Het op de hoek van de Eebuurt en de Reijndersbuurt gesitueerde dubbele woonhuis bevindt zich op een voormalig bolwerk aan de noordelijke rand van de binnenstad en verrees op een plek die voorheen ook al bebouwd was. Het pand met een beneden- en een bovenwoning is gebouwd in 1903 voor de familie Goud. De naam van de architect is niet bekend. De gevelsteen met “Den Houdtclijver” is mogelijk een verwijzing naar het pand dat hier voorheen stond. Het hoekpand is gebouwd in een voor de bouwtijd gangbare Overgangsstijl. De bescherming geldt het exterieur en de constructie. Het vanuit een vierkante plattegrond in schone en gepleisterde rode strengperssteen opgetrokken hoekpand staat met twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een met geglazuurde Lucas IJsbrandpannen gedekt, afgeknot schilddak met geprofileerde gootlijsten. De gevels hebben een gepleisterde plint met gietijzeren roosters voor de ronde ventilatieopeningen. Ze bevatten verder series gietijzeren muurankers ter hoogte van de vloeren, recht gesloten gevelopeningen onder strekken, rollagen en ontlastingsbogen en ze worden geleed door wit geschilderde speklagen. De lekdorpels van de vensters zijn van schone strengperssteen. De op de Eebuurt gerichte gevel is op de begane grond voorzien van twee deuren en twee vensters. De vensters zijn voorzien van schuiframen en staan onder strekken met wit geschilderde sluit- en aanzetstenen. Onder het rechter venster bevindt zich een gevelsteen met daarop een troffel en het jaartal 1903. De deuren staan onder een geprofileerd kalf en een bovenlicht en onder een strek met een sluitsteen. De twee grotere verdiepingsvensters bevatten eveneens schuiframen. De rondboogvormige ontlastinge en de gepleisterde boogvelden boven de vensters staan in het gepleisterde bovenste deel van de gevel. In het dakschild hierboven staat een klein, houten dakkapelletje met een steil, met zink gedekt kapje met piron. De op de Reijndersbuurt gerichte gevel heeft een symmetrische indeling. Op de begane grond staan vier, paarsgewijs geplaatste vensters onder korfbogen en gepleisterde boogvelden. De bogen zijn voorzien van sluit- en aanzetstenen, die per twee met elkaar en met een speklaag zijn verbonden. In het midden van de gevel is een ijzeren gevelplaat bevestigd met een voorstelling van “DEN HOUDTCLYVER” (een man die hout klieft met een bijl) en de datum “1-2 1903”. De verdiepingsvensters zijn eveneens paarsgewijs geplaatst en staan net als de verdiepingsvensters aan de Eebuurt onder rondbogen in het gepleisterde bovenste deel van de gevel. In het dakschild hierboven staat een mogelijk later toegevoegde houten dakkapel met vijfdelig raam met een zadeldak en een driehoekig fronton met profiellijsten. Van de blinde, noordwestelijke gevel is slechts het ongepleisterde bovenste deel zichtbaar. De ook met speklagen verlevendigde, maar verder geheel in schone strengperssteen opgetrokken zuidoostelijke gevel is een ten opzichte van de andere gevels sterk afwijkende, onregelmatig ingedeelde gevel met bovenhoeken die zich trapsgewijs verjongen. De gevel bevat in het midden op de begane grond een deur met geprofileerd kalf en bovenlicht. Links van de deur bevindt zich een rond venster met mousseline glas rondom een rood hart in het gietijzeren raam in de vorm van een gestileerde bloem. Eveneens links naast de deur is in een baksteen de tekst “ALBERT GOUD 24 FEB 1903 OUD 7 JAAR” gegraveerd. Rechts van de deur bevinden zich twee vensters onder strekken met sluit- en aanzetstenen. De deur staat onder een opvallende uitbouw die waarschijnlijk de functie van toilet heeft/had. Deze rechthoekige uitbouw met plat dak rust op kunststenen consoles en heeft een geprofileerde houten onder- en bovenrand, alsmede een staand venster in de linker zijde. Links van de uitbouw is de verdieping blind. Rechts ervan zijn twee vensters in gevel opgenomen. Evenals de vensters op de begane grond staan ze onder strekken met sluit- en aanzetstenen en bevatten ze de oorspronkelijke T-ramen (schuiframen). Boven de uitbouw ligt een klein venster. In de bovenste bouwlaag staan drie vensters onder rollagen. De twee kleinere, rechter vensters zijn even groot. Het grotere linker is een fenêtre a terre met openslaande ramen achter een eenvoudig spijlenhek (Frans balkon). De zich trapsgewijs verjongende gevelhoeken worden afgedekt door kunststenen (betonnen) ezelsruggen. Het oorspronkelijke interieur van het pand is slechts voor een deel bewaard en wordt buiten de bescherming gehouden.