel. Deze van gepleisterde baksteen, kunststeen en hout vervaardigde dakkapellen staan onder zadeldaken en zijn rijk versierd. De voorzijde bevat een uit twee korfboogvormige vensters samengesteld tweelicht (bifora) met geprofileerde bogen met diamantkoppen in het sluitstuk, aan weerszijden een pilaster met geprofileerd kapiteel en in het midden een gesneden penant met spaarvelden en eveneens met geprofileerd kapiteel. Aan weerszijden zijn houten vleugelstukken aan de dakkapel bevestigd. Boven de vensters ligt een kroonlijst met bloktandfries. Daarboven staat een op drie gecanneleerde consoles rustend, driehoekig fronton met (ojiefvormig) geprofileerde kroonlijst en een bekroning in de vorm van een op een basement met voluten geplaatste bol. De wangen van de dakkapel zijn bekleed met leien. Op de hoeken van de risalieten zijn op basementen staande obelisken geplaatst. In de hoeken van de rechter risaliet staan regenpijpen met de oorspronkelijke zinken vergaarbakken. De vier traveeën brede gevelpartij tussen de risalieten is links op de begane grond voorzien van twee staande paneeldeuren met gietijzeren roosters voor de deurlichten, die onder een driehoekig fronton staan. De deuren staan boven hardstenen trappen tussen gemetselde muurtjes met gewelfde bovenrand en hardstenen hoekstenen, waaraan de eveneens gewelfde ijzeren leuningen zijn bevestigd. Tussen de deuren staat een over de gehele hoogte van de gevel doorgetrokken uitsparing, die ook de cordonlijsten onderbreekt. De vier verdiepingsvensters zijn identiek aan elkaar. In het dakschild erboven staat een jongere, toegevoegde dakkapel. In de gevelpartij rechts van de rechter risaliet is in alle bouwlagen één venster geplaatst. De rechter hoek is afgesnoten, maar risaleert ten opzichte van de gevels aan weerszijden ervan. Het venster op de bel-etage staat onder een hanekam. Op de verdieping bevindt zich een op houten schoren staande, rechthoekige houten erker. Deze is voorzien van een panelenborstwering, een om de hoek gaande, samengestelde raampartij met een roedeverdeling in de bovenramen en een op kleine consoles rustende kroonlijst met kleine bronzen spuwers aan de hoeken. De erker staat onder een met leien gedekt dakje, dat wordt bekroond door een decoratief hek van smeedijzer. In het overhoekse dakschild hierboven is een zinken dakkapel met rond oeuil de boeuf en uitkragend koepeldakje met gevleugelde bekroning. De op de Maria Louisastraat gerichte, westelijke gevel is tweedelig en wordt evenals de andere gevel geleed door geprofileerde consoles. Het brede linker deel is op de bel-etage en de eerste verdieping voorzien van een breed venster met samengesteld raam onder segmentboogvormige ontlastingen met sluit- en aanzetstenen en een met gekleurde steen ingevuld boogveld. In het dakschild hierboven staat een kleine, houten dakkapel met een driepas onder een met leien gedekt zadeldak. De terugstaande ingangstravee hier rechts van is voorzien van een paneel-porte brisée met glas-in-lood in de onder driehoekige frontons staande deurlichten. Deze hebben een rondboogvormige bovenkant en staan voor een deel achter smeedijzeren raamijzers. De porte brisée staat onder een geprofileerd kalf en een met glas-in-lood ingevuld bovenlicht en boven een hardstenen trap met gemetselde zijmuren als die in de gevel aan de Emmakade. De achtergevel is tweedelig en wordt geleed door speklagen van gele verblendsteen. Het linker deel is links op de bel-etage voorzien van twee kleine boogvensters met glas-in-loodramen. Op de verdieping en de zolderverdieping staan vergelijkbare vensters, die voor een deel onderdeel fungeren als traplichten. Al deze vensters hebben een lekdorpel van schone baksteen. Linksboven in de gevel bevindt zich een groot venster met tweedelig raam onder rollaag. Daar links van maakt de gevel een flinke sprong. De op de straat gerichte