Bollemanssteeg 12, Leeuwarden

Monumenttype:
Gemeentelijk monument
Monumentnummer:
1007369200
Monumentnaam:
Bollemanssteeg 12
Plaats:
Leeuwarden

Monumenten.nl maakt u wegwijs in monumentenland

Alles over monumenten onder één dak.
Een monument kopen, onderhouden of verduurzamen? Hier vindt u alle informatie, inspiratie en praktische tips.

Beschrijving

Eenvoudig dwarshuis uit het eerste kwart van de negentiende eeuw. In 1580 legde de stad beslag op alle kerk- en kloostergoederen, ook de grond en gebouwen van het Sint-Annaconvent of Grauwe Bagijnenklooster aan de noordzijde van de Bagijnestraat. De nieuwe eigendomsverhoudingen maakten het mogelijk om in de eerste helft van de jaren-1580 een begin te maken met een nieuwe noord-zuid verbinding door het stadsgebied tussen het Oldehoofsterkerkhof en de Beijerstraat: over het kloosterterrein werd de Bollemanssteeg gerooid die de Grote Kerkstraat met de Bagijnestraat verbond. Het preciese jaar van aanleg is onzeker. Eekhoff (1845) houdt 1582 aan, zonder aan te geven waarop hij zich baseert. Er is in elk geval in 1586 voor het eerst sprake van een “begoste [red: begonnen] nieuwe straet van de Grote Kerckstraet na de Bagynestraete”. Er wordt wel verondersteld dat het zuidelijke deel van de nieuwe straat al bestond als toegang tot de kloosterhof vanaf de Bagijnestraat. Op de oostelijke hoek van deze toegang stond een groot kloostergebouw, de westelijke belending van het nu nog bestaande Patershuis, en die beide ruimtelijke elementen hebben dan het geknikte zuidelijke verloop van de straat mede bepaald. Het karakter van een nieuwe verbinding die een ‘inbreuk’ vormde in een bestaande stedelijke structuur, is nog afleesbaar aan de bebouwing die er staat. Waar een nieuwe stadsuitleg in principe gelegenheid bood om diepe kavels uit te geven, moest aan de Bollemanssteeg, en enkele jaren later ook in het verlengde ervan aan de Nieuwesteeg, als het ware in de breedte worden gebouwd. Immers, achter de panden lagen de diepe percelen van de panden aan de hoofdstraten, in dit geval de Grote Kerkstraat en de Bagijnestraat. Zulke nieuwe straten over bestaande structuren zijn vaak te herkennen aan de ondiepe percelen en de dwarshuizen, panden met een daknok evenwijdig aan de straat in plaats van de gebruikelijke nok haaks op de straat. De panden aan de Bollemanssteeg met de huisnummers 6 tot en met 12 hebben nog steeds een dak waarvan de nok parallel aan de straat ligt. Hoe is de bebouwing in het zuidoostelijke deel van de Bollemanssteeg ontstaan? Het voormalige kloostergebouw op de hoek van de Bagijnestraat en de Bollemanssteeg was in de late zestiende eeuw in het bezit van dr. Duco Wiarda. Diens weduwe verkocht het in 1602 aan Jacques Balbian. Bij het pand hoorde een ruim erf dat de oostelijke zijde van de Bollemanssteeg begrensde en in noordwaartse richting doorliep tot aan een “dwarsstrate”, waarmee waarschijnlijk het latere Hofstraatje werd bedoeld. Daarmee was dus het gehele grondstuk waarop nu de panden Bollemanssteeg 4 tot en met 12 staan, in één hand. Er stonden ook al enkele ‘camers’ op het perceel, die door Balbian werden verhuurd. Op Johannes Sems’ vogelvluchtkaart uit 1603 heeft het zuidoostelijke deel van de Bollemanssteeg bebouwing in de vorm van een op het oog als een geheel gebouwd, eenlaags volume met een dwars zadeldak waarop vijf schoorstenen staan. Dit zou kunnen duiden op vijf of acht ‘camers’, afhankelijk van de mogelijkheid dat op de middelste drie schoorstenen telkens twee rookkanalen uitkwamen. Of Sems de situatie adequaat heeft weergegeven, is de vraag. Uit beschrijvingen in koopakten tussen 1602 en 1622 kan afwisselend worden opgemaakt dat er aan de Bollemanssteeg twee of drie ‘camers’ stonden ten noorden van het hoekhuis. Zeker is wel dat de ‘camers’ niet direct aansloten op het huis – meteen ten noorden van het huis moeten zich een poort en een inrit hebben bevonden. In 