Brédyk 34, Wirdum
- Monumenttype:
-
Gemeentelijk monument
- Monumentnummer:
-
1007370100
- Monumentnaam:
- Brédyk 34
- Plaats:
- Wirdum
Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland
Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.
Beschrijving
De huidige boerderij met een dwarsgeplaatst voorhuis heeft een lange voorgeschiedenis. De oudste gegevens over de boerenplaats dateren uit 1640. Houkjen van Hillema (1599-1669), afkomstig uit Bergum, was in dat jaar eigenaresse. Zij was gehuwd met Jacobus Bouritius, raadsheer in het Hof van Friesland. Na haar dood vererfde de boerderij naar een bloedverwant van haar, een lid van het geslacht Glinstra te Bergum. In 1760 zou de boerderij volgens dorpshistoricus Floris Schuurmans zijn verkocht aan Klaas Dirks en vanaf 1778 zouden diens erfgenamen er lange tijd gezamenlijk eigenaar van zijn geweest. Dit wordt echter weersproken door de kadastrale feiten uit 1832.* De erven van Eritia Titia van Scheltinga en haar man Jetze Auluszn. van Sminia stonden in dat jaar namelijk als gezamenlijke eigenaren te boek. Het is daarom aannemelijker dat er in 1760 een pachtopvolging heeft plaats gevonden, waarbij de nieuwe pachter Klaas Dirks op taxatie de boerenhuizinge heeft gekocht. Het was nog tot zeker in het eerste kwart van de negentiende eeuw in de kleistreken gebruik, dat de pachter van oudsher steeds eigenaar werd de boerenhuizinge. Bij verlaten door de pachter was de landeigenaar dan verplicht de opstallen tegen taxatiewaarde terug te kopen om die vervolgens op taxatie weer te verkopen aan een nieuwe pachter. Na de inlijving van Nederland bij het Franse keizerrijk en de invoering in 1811 van de Code Civil (voorganger van het Burgerlijk Wetboek uit 1838), werd het gebruikelijker dat de eigenaar van een sate en landen tevens eigenaar werd van de opstallen, met uitzondering van de karnmolen en eventuele bijbehorende wind-watermolens. De algemene verarming ten gevolge van de Franse overheersing en de zich moeizaam ontwikkelende conjunctuur was er mede een oorzaak van dat de pachters te weinig middelen hadden voor een kapitaalsinvestering voor het bouwen van een boerderij. De landeigenaren waren over het algemeen kapitaalkrachtig en konden deze investeringen wel doen. De rente van die kapitaalsinvestering in een boerderijgebouw werd vervolgens verdisconteerd in de pachtsom. De oude situatie, waarbij de pachter eigenaar was van de opstallen kwam soms nog sporadisch voor tot in het midden van de negentiende eeuw, om uiteindelijk geheel te verdwijnen. Een feit is in elk geval dat mr. Bernardus Buma de boerderij in 1850 kocht. Van 1900 tot 1942 was de boerderij eigendom van de N.V. Oedsma, opgericht door de erven Buma. Vanaf 1896 pachtte de familie Schaap de boerderij. De familie werd in 1942 eigenaar. In 1971 verpachtte de familie Schaap op basis van erfpacht de boerderij aan de familie Terpstra. De huidige boerderij is (grotendeels) gebouwd omstreeks 1912, nadat een brand in 1911 de voorganger in de as had gelegd. Er zijn vermoedelijk resten van het oude halsgedeelte verwerkt in de nieuwbouw, waarvoor het ontwerp werd geleverd door architect Albert Velding (1856-1922). Dat vanwege een kostenbesparing rekening is gehouden met bruikbare overblijfselen die resteerden na de brand, zou de wat onlogische en onpraktische verbinding tussen de keuken en het huidige dwarshuis kunnen verklaren. Zo zijn er wat merkwaardige verschillen in vloerniveaus. Het dwarshuis heeft een zekere landhuisachtige uitstraling en allure. Het oorspronkelijke interieur van de woning is grotendeels bewaard gebleven. Interessant zijn de Jugendstil-achtige ornamenten, in okerkleur aangebracht op een rode ondergrond van geolied karton. Deze decoraties bevinden zich in de panelen van enkele deuren. Ook architect W.C. de Groot paste het landhuisachtige dwarshuis toe voor de boerderijen van Sint Anthonygasthuis te Leeuwarden, onder andere in Goutum en Minnertsga. Het waren altijd aanzienlijke opdrachtgevers die dergelijke huizen bij boerderijen lieten bouwen om aldus de status van hun bezit te onderstrepen. In het geval van de Buma’s om te kunnen beschikken over een zogenoemde ‘herenkamer’.