voorzijde van het risalerende rechter deel is op de begane grond voorzien van een rechthoekige houten serre met door middel van een houten trap bereikbare openslaande deuren en samengestelde, om de hoek gaande ramen met roedeverdeling in de bovenramen. De serre rust op gemetselde muurtjes en heeft een geprofileerde kroonlijst en een plat dak, waarop een houten balustrade staat. De eerste verdieping is voorzien van een brede gevelopening met in het linker deel een venster en in het rechter deel een stel openslaande deuren die uitkomen op het platte serredak. Op de tweede verdieping is een breed venster met samengesteld raam in de gevel opgenomen. De gevelopeningen op beide verdiepingen staan onder een strek. De achtergevel (zuidzijde) van het risalerende rechter deel is in alle bouwlagen ingevuld met onder strekken staande gevelopeningen. De linker zijgevel is blind op een hoog in de gevel staand, waarschijnlijk toegevoegd venster na. Interieur: De inpandige ruimtelijke opzet (indeling) van de drie woningen verkeert in redelijke tot hoge mate in oorspronkelijke staat. Dat geldt eveneens voor de afwerking (betegeling, stucwerk, betimmeringen e.d.), behalve voor Emmakade 20 dat jarenlang in gebruik is geweest als kantoor. De beschrijving van het interieur is gebaseerd op Emmakade 22. Achter de voordeur bevindt zich een tochtportaal, dat een marmeren vloer en dito plinten heeft en waarvan de wanden worden verlevendigd door geprofileerde lijsten met hoekdecoraties. Het portaal bezit bovendien een versierd stucplafond en, boven het vernieuwde onderste deel van de wand met tochtdeur, het oorspronkelijke bovenste deel met zesdelig bovenlicht met kwartronde hoeken. De gang hierachter bevat eveneens een marmeren vloer en marmeren plinten, de originele paneeldeuren naar de belendende ruimten en trappen naar het souterrain en de eerste verdieping. Onder de trap naar de verdieping bevindt zich een kast, die is afgesloten door midden van een binnen profiellijsten staande paneeldeur met deels afgeschuinde bovenkant. Het souterrain is te bereiken via een getoogde doorgang met hoekpilasters en een scheluwe trap met een houten trappaal met een bolbekroning en een leuning met gietijzeren spijlen. Het souterrain is voorzien van troggewelven en paneeldeuren binnen een geprofileerde omlijsting. Op de bel-etage is de woning voorzien van een kamer en suite met planken vloeren, paneeldeuren en versierde stucplafonds en een schouw met een schoorsteenmantel van zwart marmer en een boezem die wordt beëindigd door een zware, geprofileerde kroonlijst met eierlijst. De kamerdelen zijn van elkaar gescheiden door schuifdeuren tussen ingebouwde kasten met paneelwanden en openslaande deuren binnen een geprofileerde omlijsting. De scheluwe trap met tussenbordes naar de eerste verdieping heeft een gesneden houten trappaal met bolbekroning en een leuning met geprofileerde handlijst op slanke, gesneden houten spijlen. Op de eerste verdieping is aan het trapgat een balustrade geplaatst met dezelfde kenmerken als de trapleuning. In een van de slaapkamers op de eerste verdieping staat een schouw met een schoorsteenmantel van zwart marmer en een door een kroonlijst met eierlijst beëindigde boezem. Een deur in een andere kamer heeft aan één zijde nog de oorspronkelijke kleurstelling van oker en licht groen en het stucplafond is voorzien van een symmetrische stucdecoratie met vogels, gestileerde plantenmotieven en bloemenvazen. De tweede verdieping is bereikbaar door middel van een dubbel scheluwe trap, waarvan de leuningen met op slanke houten spijlen liggende geprofileerde handlijsten zijn doorgetrokken als balustrade voor het trapgat. Deze verdieping is gecompartimenteerd door middel van houten kraalschrootwanden. Alle deuren zijn ook hier paneeldeuren. De ruimten hebben houten plafonds, die eveneens zijn vervaardigd van kraalschroot.