1622 of 1623 geraakte het hoekhuis na twee kort opeenvolgende transacties in bezit van de Leeuwarder magistraat. Het stadsbestuur richtte het pand in als Latijnse school en gaf het een monumentale entree via een poort aan de Bollemanssteeg, op de plek van de oude inrit. De school kon in 1624 in gebruik worden genomen. De eigendoms- en bouwgeschiedenis van de woningen Bollemanssteeg 8, 10 en 12 kan door gebrek aan gegevens niet met zekerheid gereconstrueerd worden. Aan de hand van de beschikbare gegevens uit diverse transportregisters tot en met 1612 en die van het Schoorsteengeld van 1606 is wel het volgende duidelijk geworden. In (ver)koopakten uit de late zestiende eeuw komen geen panden voor aan de oostzijde van de Bollemanssteeg. Bollemanssteeg 10 (C 591) wordt bij de eerste vermelding in 1604 een "nijewe camer" genoemd, voor Bollemanssteeg 8 (C 590) is dat bij de tweede vermelding in 1608 het geval. Dat voor elk van deze camers in de jaren kort na 1600 drie goudguldens en zeven stuivers grondpacht moest worden betaald - dit ging in elk geval door tot 1610-1615 - wijst erop dat deze aan één persoon of instantie verschuldigd was: Jacques Balbian. Deze drie camers zijn dus vermoedelijk omstreeks 1600 gebouwd.* Ze zijn wellicht in één bouwstroom tot stand gekomen aangezien er herhaaldelijk sprake is van gemeenschappelijke zijmuren. De metselaar Otte Ottes, die Bollemanssteeg 10 in 1604 als een nieuwe camer verkoopt, is mogelijk bij de realisatie betrokken geweest, maar ook Jacob timmerman, die in de daarop betrekking hebbende verkoopakte als noordelijke belender (Bollemanssteeg 12) wordt vermeld, kan een rol hebben gespeeld. Overigens is onzeker of genoemde Jacob timmerman eigenaar van Bollemanssteeg 12 is geweest, en daarmee dan allicht de eerste eigenaar. De eerste keer voor zover bekend, dat deze ‘camer’-woning werd verkocht, was in 1616. Gerrijt Henrix, hoofddiaken der armen, trad op als verkoper en Here Bauckes, timmerman, en Rieme Clasedochter waren voor 126 goudguldens de kopers. Het kan zijn dat timmerman Jacob zijn woning had nagelaten aan de diaconie, maar evengoed kan de diaconie bij de bouw betrokken zijn geweest, want de rentmeester van de geestelijke goederen die het beheer voerde over de voormalige kloosterbezittingen was ook hoofddiaken van de armen. De in 1605 vermelde Jacob timmerman moet dan een huurder geweest zijn. Oorspronkelijk was Bollemanssteeg 12 dus een ‘camer’, een pandje van een enkele bouwlaag onder een dwarsgeplaatst zadeldak tussen topgevels, op een grondvlak van circa vijfeneenhalve meter breed bij vierenhalve meter diep.* Het huidige Bollemanssteeg 12 is het resultaat van een ingrijpende verbouwing in de eerste helft van de negentiende eeuw, waarschijnlijk het eerste kwart van die eeuw. De schuifvensters, met een zesruits onder- en een drieruits bovenraam, die ook al zijn te zien op foto’s van vóór de rehabilitatie in 1988, verraden de vroeg-negentiende-eeuwse bouwtijd. Het pand kreeg de gedaante van een volwaardige, maar eenvoudige stadswoning door de toevoeging van een volledige bouwlaag en het plaatsen van een nieuwe voorgevel. Bovendien werd het pand enige meters naar achteren uitgebreid. Het pand heeft aan het exterieur vagelijk stijlkenmerken van het neoclassicisme, timmermans-classicisme. Op enig moment in de twintigste eeuw zijn de twee vensters op de begane grond vervangen door een garagedeur. In 1988 is het pand ingrijpend gerehabiliteerd en kreeg het de woonbestemming terug in opdracht van M. Vijver en M. Platte en naar een plan van de Koöperatieve Architektenwerkplaats (KAW) uit Groningen. De verstorende ingreep is daarbij ongedaan gemaakt en de vensters op de begane grond zijn gereconstrueerd. Bovendien kreeg het pand aan de achterzijde een uitbreiding met een tweelaagse ‘doos’. Ten tijde van de planvorming had het pand nog de oorspronkelijke onbeschoten sporenkap met gordingen, maar