** Bij een modernisering van het bedrijfsgedeelte in 1971 is de schuur vergroot en heringericht met ligboxstallen. De gevel van de schuur werd daarbij meer naar het oosten verplaatst. Vanaf de draaghouten van de schuurgebinten werden oplangers onder een nu flauwere hellinghoek naar de muurplaat geleid. De evenwichtige symmetrische vorm van het schilddak van de schuur is daardoor verstoord geraakt. De boerderij is van oorsprong een veeteeltbedrijf , zoals vrijwel alle agrarische bedrijven in de gemeente Leeuwarden. De boerderij is een wat ongewone combinatie van een kop-rompboerderij en een stelpboerderij, waardoor de boerderij een typologische bijzonderheid is. Exterieur: De boerderij is samengesteld uit een woning en een schuur die zonder tussenlid met elkaar zijn verbonden. Het woongedeelte met de leefruimten staat met één bouwlaag onder een met geglazuurde Friese golfpannen gedekt zadeldak met een schoorsteen op de nok. De schoorsteen is aan de voor- en achterzijde voorzien van twee openingen en bezit een uitkragende deklijst. De dakgoten liggen op klossen met decoratief snijwerk. De gevels van de woning zijn voorzien van recht gesloten vensters onder korfboogvormige ontlastingsbogen met wit geschilderde, van kunststeen of natuursteen vervaardigde sluit- en aanzetstenen en een combinatie van staande en liggende baksteen in de boogvelden. De symmetrische voorgevel bevat vier vensters met zesruits ramen met een geprofileerde wisseldorpel. De onderramen zijn met luiken behangen. Naast de bogen zijn muurankers met schieter aan de gevel bevestigd. De linker kopgevel is evenals de rechter kopgevel een topgevel van het type tuitgevel. Deze is op de begane grond voorzien van een venster met een roedeverdeling, een geprofileerde wisseldorpel en luiken aan het onderraam. De uitgemetselde schouders zijn gedekt met geprofileerde deklijsten van kunst- of natuursteen. De geveltop heeft een uitgemetselde rand en wordt bekroond door een tuit met een geprofileerde deklijst. Het zoldervenster in de geveltop bevat openslaande ramen, die oorspronkelijk met luiken waren behangen. De rechter kopgevel is rechtsonder voorzien van recht gesloten keldervensters met diefijzers en op de zolderverdieping van een paneeldeur onder een ontlastingsboog, identiek aan die boven de vensters in de andere gevels. De uitgemetselde schouders zijn gedekt met geprofileerde deklijsten. De geveltop heeft een uitgemetselde rand en wordt bekroond door een tuit met een geprofileerde deklijst. De schuur staat onder een schilddak, dat grotendeels is gedekt met platen met een dakpanstructuur die op riet zijn gelegd, de oorspronkelijke dekking van dit deel van de schuur. De onderste en de voorste delen van de dakschilden zijn gedekt met geglazuurde Friese golfpannen. Op de voorste nokhoek staat een schoorsteen. Het achterste dakschild wordt beëindigd door een uilebord. De voorzijde van de schuur staat voornamelijk rechts van de woning en bevat links twee getoogde vensters met ijzeren raam. Rechts daarvan is de gevel gewijzigd, grotendeels ingevuld met inrijdeuren en verbreed in noordelijke richting. De vernieuwde noordelijke langsgevel is voorzien van een reeks recht gesloten vensters met betonnen ramen. Deze schuurgevel is door middel van een breed tussenlid verbonden met een nieuwe veestal, die buiten de bescherming valt. Rechts in de achtergevel zijn de deeldeuren geplaatst in een iets terug staande gevelpartij. De getoogde deuren zijn bevestigd aan duimgehengen en staan onder een dakgoot, die op gesneden