De oorspronkelijke functie van het pand op Eewal 84 is niet bekend, maar in september 1909 diende architect A. Witteveen een verbouwingsplan in waarbij het op dat moment als woonhuis in gebruik zijnde pand een nieuwe voorgevel kreeg. Het pand werd toen tevens verhoogd met een extra woonlaag en inwendig aangepast. De voorgevel van het schuin naar achteren weglopende (gerende) pand is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, aan de Art Nouveau (Vernieuwingsstijl) verwante bouwtrant. Van de jaren-1970 tot het begin van de 21e eeuw was het pand in gebruik als galerie met bovenwoning. Exterieur: De voorgevel van het huis staat achter een hardstenen stoep met twee, eveneens uit hardsteen gehouwen, rondbolle stoeppalen op de hoeken, daterend uit de bouwtijd. Het aanzien van het met drie bouwlagen onder een gebroken zadeldak staande pand wordt bepaald door de slanke, in rode en oranje verblendsteen opgetrokken voorgevel, waar in het onderste deel van de gevel het rood en in het bovenste geveldeel het oranje overheerst. De gevel telt drie vensterassen op de begane grond en is twee-assig op de beide verdiepingen. De pui heeft een geschilderde plint van hardsteen en bevat links een onder een getoogd bovenlicht staande deur met roedenverdeling. Rechts van de deur zijn twee identieke, getoogde vensters in de gevel opgenomen. Deur en vensters staan tussen kozijnen met geprofileerde dagkanten. De twee maal twee vensters op de verdiepingen zijn recht gesloten en staan onder segmentboogvormige ontlastingsbogen. De bovenramen van deze vensters hebben een omlijsting met schouderstukjes. Deze vensters zijn tevens voorzien van lekdorpels van groen geglazuurde profielsteen. De vensters op de tweede verdieping zijn aan elkaar gekoppeld door middel van een overspanningsboog. Halverwege de gevel worden de hoeken geaccentueerd door uitgemetselde penanten met een natuurstenen bekroning. De gevel wordt beëindigd door een gewelfde lijst met een uitgemetselde rollaag en een eveneens uitgemetselde toppenant met een gemetselde, geprofileerde deklijst. De achtergevel, een puntgevel met een gebroken geveltop, en een onder plat dak staande uitbouw uit de bouwtijd zijn opgetrokken in grauwe baksteen, verlevendigd met speklagen en rollagen van oranje verblendsteen. De gevelopeningen aan de achterzijde zijn recht gesloten en staan tussen rollagen van oranje verblendsteen en lekdorpels van grauwe baksteen. Het grote venster op de eerste verdieping bevat een kruiskozijn met samengesteld raam uit de bouwtijd. Het vierdelige raam met middenstijl daarboven wordt ter rechter zijde geflankeerd door een deur, die uitkomt op het platte dak van de uitbouw. Het zoldervenster in de top van de gevel is voorzien van een raam met dunne middenstijl. Interieur: Op de begane grond was de nu ongedeelde ruimte oorspronkelijk verdeeld in een voor- en een achterkamer, met daartussen een alkoof met bedstede. Het deurraam van een tussendeur in de gang is voorzien van een geëtste florale decoratie in de stijl van de Art Nouveau. De originele trap naar de verdieping is een achter een getoogde opening in een tussenmuur geplaatste scheluwe trap met twee trappalen. De trapwanden zijn van (bekleed met) hout, waaraan geprofileerde handlijsten zijn bevestigd. Het bovenste deel van de trap is voorzien van een kleine trapleuning met gietijzeren spijlen. Op de eerste verdieping is de kamer aan straatzijde nog voorzien van houten vensterbanken en geprofileerde stuclijsten aan het plafond.