In de bocht die de Buorren om de terp met de Sint Agneskerk en het omringende kerkhof maakt, staat een huis dat is gebouwd als kosterswoning met kosterij. Aan een rondom de begraafplaats lopend pad, achter het in opdracht van de Hervormde Gemeente in Goutum gestichte huis bevindt zich een bijbehorende, vrijstaande paardenstal. Kosterswoning en paardenstal werden in 1894 gebouwd ter vervanging van een oud boerderijtje van de koster die tevens een klein boerenbedrijf had. De paardenstal was niet bestemd voor eigen gebruik van de koster zelf, maar voor de paarden van de van buiten het dorp wonende kerkgangers die met de koets ter kerke gingen. Het zuidelijke deel van de woning, links van de middengang, had geen woon-, maar een kerkelijk publieke functie. Dit deel van de woning werd ingericht als vergaderlokaal, waar ook catechisatieles kon worden gegeven. Het huis is gebouwd in een voor de bouwtijd karakteristieke, eclectische en aan de Neo-Hollandse Renaissance verwante bouwstijl. Ook de stal heeft de voor de bouwtijd karakteristieke stilistische kenmerken. Exterieur: De ten zuiden van de Sint Agneskerk staande kosterswoning is vanuit een rechthoekige plattegrond opgetrokken in schone, misgrauwe baksteen,. Het blokvormige pand staat met één bouwlaag onder een met geglazuurde Friese golfpannen gedekt schilddak met op beide nokhoeken een schoorsteen met uitkragende vonkvanger. De hoger opgaande ingangstravee heeft een plat dak, dat in de kap steekt. De gevels zijn voorzien van een uitgemetseld trasraam, dat is afgedekt met een rollaag en waarin getoogde ontluchtingsgaten met spijlenroostertjes zijn opgenomen. De gevels bevatten recht gesloten vensters onder strekken met gepleisterde aanzet- en sluitstenen met diamantkoppen. De symmetrische, vijf traveeën brede voorgevel wordt op de hoeken en aan weerszijden van de entree geaccentueerd door lisenen met spaarvelden. Aan weerszijden van de ingangstravee staan twee vensters met T-raam in de gevel. Deze vensters staan boven een doorgetrokken lekdorpel. Deze gevelpartijen worden beëindigd door een geprofileerde kroonlijst, die kornist over de lisenen. De middentravee bevat een boven een gemetselde stoep en onder een bovenlicht staande paneel-porte brisée met gietijzeren raamroosters. Daarboven staat één venster. De middentravee wordt aan alle drie zijden beëindigd door een geprofileerde kroonlijst, die kornist over de hoeklisenen met lijst en geprofileerde goot. De beide zijgevels bevatten twee vensters onder strekken, als die in de voorgevel. De beide achterste vensters zijn iets kleiner dan de voorste. In de rechter zijgevel is tevens een onder strek staand, getralied keldervenster opgenomen. De dakgoten boven de zijgevels rusten op klossen. In de lagere achtergevel staan twee deuren en een venster. Deze gevelopeningen staan eveneens onder strekken met diamantkoppen in de aanzet- en sluitstenen. Deze gevel bevat bovendien nog twee kleine vensters. De dakgoot boven deze gevel ligt ook op klossen. In het dakschild boven de achtergevel staat een later aangebrachte, rechthoekige dakkapel. Interieur: Inwendig is het pand voor een belangrijk deel gewijzigd. Het pand bezit nog een aantal originele, binnen geprofileerde kozijnen staande paneeldeuren en onder de vensters van het vergaderlokaal zijn delen van de houten lambrisering bewaard gebleven. De centrale gang heeft nog de oorspronkelijke tegelvloer met een decoratief patroon van witte en zwarte tegels en aan de muur van het vergaderlokaal zijn nog oude kledinghaken bevestigd. Overige: Op het achterterrein van de woning staat een tegen het belendende pand (Buorren 17) aangebouwde, voormalige paardenstal. De op een rechthoekige grondslag verrezen stal staat onder een dwars geplaatst zadeldak dat is gedekt met geglazuurde Friese golfpannen. De beide kopgevels zijn van het type tuitgevel en worden verlevendigd door uitmetselingen van gele verblendsteen. Deze gevels hebben uitmetselde trasramen met een rollaag, eveneens uitgemetselde cordonlijsten met bloktandfries en bevatten elk drie recht gesloten vensters. Deze staan onder segmentbogen met diamantkoppen in de aanzet- en sluitstenen en zijn in de boogtrommels versierd met baksteenmozaïeken van gele, rode en zwarte steen. De hoeken en randen van de kopgevels worden geaccentueerd door uitmetselingen van gele steen. De als hoeklisenen fungerende uitmetselingen met spaarvelden zijn hoger opgaand en worden evenals de tuit beëindigd door een halfronde bekroning van hardsteen. De beide geveltoppen zijn voorzien van een brede uitgemetselde lijst van gele en grauwe steen. Op de overgangen naar de geveltoppen bevinden zich uitgemetselde koppen- en tandlijsten van gele steen. De op de woning gerichte langsgevel van de stal is vrijwel onversierd. De gevel heeft een trasraam en bevat een opgeklampte staldeur en staat onder een strek met diamantkoppen in de aanzet- en sluitstenen. De dakgoot ligt op klossen. Inwendig is de stal nog voorzien van een mestgoot in de vloer van Friese geeltjes, overblijfselen van tussenschotten en ijzeren ringen aan de muur. Tussen de kosterswoning en de stal staan nog de originele ijzeren hekjes van smeed- en gietijzer.