deze is vervangen door een nieuwe kapconstructie. De bescherming geldt het casco (exterieur en constructie) uit circa 1600 en de vroege negentiende eeuw. Vergrotingen en opbouwen uit de twintigste eeuw vallen buiten de bescherming. * Voor de ‘camer’-woning als woningtype, zie: Jager, A., Aed Lieuwerd. De constructieve en ruimtelijke ontwikkeling van het woonhuis in Leeuwarden tot circa 1650, Leeuwarden 1999, inz. pp. 195-201. Exterieur: Pand van twee bouwlagen en een hoog, dwarsgeplaatst zadeldak tussen topgevels. Voorgevel van ruim vijfeneenhalve meter breed, verdeeld in drie traveeën. Boven een gepleisterde plint regelmatig, deels gereconstrueerd metselwerk van gemêleerde, naar mangaan neigende bruine baksteen, deels nog met origineel voegwerk van kalkmortel. Het metselwerk is sober versierd met rollagen (koppenlagen) boven de muuropeningen. De muuropeningen zijn recht gesloten. In het zuidelijke travee (rechts) bevindt zich de entreepartij, bestaande uit een (vernieuwde) paneeldeur, een gesneden kalf en een ongedeeld bovenlicht. Het geprofileerde deurkozijn heeft pen-gat verbindingen en dateert nog uit de bouwtijd (XIX-A), maar is onderaan met lassen hersteld. De vensters, op de begane grond gereconstrueerd (1988) maar op de tweede bouwlaag mogelijk (gedeeltelijk) origineel (XIX-A), bestaan uit kozijnen met een hoekprofilering, uitstekende onderdorpels en ramen met negenruits roedeverdeling (zesruits onder- en drieruits bovenramen; raamroeden met kwartrond profiel). De voorgevel wordt beëindigd door een eenvoudige, geprofileerde gootlijst. Het dwarsgeplaatste zadeldak is belegd met nieuwe, oranje ongeglazuurde Hollandse golfpannen (XXd). Op het voorschild staat een eenvoudige, recht gesloten dakkajuit met zesruits draairaam (XXd), op de linkerhoek van de nok een schoorsteen met bord. De voorgevel is niet ingekast in de zijgevels maar ertegenaan geplaatst. Beide zijgevels zijn opgetrokken uit gele baksteen. De noordelijke zijgevel (links) is een deels herstelde, deels vernieuwde tuitgevel met schouders die van geprofileerde dekplaten zijn voorzien. In de lappendeken van metselwerk dateert een klein stuk van circa drie vierkante meter mogelijk nog uit circa 1600. De schuine zijden van de tuitgevel zijn afgelijst met een gemetselde rollaag en hebben een houten deklijst, voorzien van zinken afdekkers. Op de tweede bouwlaag heeft de zijgevel aan de voorzijde een tweelicht-venster en aan de achterzijde een vierruits venster. De zuidelijke zijgevel (rechts) is een puntgevel. Van de achtergevel is de begane grond deels uitgebroken voor een uitbouw (1988). Op de tweede bouwlaag is de achtergevel gepleisterd en voorzien van een brede muuropening naar het dakterras. De gevel is beëindigd met een eenvoudige, geprofileerde gootlijst naar het model van de voorzijde. Interieur: Inpandig is het woonhuis ingrijpend gemoderniseerd en zijn geen historische onderdelen, zoals trappen, noch bijzondere afwerkingen meer aanwezig. Wel is bij de verbouwing in de vroege negentiende eeuw is de oorspronkelijke balklaag tussen de begane grond en zolderverdieping behouden gebleven, bestaande uit eenvoudige en relatief kleine balken zonder hoekprofiel (ca. 1600). Ten behoeve van de uitbreiding aan de achterzijde is de balklaag toentertijd aangevuld met balken met hoekprofiel.

Bron: Fenicks B.V.

Specificaties

Bron: Fenicks B.V.

Eigenschappen

Functies
Functie Hoofdcategorie Subcategorie Functietype Is hoofdfunctie
Woonhuis Oorspronkelijke functie
Adressen
Straat Getal Achtervoegsel Postcode Plaats Locatie Situatie Is hoofdadres
Bollemanssteeg 12 8911DW
Bron: Fenicks B.V.

Tijdlijn Bollemanssteeg 12

Voeg een verhaal over dit monument toe aan de tijdlijn

Weet u meer over dit bijzondere monument of heeft u een herinnering over dit monument? Vul de tijdlijn aan. Deel uw verhaal en houd dit monument springlevend.

Andere monumenten in de buurt

Naar boven