klossen ligt. In het muurdeel rechts van de deeldeuren is een klein rond venster met ijzeren kruisraam geplaatst. In de gevelpartij er links van staan vier getoogde vensters met gemetselde onderdorpels en een roedeverdeling in de ijzeren ramen. De in 1970 tegen dit deel van de schuur aangebouwde uitbreiding van het bedrijfsgedeelte valt buiten de bescherming. De zuidelijke langsgevel is in het bedrijfsgedeelte voorzien van een viertal vensters, vergelijkbaar met die in de achtergevel, en van een stel recht gesloten openslaande deuren onder een houten latei. Ook hier liggen de bakgoten op gesneden klossen. Het terug staande rechter deel van de gevel maakt gedeeltelijk deel uit de woning. Hierin zijn de woningtoegang en twee vensters opgenomen die alle onder strekken staan. De deur staat onder een bovenlicht met roedeverdeling en heeft een zijlicht met eveneens een roedeverdeling. De beide vensters hebben ramen met een roedeverdeling (zesruits onder, drieruits boven) en geprofileerde wisseldorpels. Van het linker venster zijn de onderramen met luiken behangen. Het rechter venster is de vervanger van een deur (lijkdeur) met bovenlicht. Interieur: Het inwendige van de woning van de boerderij is voor een belangrijk deel in oude staat bewaard gebleven. De woonkamer in het voorste volume van de boerderij is voorzien van een houten balkenplafond, een houten schouw met dito schoorsteenmantel, pilasters, zware geprofileerde kroonlijst en een schoorsteenstuk met landschap, vensterbanken, een houten bedstedewand met een door openslaande paneeldeuren afgesloten bedstede, een open diggelkast en twee kastdeuren. De deuren zijn aan de binnenzijde voorzien van de oorspronkelijke kleur (rood) en verlevendigd met geschilderde Art Nouveau decoraties. Alle deuren in het woongedeelte zijn in geprofileerde kozijnen staande paneeldeuren, die grotendeels nog zijn voorzien van de oude houten deurknoppen. Een tweede kamer is eveneens voorzien van een houten balkenplafond, een houten schouw en een houten bedstedewand. De bedstedewand bevat twee stel openslaande deuren en een enkele deur onder een geprofileerde kroonlijst. Ook hier betreft het paneeldeuren, die nog zijn voorzien van de oude houten deurknoppen. De gehoute schouw is voorzien van snijwerk en heeft een eveneens in hout uitgevoerde schoorsteenmantel met overhoekse pilasters en een betegeld achterwand. De boezem bevat een spiegel, pilasters en een geprofileerde kroonlijst. De keuken bevindt zich achter het volume met de woonkamers en bevat eveneens een houten balkenplafond, een deels betegelde wand met paneeldeuren en een eenvoudige houten schouw met betegelde achterwand. De zolder van de woning is bereikbaar door middel van een houten steektrap. Op de zolder is onder meer een met kraalschroot afgetimmerde kamer met een open bedstede en twee deuren met houten deurknoppen in de houten wand. Daarachter bevinden zich een onder de kap van de schuur gesitueerde feintenkeamer en een gemetseld spekhok met deur. De kapconstructie van de schuur is standaard met dekbalkgebinten met windschoren aan de stijlen en daarboven met de sporen en gordingen verbonden gespannen. De schuur heeft een traditionele indeling met een koestal aan de langsgevel, een dwarsstal aan de achtergevel, een deel en een afzonderlijke stal voor paarden, jong vee of een stier.
Specificaties
Eigenschappen
| Functie | Hoofdcategorie | Subcategorie | Functietype | Is hoofdfunctie |
|---|---|---|---|---|
| Boerderij | – | – | Oorspronkelijke functie | – |
| Straat | Getal | Achtervoegsel | Postcode | Plaats | Locatie | Situatie | Is hoofdadres |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Brédyk | 34 | – | 9088BX | – | – | – | – |
Andere monumenten in de buurt
-
-
Rijksmonument
Brédyk 26
Woning onder zadeldak tegen rijk met beeldhouwwerk versierde topgevel, midden XVIIe eeuw.
-